De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 30 oktober pagina 12

30 oktober 1926 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

? 'ÖB" GROENE AMSTERDAMMER/WEEKBtAD VOOR NEDERLAND «Nö. 2578 v 1$ :\ l DE VEREENIGING TOT STEUN VAN VERWAAR LOOSDEN EN GEVALLENEN 1886?1926 DOOR P. VAN DER WAL DEZE vereeniging, meestal kortweg tot steun" genoemd, viert heden haar 40-jarig geboorteieest. Ik behoef er niet aan te herinneren, dat haar geboortedatum viel in een tijd van hevige beroering «p kerkelijk gebied. Kort te voren hadden dr. Kuyper «n de zijnen het synodale juk" van zich afgeschud: «en gebeurtenis, die oak niet nagelaten had op de kerkelijke vrijzinnigen diepen indruk te maken. Maar toch hieW men zich binnen den kring van het Vrij zinnig Protestantisme, georganiseerd in den Ned. Protestantenbond, nog met andere problemen bezig. Allereerst vroeg men zich af of, en zoo ja in hoeverre 'de Bond met de sociale aangelegenheden zich mocht of kon bemoeien. In het voorjaar van '86 was op de Vergadering van Moderne Theologen reeds gezegd: Zulk een ?vereeniging, die zich met de zorg voor verwaar loosden en gevallenen bezig houdt en geleid wordt jn onzen geest, zulk een vereeniging moet er komen", «n in den herfst van dat jaar, bij gelegenheid van de algemeene vergadering van den Protestantenbond .? te Nijmegen, werd die voorspelling werkelijkheid. m Nu wij op een 40-jarigen arbeid terug zien, is het leen isch der dankbaarheid de namen te noemen van 'tien, die het pionierswerk hebben verricht en - YOóe het eer?t de leiding op zich hebben genomen. Het waren Dr. G. J. D. Mounier, destijds ijverig lid van de vereeniging tot bestrijding van de prostitutie, die het initiatief nam, verder Prof. Dr. Knappert Sr. <de eerste voorzitter), P. H. Hugenholtz, Dr. Berns, Dr. W. M. Gunning, Dr. Hagen en C. G. Chavannes, van Loenen Martinet, Keiler van Hoorn, A. G. van Anrooy, L. Bouman, Prof. Cannegieter, J. Lohr, J. H. Maronier, Dr. J. Hooykaasjorissen, Dr. J. H. de Ridder en van Deinse, velen daarvan mét klin kende namen in de Moderne Theologie. Dat was geen toevalligheid, want tot Steun" is te beschouwen als een noodzakelijke uiting van Vrijzinnig Protestan tisme. Men voelde, dat men in dezen iets doen moest . ^n dat men dit anders doen moest en doen kon, dan tot nu toe geschiedde. Zeer hoog zag men op tegen hetgeen Pierson in Zetten had tot stand gebracht. Maar bij alle waardeering voor de liefde en offer vaardigheid, daar betoond, voelde men, dat het .Modernisme met zijn hooge waardeering van de vrije persoonlijke vroomheid, ook zijn bijzondere eischen stelde aan de opvoeding van de misdadige en ver waarloosde jeugd. Zonder dwang in godsdienstige gevoelens, wilde men arbeiden in een milden en Christelijken geest en men vertrouwde te zullen slagen, omdat men geloof had in de kracht en de waarde Van het eigen beginsel. Dat beginsel ook heeft deze mannen ertoe geleid hun kracht te zoeken in een methode, die in dien tijd nog vrijwel nieuw was en :waarvoor velen toen huiverig waren: de gezinsverpleging. Dit blijft hun .groote verdienste, dat zij toen reeds ingezien hebben, wat tegenwoordig al gemeen als vanzelfsprekend wordt erkend, dat veel beter dan het beste gesticht", het gezinsleven met zijn individueele leiding, met zijn Warme intimi' teit, waar de opgroeiende menschen staan midden in het volle leven, hen kan vormen tot persoonlijk heden. Zeker, gestichten waren er noodig, omdat het .niet aanging, kinderen aan tucht noch orde gewend, dadelijk in nette gezinnen te plaatsen. Maar die gestichten mochten niet meer zijn dan doorgangs huizen" en moesten zooveel mogelijk het karakter -hebben van gezinnen. In dezen geest is voortgearbeid. En nu, 40 jaar later, rijst de groote vraag: Hebben deze mannen ?gelijk gehad? Laten de nuchtere feiten en cijfers daarop antwoorden. Het Hoofdbestuur en 30 afdeelingsbesturen met gezamenlijk 188 leden strekken hun zorg uit over pl.m. 750 pupillen, van wie slechts ?67 in de 4 doorgangshuizen worden verpleegd. Deze laatste zijn: Beekzicht", te Epe, voor kleine jongens, en te Apeldoorn Oud Veldzicht" voor groote jongens, Nieuw Veldzicht" voor groote en Boschzicht" voor kleine meisjes, de laatste twee gebouwd door de Bazel; 3iet zijn meesterstukjes van architectuur. De winst en verliesrekening alleen van het hoofdbestuur (dat voor de vier tehuizen zorgt en bovendien voor 120 pupillen) toonde over 1925 aan ontvangsten en uit gaven ruim ?200,000. Voor de plaatsing in Vrijz. godsdienstige gezinnen (meestal op het platteland) zorgen meer dan 100 gemachtigden. Dat zijn maar dorre cijfers en feiten. Ze vertellen niets van den weinig gesticht" achtigen frisschen geest, die de heerschende is in de doorgangs huizen, niets van den moeilijken, maar toch ook zoo mooien arbeid van de besturen, niets van het op voedingswerk van gemachtigden en pleegouders, niets vooral van den zegen, dien de vereeniging ge durende haar 40-jarig bestaan gebracht heeft aan ?duizenden van de allerarmsten. De band tusschen besturen en ouders wordt ge-vormd door de gemachtigden. Dezen zoeken ge' schikte gezinnen uit, houden geregeld toezicht, adviseeren in allerlei min of meer gewichtige zaken en verleenen bemiddeling bij de finantieele regelingen. Dikwijls treedt de predikant, de dokter, het hoofd der school als zoodanig op. Zij toch zijn gewoonlijk het best op de hoogte, Welken invloed er van een bepaald gezin kan uitgaan. Een uitnemend gemach tigde is geweest Ds. Knuttel te Terborg, in October 1925 overleden. Gedurende tientallen jaren strekte hij zijn zorg uit over een 70-tal steunkinderen. Zeer terecht roemde de vorige voorzitter Mi. Rutgers van der Loeff aan zijn giaf hem als den grootvader onzer kinderen". Men kan zich ternauwernood een voorstelling maken van den toestand, waarin de stumpers soms verkeeren bij hun opneming. Voor mij ligt een af schrift van een politierapport, een jaar oud. over een meisje van 6 jaar. Het is welsprekend genoeg: De ouders hebben 8 kinderen, dit kind is het 4e; de vader verdient goed, maar drinkt; de moeder is vuil en haveloos. De andere kinderen worden tamelijk goed behandeld, maar op dit zieltje hadden ze de pik; de moeder vooral. Ze moest stellig bedoeld hebben het langzaam dood te laten hongeren. Het werd soms heele dagen met alleen een vuil hemdje aan op de veranda gesloten, zonder eten; wierpen de buren ' het wat toe, dan nam de moeder het af". Natuurlijk is het niet vaak zoo erg, al is het meestal erg genoeg. De direcjies van de huizen en vele ge machtigden zouden er genoeg van kunnen vertellen. Maar zie nu eens, wat er uit datzelfde mishandelde meisje gegroeid is.iHet is een normaal boerenkindgewor. den, geheel n met haar omgeving. Waarschijnlijk is het kind gered. Waarschijnlijk ja, Want waarom hier ,te verzwijgen de teleurstellingen, die soms komen, vooral met het aanbreken van de puberteitsjaren. Het gebeurt wel eens, tlat alle moeite Weggeworpen lijkt. Maar en hier kan niet genoeg op worden gewezen, dat zijn toch hooge uitzonderingen. Uitzonderingen, die buitenstaanders doen zeggen: Het geeft toch niets !" Maar dat is een groote dwaling. Er is dus wel degelijk reden om dankbaar op de afgeloopen 40 jaar terug te zien. Dankbaar maar niet voldaan! Want nog al te Weinig is de vereeniging bekend, nog te weinig wordt ze gedragen door de sympathie van alle vrij zinnig godsdienstigen. Wanneer het 40-jarig jubileum, dat in Amsterdam (op 7 December in den Stads schouwburg) en in vele andere plaatsen zal worden herdacht, eens tot gevolg had, dat de belangstelling voor haar mooie doel eens wat meer gewekt werd, een belangstelling, die zich uittte in daden, dan zou die feest viering geslaagd mogen heeten. Zoo gaat Steun" dan moedig voort, de volgende 40 jaar in, zich richtende naar de spreuk, die van den beginne af haar devies is geweest: Ieder menschenleven heeft een oneindige waarde". Neede, 23 October. SCHILDERKUNST DOOR MR. M. F. HENNUS Mevrouw Kleijntjes-van Osselen en Mejuf frouw B, Stroeve in de Nederlandsche Vrouwenclub, Keizersgracht 580?582 De Nederlandsche Vrouwenclub heeft een rustig zaaltje uitgekozen voor een schilderij-tentoonstelling. Langs de stemmig bekleede wanden hangen bloem stukken en stillevens van Mevrouw Kleijntjes, dier studies van Mejuffrouw Stroeve. Mevrouw Kleijntjes, ieder weet het, kent de geheimen van het penseel; Mejuffrouw Stroeve ge ontwaart het onmiddellijk voelt zich gelukkiger als ze aquarelleert dan als ze schildert. Maar Mejuffrouw Stroeve heeft, menschelijkerwijs gesproken, een langer leven voor zich en in haar aquarellen schuilt een belofte. Doch laten we niet vergelijken. De kunst van Mevrouw Kleijntjes is gerijpt. Zij geeft wat ze heeft. Haar penseelstreek is ge decideerd en zelfbewust. Een groot stilleven een van haar beste werken staat op pooten. Het forsche concludeert ge is eerder haar zaak dan het teedere. Ik geloof dat dit juist is. Erismeerbravourinhaar bloemstukken dan teerheid. Ge zoudt wenschen dat haar bloemen meer en zachter ademden, ook dat ze delicater waren van vorm en kleur. Is Mevrouw Kleijntjes dan grooter coloriste in haar stillevens? Soms. Ik denk aan no. 20: een pot, een kannetje en een flesch. Daar vindt ge een fijnheid en een concentratie die ge elders mist. En wat is een stilleven als het niet doortrokken is van geest? De dieren van Mejuffrouw Stroeve brengen u soms een verrassing. Is zij misschien voor de aquarel geboren? Zij begrijpt de bekoring van haar vochtige materie, haar doorschijnende kleur, haar luchtige factuur. Een aapje (no. 5) is een fijne studie in grijs; er is een duidelijke harmonie tusschen de behandeling en het sentiment, het schijnt volledig weer te geven wat de auteur bedoeld heeft. Men zou zeggen dat dit delicate gevalletje vooral door vrouwen moet worden gewaardeerd. In een ander aapje (1) en een eekhoorntje herkent ge verwante kwaliteiten. De schilderijen brengen een decoratieve neiging duide lijker naar voren, de kleur blijft verzorgd, de factuur verraadt een eerste schrede op dit pad. De Nederlandsche Vrouwenckib gaf een smakelijke tentoonstelling en zij had de goede gedachte om niet met het allerhoogste te beginnen. C O M O E D I A DOOR HENRIK SCHOLTE Het Nieuw Nederlandsch Tooneel:,, Verliefd, verloofd, verdwaald^', door Hanns Sturm HET gezelschap van Saalborn heeft moeite om dit se izoen zijn draai te vinden. En voor een zoo jongen troep is helaas elke première, die zijn bestaans reden niet aantoont, een dubbele stap achteruit. Deze nieuwe klucht bleek te zijn een geestelooze en goedkoope comedy of errors van een oud snoepertje mitgsaders twee jeugdige poenen plus anderhalve maagd, gekruid met veel aftandsche moppen uit oude Fliegende Blatter"-jaargangen, in de Hollandsche vertaling nog weer eens extra aangedikt: alles bij elkaar een vrij ordinair amusement. Amusement zeker. Hanns Sturm, zelf tooneelspeler, weet welke grappigheden het makkelijkst over het voetlicht komen, vooral bij een niet geheel eerste klas publiek. Handigheid is het prul dan ook niet te ontzeggen. Maar wanneer al in de eerste'acte de geforceerd-grappige situatie duidelijk is, zoodat het maar een rekensommetje blijft hoeveel dwaze combi naties mogelijk zijn, dan lachen wij toch niet veel langer dan het zeggen van deze grollen zelf duurt. En naderhand trekken wij onze, door het tegen woordige tooneel anders niet zeer verwende neuzen op. Het is zoo kolossaai-oer-komisch, dit alles. Daar komt bij, dat onderhavige onzin niet gespeeld, noch ook geregisseerd is op een wijze, die deze Dicke Bertha-kanonnade lichter verteerbaar maakt. Het is geen genot om het duo Tourniaire-Gobau den godganschelijken avond kikkersprongen te zien maken, terwijl twee zijden zweetdoekjes, die onophoudelijk dienst doen om hun geagiteerde nekken uit te vegen, de voornaamste attributen zijn. Evenmin is het een genot om dit toch reeds geradbraakt Nederlandsch in de onwaarschijnlijkste dialecten als Hoog-Haarlemmerdijksch te hooren voordragen. Het beste was tenslotte nogKreeft als het schutterige,oude domoortje en Philip de Vries, als de knecht bijdehand en zelf verzekerd. Het Zaterdagavond-publiek in den Hollandschen Schouwburg heeft alles voor zoete koek opgegeten en zat te bulken. Wat een pret, wat een pret! Rolt.-Hofslad Tooneel: ,,Vaarwel Jeugd", door Sandro Camasio en Nino Oxilia Beter geregisseerd, maar tenslotte even onbenullig was de langdradige sentimentaliteit, die het Hofstad ons deze week voorzette. Ik hoop nu maar, dat de beide Italianen authentiek zijn, zoodat wij geen Hollander op deze z.g. studenten-comedie hoeven aan te zien. Misschien is Turijn een achterlijke stad, waar H.B.S.ers en Hans Martin-sujetten zich voor studenten uitgeven en erg dik doen over dochters van hospita's en gesluierde vrouwen, die ongegeneerd hun ,,kast" o wat echt! komen binnenvallen. Hier echter maakt deze aftandsche cliché-kijk op wat het volk de studs" pleegt te noemen, een misplaatsten indruk. Het quasi-getapte type uit dit stuk is van een derge lijke naïeve ploertigheid, dat hij er hier uit zou liggen, vóór hij gelegenheid tot zijn eerste conquête gekregen had. Bovendien wil men dezen infantielen kwast een heldenaureool verleenen door hem als.... stakings leider te laten optreden, wat een ongehoorde dwaas heid is. Een stakende student is een contradictio in terminis. Dit stuk is voorts een derde acte rijk, waarin het afscheid aan het Vrije studentenleven" bezongen wordt in elegieën, die zelfs Oud-Heidelberg" nog in de schaduw stellen. Deze slotacte, met zijn extraongemotiveerde personen en zijn van louter doodheid bijna spookachtige tirades over liefde en collegeloopen, is wel de grootste humbug, die wij in tijden op het tooneel gezien hebben. Zeker probeert het Hofstadtooneel om er door een goede bezetting nog wat leven in te brengen, wat met name in de eerste acte ook wel lukt. Annie van Ees is het charmante tegendeel van den titel. Jan van der Linden als de onhandige opschepper had nu en dan een opvallend aardig moment. Voor de rest traden er een aantal acteurs in op, die waarschijnlijk zelf niet wisten, wat ze in het stuk te maken hadden, maar die er zich zoo goed mogelijk door heen sloegen. Het vaarwel aan deze jeugd valt ons echter niet moeilijk. Vraagt steeds VANOUDS HET BESTE MERK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl