De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 23 oktober pagina 7

23 oktober 1926 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 2577 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND UIT DE NATUUR: VOORDE EENDEN DOOR DR. JAC. P. THIJSSE DE TREK DER PIJLSTAARTEN T N 'de jaren vlak voor den oorlog ringde de Deen ?*? Mortensen op het eiland Fanöeen aantal pijl staart-eenden, die hij daar ving in een eendenkooi en toen weer los liet. Ge kent die pijlstaart. Het is de eend met langen nek en spitsen staart, die in de middelste vijver Van Artis wel dadelijk uw aandacht j trekt. Het mannetje heeft een vaalgrijzen. nek, waar een witte streep zoo aardig tegenop loopt. Het wijfje zwemt meestal rond met een slobeend-woerd. In het wild zien we bij ons de pijlstaart-eenden het meest in den winter op de Zuiderzee, op de plassen, op de groote rivieren. En vele malen vinden we ze ook broedend en dat kunnen dan echte wilde pijlstaart eenden zijn, maar ook wel halftamme lokeenden uit de eendekooien. Dat is niet gemakkelijk uit te maken en de ornithologen kunnen daar genoeglijk over disputeeren. Intusschen wordt in heel serieuze vogelboeken Holland ook gerekend tot het broedgebied van de pijlstaart. Maar het is toch nog meer doortrekland en overwinteringsgebied; dat blijkt duidelijk uit ons kaartje dat ik overgeteekend heb uit het mooie boek van A. Landsborough Thomson: Problems of Bird-Migration. De groote zwarte stip op het kaartje geeft de ligging aan van het eiland Fanö, waar Mortensen dan die pijlstaarten ringde. De kleine zwarte stippen beteekenen pijlstaarten, die daar ter plaatse zijn ge vangen of geschoten, in de maanden van September tot April. De zwarte stippen met een vlaggetje be teekenen pijlstaarten die gevangen of geschoten zijn in het zomerhalfjaar, dus tusschen l April en 30 Sept. Ge ziet nu dat de pijlstaarten die op den trek het eiland Fanöpasseeren, broeden in Noord en OostEuropa en overwinteren in West- en Zuid-Europa. Maar ge ziet nog iets meer en daar hebben onze vrienden in Zweden het dezer dagen nog al druk over. Mortensen ringde 320 pijlstaarten en daarvan werden er niet minder dan 67 geschoten of gevangen. Ze staan niet allemaal op het kaartje; een aantal vielen al dadelijk in de onmiddellijke omgeving van Fanüzelf. Maar van de tweeëndertig wintervangsten, die op het kaartje staan genoteerd, komen er dertien op rekening van Nederland, Belgiëen Noord-Frankrijk en meer dan de helft daarvan op rekening van Neder, land, dat dus een heel gevaarlijke plek voor eenden schijnt te zijn, om het maar eens zacht uit te drukken. Nu hebben wij tot nog toe geleefd in de meening dat de eenden en met name de gewone wilde eend, zoo goed als onuitroeibaar waren. Als je buiten goed rond kijkt, dan zie je haast overaten het heele jaar door, maar in het bijzonder in het voorjaar tal van eenden door de lucht zwieren, zelfs vlak boven Amsterdam. Besluip je in Mei een van onze duinpiassen, dan vindt ge die vaak bevloerd met woerden van allerlei soort en ga je in Augustus op een geschikte plek eens zitten in de rijpende gerst, dan kunt ge er tegen den avond de eenden zien binnenvallen bij dozijnen en de leegc gerstaren vertellen u wel, wat ze er uitvoeren. Ja, ons Holland is een echt eendenland en de eendenjacht is er een zeer genoeglijk en zelfs voordeelig bedrijf. En de eendenkooien, wat heeft Koopmans van Boekeren ze indertijd aantrekkelijk beschreven, maar tegen woordig raken we er toch wel mee verlegen. De eenden leken dus onuitroeibaar. Maar nu komen de Zweden ons vertellen dat daar in Scandinaviëhet aantal broedende eenden merkbaar afneemt en ze vragen ons of wij nu ook eens willen natellen of de eenden nog wel zoo talrijk zijn als vroeger. Ook vinden ze het niet aangenaam, dat alvast op zijn minst twintig percent van hun eenden in de winterkwartieren en op weg naar de winterkwartieren worden gedood en daarvan weer een groot deel door de Hollanders, die toch zulke brave vogelbeschermers heeten te zijn. Ze zien heusch in het buitenland nogal tegen ons op. Daar zitten we nu. Jaren achtereen hebben wij de Franschen en de Italianen gehoond omdat die >mze zangvogeltjes verdelgen en thans ko men wij aan de kaak als moordenaars van de Scandinaafsche eenden. Het is inderdaad een ernstig geval en het geldt niet alleen de eenden, maar alle trekvogels. Die bewonen nu eenmaal tweeërlei gebied en bereizen een belangrijk deel van het wereldrond. Zal er iets van hun be scherming terecht komen, dan dienen ze overal te worden beschermd, niet alleen in het broedgebied, maar ook in de winterkwartieren en op reis. Nu is het niet noodig, dat, omdat de eenden in Scandinavi minder talrijk worden, wij de jacht op de eenden geheel gaan staken, maar wij mogen haar wel beperken. Ons kaartje leert ons dat Frankrijk, Spanje en Itali dan ook moeten meedoen, anders geeft het nog niets. Wij moeten komen tot internationale regeling van vogelbescherming en jacht, gegrond op betrouwbare wetenschappelijke gegevens. In afwachting dat Genève zich hiermede zal bezig houden, zijn in ver schillende landen al comité's gevormd, die deze en dergelijke zaken in studie nemen. Het zal nog wel een poosje duren eer de V'ereenigde Staten van Europa iets kunnen doen voor de vogels van Europa. In Noord-Amerika gaat dat gemakkelijker, vooral sedert Canada samenwerkt met de Vereenigde Staten. Bovendien bestaat daar onder de jagers zelf een geestdriftig streven, om het wild zoo doelmatig moge lijk te beschermen. De American Game Protective Association" met haar leus more game" is een machtig lichaam, dat niet alleen aandringt op de uit vaardiging van werkelijk goede wetten, maar zich zelf ook groote offers getroost voor het nemen van doel matige maatregelen, in de eerste plaats de stichting van veilige overwinteringsplaatsen. In het mooie tijdschrift dat zij eens per kwartaal laat verschijnen, vinden we keer op keer den aankoop of schenking vermeld van meren en moerassen in de Zuidelijke staten, of ook wel een vlammend protest tegen het onnoodig en onvoordeelig droogleggen van meren en vooral is de jaargang 1U25 van belang voor de cam pagne voor de Game Retuge Bill". We moeten dat allemaal maar eens kalmpjes bestudeeren en dan zien, wat we in Europa kunnen doen. Voor de eenden zouden we met een quintuple alliantie tusschen Nederland, België, i rankrijk, Spanje en Italiëal een heel eind kunnen komen. Maar o, die Latijnsche Staten ! KRONIEK VAN DEN DANS DOOR J. W. F. WERUMEUS BUNING XXXIU. De Negerrevut \7 AN den negerdans * die eenmaal rondom den kookpot ging, waar in een van onze zee varende of landverovcrende betovergrootva ders lag, is hier maar een uiterst gering sikkepitje gebleven. Deze New-Yorksche revue troep met haarinWestersche beschaving ge mengd negerbloed van alle schakeeringen, van de lichtste gotidbnüne honigkleur tot de don kerste honiggeurende Brazieltabak, danst acrobatie en stepping a l'Americaine, zoowaar met een oprecht klas siek entrechatje op zijn tijd; een dans die speelde rondom de wieg van den Charleston, die zijn kin- - derjaren al een goede eeuw geleden beleefde op de zuidelijke slavenplantages, maar zijn Europeesche roem behaalde van de planken van het Amerikaansche cabaret. Wat er onvertogen aan was, is door de beste Nederlandsche commissarissen van orde en politie onschadelijk gemaakt en van Josephines schanddaden en buikdans rest juist genoeg om den eerwaarden toeschouwer te doen vermoeden dat het erger zou kunnen toegaan. Wat er verder rest is de aangeboren dansdrift van dit donkerder bloed en dat is veel: de voor dezen dans als geschapen spieren en zenuwen, de onfeilbare zekerheid waarmede deze kleurlingen in de draai kolken van hun muziek onderduiken, er wonderlijke rhythmen en figuren uit opdiepen, de snelheid waar mede zij zulk een kronkelend jaz,:-rhythme te lijf gaan, er mee goochelen, er onder, bcvenover en dwars door heen wandelen :goochelelaais met beweging, die zoodra hun voeten weer op den grond staan, van de oude moeder aarde alweer nieuwe kracht schijnen te krijgen voor een volgenden onvcrmoeiden kuitenflikker. Danskunst op het tooneelV Zeer zeker niet. Eigenlijk behoort het niet op het tooneel: het is wat de dans betreit een feestroesje met allerhande grappen, dat zijn eenige ontwikkelingskans, zijn ritueel, reeds lang verloren heeft en waaromheen men toch eigen lijk nog altijd in een kring zou moeten zitten m zijn handen te klappen. Het is speelsche lust en felheid op rhythme, het is, als wij ons Westersch gemoed te vreden willen stellen, geen kunst. En in zooverre onderstreept het nog eens duidelijk de fatale denkfout van veel modern Westersch kunstdansen, waarbij men rhythmische beweging, het ma teriaal voor den dans, verwisselt met dans-kunst: de vorm, die daaruit geschapen wordt. Dit neemt niet weg, dat men hier wat zin voor ihythme en aan geboren dansvaardigheid betreft, een superioriteit erkennen moet over zér veel artistieke matinees en avonden. Noem het acrobatie; de kwestie is daarmede niet afgedaan in dien zin dat acrobatie minderwaardig zou zijn. In hoogsten vorm kan zij de absolute dans kunst van het ballet worden, in meer gebruikelijken vorm kan zij de prachtige heldere lijn en onfeilbaar heid doen zien van een ambacht, dat zoo oud als de wereld is en dat Ramses II evenzeer boeide als de modernste tooneelhervormer of jazz-enthousiast, al verbond de oude Pharao er geen wereldhervormde theorie of opgeschroefde belangstelling aan. Kort en goed: dit is levend rhythme; het donkere moedeiloog waaruit de kristalheldere bewegingen van den edelsten dans in eeuwenlang proces konden groeien. Maar deze Black-Peóple bewegingen, hoe snel en veranderlijk ook, zijn eentonig en missen dieperen adel, al overtreft de kracht, die in hen leeft, verre menig bloedarm en vergeestelijkt bewegen dat zich voor hoogere danskunst uitgeeft. Stel een van deze goochelaars tegenover een danser als Sakharoff en na een paar seconden blijkt dat de een inderdaad razend staat te spelen met muziek en beweging, terwijl men bij den ander soms den indruk krijgt dat hij met leege handen jongleert. Andersens sprookje van den koning die in zijn hemd liep een vorstenmantel", sire, zei de ministèren ik zie niets" zei het koppige oude vrouwtje wordt hier een schoone parabel. * * % Men is in Europa wat prikkelbaar geworden tegen over zulk een neger-superioriteit; het is niet aangenaan i te vernemen dat een Amerikaansche schoenpoetsersnegerjongen in de meeste gevallen meer dansaanleg heeft dan ons veelbelovend nichtje dat al vier dute jaren den kunstdans beoefent. Men kan zich troosten met het feit dat hier desalniettemin nauwelijks sprake is van negerkunst, maar eenvoudig van die superioriteit, van jorgen levenskracht die een oude beschaving al vaker tijdelijk verbijsterde en verontrustte. Met minder aangeboren dansdrift en meer geschoolde veredeling geeft het Westen dans kunst; maar de schraalheid en bloedarmoede van den Westerschen dans ligt hier, met al de schatten van zijn cultuur, toch wel degelijk in de weegschaal tegen over de onvolgroeïdheid van kinderlijken geest en de zware, rijke druppels primitiever bloed. Zal volksdans en gymnastiek ons redden, zal dit donkere element in de anderen de Westcrsche in vloeden weerstaan of is ook deze levenskracht reeds aan het afnemen: ziedaar zoovele zwaarwichtige vragen waarop deze steppers hun voeten zullen vegen en die zij toch aan de orde brengen. Want het sikkepit je voorhistorisch bloed in dezn dansers kleurt hun beweging toch sterk: zij mogen met den koddigstcn humor hun eigen zware me lancholie en bezeten danslust in het ootje nemen: hel feit dat die humor de eenige superieure geest Is tegenover een louter animale dansroes, valt niet te verbloemen. Deze voor den dans geschapen spieren springen sneller op eiken prikkel der muziek, snel als die van een kat, alsof het om een prooi ging; zij zijn vrijer en losser, de beweging kan er in slaan als een bliksem. het is of zij zelfstandiger levende wezens zijn met eigen begrip, primairder in het reageeren. Maar de langzamer werkende spieren van den Westerling, die duizend iaren meer bewuste ontwikkeling te verwerken hebben in het seconde-onderdeel dat zij tot werken worden geroepen, leerden, bij dat verlies aan tijd, een winst aan wat zij verwerkten; zij kunne» een bezieling gehoorzamen en zijn meer dan etiket. onfeilbare en snelle slaven van het bloed. ,.Tant de choses dans un charleston": neem een tooneelkijker en ontdek de kloofvan den Atlantischen Oceaan tusschen de danswijze van blanke en zwarte dansspierenen kijk er thuis uw Cyperschen kater en de Venus van Milo op aan die beide zulke geheimen al eeuwenlang en tot vervelens toe kennen en beiden in hun sooit eeuwig ?ullen bestaan. BOOTZ' ORANGEADE TRIPLE SEC ??^^ ^*^^ ^*^^ *? ^^??B /o-£>^i /~/^>v» ^t'/j^t SiJr& f~i*nr\*s'/jJ/s*J's&J*-* /**/^^+ ' T/C

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl