De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 30 oktober pagina 19

30 oktober 1926 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

HO. 2578 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19f U f L L E T O N: SLAAP, KINDJE, SLAAP Vit het Russisch van ANTON TSJECHOW vertaald DOOR A. ROMEIN-VERSCHOOR NACHT. Warjka, het dertien-jarige kindermeisje schommelt de wieg/ waarin het kind ligt en murmelt nauwe lijks hoorbaar: Slaap, kindje, slaap Daar buiten loopt een schaap.... Vóór het heiligen-beeld brandt een groen lampje; dwars door de kamer, van den nen hoek naar den andere is een lijn gespannen, waaraan luiers hangen en een grocte,zwarte broek. De lamp werpt op de zoldering een groote groene plek cn van de luiers en de broek vallen lange schaduwen op de kachel, op de wieg, op Warjka Als het lampje begint te flikkeren, krijgen ook de groene plek en de schaduwen leven en gaan bewegen als door een windvlaag. Het is benauwd. Het ruikt naar koolsoep en naar schoenmakersgerei. Het kind huilt. Het is allang heesch en uitgeput van het huilen, maar het schreeuwt nog altijd en niemand weet, wanneer het bedaren zal. En Warjka heeft slaap. Haar oogen vallen dicht, haar hoofd wordt zwaar, haar nek doet pijn. Ze kan haar lippen en oogleden niet meer bewegen en haar gezicht schijnt te verdrogen, tot hout te worden; het is alsof haar hoofd kleiner wordt, zoo klein als een spelde-knop. Slaap, kindje, slaap, murmelt ze, een schaap met witte voetjes In den kachel tsjirpt een krekel. In de aangrenzende kamer, achter de deur, snerken de baas en Afanassij de knecht. De wieg piept klagelijk, Warjka zelf neuriet en dat alles smelt samen tot een nachtelijke, doezelig-makende mu ziek, waar het zoo prettig naar luisteren is, als je in bed ligt. Nu is die muziek alleen maar irriteerend en neerdrukkend, omdat ze haar naar den slaap toedrijft, en ze mag niet slapen; wanneer Warjka wat God verhoede in slaap viel, zou de vrouw haar half dood slaan. Het lampje flikkert. De groene vlek en de schaduwen rekken zich, ze kruipen Warjka's half-open onbewegelijke oogen in en in haar doezelig brein vervormen ze zich tot nevelige voorstellingen. Zij ziet donkere wolken, die elkaar najagen langs den hemel en schreeuwen als kin deren. Maar dan blaast de wind, de wolken wijken uiteen en Warjka ziet een breeden straatweg, met dunnen modder bedekt. Langs den weg trekken rijen wagens, haasten zich menschen voort met zakken op hun rug, schuiven allerlei schaduwen voor- en achteruit; aan beide zijden is door den kouden, grimmigen nevel heen. het bosch zichtbaar. Plotse ling vallen de menschen met hun rug zakken en hun schaduwen op de grond in den dunnen modder. ,Waarom is dat?' vraagt Warjka. slapen, slapen," antwoorden ze haar. Ze vallen vast in slaap, ze slapen vredig en op de tele graafdraden zitten raven en eksters die als kinderen schreeuwen en hen trachten op te schrikken. , Slaap, kindje, slaap murmelt Warjka en nu ziet ze zich weer in een donkere benauwde boerenhut. Op den grond wentelt zich Jefim Stjepanow haar vaaer, die nu al lang dood is. Ze ziet hem niet, maar ze hoort hoe hij van pijn over de grond rolt en steunt. Zijn breuk speelde weer op", /.ooals hij zei. De pijn is zoo hevig, dat hij geen woord uit kan brengen, maar alleen de lucht inzuigt en met zijn tanden een soort roffel slaat: Boe-boe-boe-boe. Moeder Pjelagjaja was naar het Heerenhuis geloopen om te zeggen, dat Jefim op sterven lag. Ze is al lang weg en had al terug moeten zijn. Warjka ligt op de kachel, maar ze slaapt niet en luistert naar het boe-boe-boe van haar vader. Maar nu hoor je buiten iemand komen aanrijden. Dat is de jonge dokter, dien ,ze naar hen toesturen van het Huis, waar.hij uit de stad op bezoek is. De dokter komt de hut binnen; je kunt hem niet zien in het duiste;, maar je hoort hem hoesten en de deur dichtslaan. Steek toch licht aan zegt hij. Boe, boe, boe antwoordt Jefim. Pjelagjeja vliegt naar de kachel en begint de scherf met lucifers te zoeken. Een minuut gaat in stilte voorbij. De dokter grabbelt in zijn zakken en steekt zijn eigen lucifer aan. Dadelijk, vadertje, dadelijk, zegt Pjelagjeja, vliegt de hut uit naar buiten en komt een tijdje later terug met een stompje kaars. Jefim's wangen zijn vuurrood, zijn oogen schitteren en zijn blik is zoo buitengewoon doordringend, alsof hij dwars door de hut en door den dokter heen zag. ??Zoo, wat is er nu aan de hand? Hoe kom je daar zoo bij? zegt de dokter over hem heen buigend. ??Ah, juist, heb je dat al lang? Wat? Ik ga dood, mijnheer, mijn tijd is voorbij * het is met mij ge daan. ... Wat een onzin We zullen je wel beter maken. ? Zooals U wenscht, mijnheer, we zijn \) eeuwig dankbaar, maar we weten het Als de dood komt, dan komt hij. De dokter is een kwa'rtier met Jefim bezig; dan richt hij zich op en zegt: Ik kan er zoo niets aan doen Je moet naar het ziekenhuis overge bracht, daar zullen ze je opereeren. Je moet dadelijk weggebracht on middellijk ! Het is wel een beetje laat, in het ziekenhuis zal alles al slapen, maar dat hindert niet, ik zal je een briefje meegeven. Hoor je? ? Vadertje, waarmee moet hij er heen gebracht? Wij hebben geen paard. Dat hindert niet, ik zal het den Heer vragen, hij zal wel een paard geven. De dokter gaat heen, de kaars dooft uit en weer hoor je het: boe-boe-boe. Na een half uur komt iemand het erf op rijden. Dat is de,wagen, dien de Heer gestuurd heeft om Jefim naar het zie kenhuis te brengen. Jefim maakt zich klaar en rijdt weg Eindelijk breekt een mooie, klare morgen aan. Pjelagjeja is niet thuis: zij is naar het ziekenhuis om te hooren, hoe het met Jefim gaat. Ergens huilt een kind en Warjka hoort, hoe iemand met haar eigen stem zingt: Slaap, kindje, slaap Pjelagjeja komt thuis, ze bekruist zich en fluistert: Vannacht hebben ze zijn breuk weer heel gemaakt; maar toen het dag werd heeft hij God zijn ziel bevolen Hemelsche Almacht, laat hem in vrede rusten.... Ze zeiden, dat ze hem te laat hadden gekregen dat het vroeger had gemoeten " Warjka gaat het bosch in om daar te huilen, maar plotseling slaat iemand haar zoo hard in haar nek, dat ze met haar voorhoofd tegen een berk aanvalt. Ze slaat de oogen op en vóór haar staat haar meester, de schoenmaker. Wat mankeert je, ongeluk? zegt hij. Het kind huilt en jij slaapt? Pijnlijk trekt hij haar aan haar oor, zij schudt 'r hoofd, schommelt de wieg en zoemt haar liedje. De groene plek en de schaduwen van broek en luiers schommelen weer, wenken haar en beheerschen spoedig weer haar denken. Weer ziet ze den straatweg, met dunnen modder bedekt. De menschen met de zakken op hun rug en de schaduwen zijn weer gaan liggen en slapen vast. Warjka kijkt naar hen en krijgt een hevig ver langen om te gaan slapen; ze zou zich o, zoo graag hebben neergelegd, maar haar moeder loopt naast haar en jaagt haar voort. Zij beiden trekken naar de stad om een dienst te zoeken. Om Christus' wil een aalmoes! vraagt moeder aan de voorbijgangers, wees barmhartig, edele heeren! Geef het kind hier! antwoordt haar een bekende stem. Geef het kind hier ! herhaalt dezelfde stem, maar nu al boos en hatelijk: Slaap je, mormel? Warjka springt op, kijkt rond en begrijpt wat er gebeurt: er is geen straat weg, geen moeder, maar midden in de kamer staat alleen haar meesteres, die gekomen is om haar kind te voeden. Terwijl de dikke, breedgeschouderde vrouw haar kind zoogt en tot rust brengt, staat Warjka toe te kijken en wacht tot ze klaar is. En achter de vensters wordt de lucht al blauwig, de schaduwen en de groene plek op den zolder verbleeken merkbaar. Het zal gauw ochtend zijn. Pak eens aan! zegt de vrouw en ze knoopt haar hemd over haar borst dicht. Hij huilt. Ze hebben dat kind behekst, geloof ik. Warjka neemt het kind aan, legt het in de wieg en begint het weer te schom melen. De groene plek en de schaduwen verdwijnen langzamerhand en niemand dringt meer haar gedachten binnen- om daar verwarring te stichten. Maar slaap heeft ze nog als tevoren, vreeselijke slaap! Warjka legt haar hoofd op de rand van de wieg en schommelt 'm met haar heele lichaam om de slaap te overwinnen, maar toch vallen haar oogen dicht en wordt haar hoofd zwaar. Warjka, maak de kachel aan! klinkt de stem van de baas achter de deur. Dat beteekent, dat het tijd. !s om op te staan en aan het werk tégaan. Warjka laat de wieg los en gaat naar de schuur om hout. Zij is blij. Wanneer je loopt en draaft, wordt je niet zoo slaperig als wanneer je zit. Ze draagt het hout aan, maakt vuur en ze voelt, hoe haar verstarde gezicht zich weer ontspant en haar gedachten verhelderen. Warjka, zet de samowar klaar ! roept de vrouw. Warjka hakt spaanders, maar nauwe lijks heeft ze ze aan kunnen steken en in de samowar gestopt, of er klinkt al weer een nieuw bevel: Warjka, poets de overschoenen van den baas ! Zij gaat op den grond zitten, poetst de overschoenen en ze denkt, dat ze graag haar hoofd in zoo'n grooten breeden overschoen zou stoppen om zoo even in te dommelen En plotseling begint de overschoen te groeien, zwelt op, vult de heele kamer; Warjka laat de borstel vallen, maar dadelijk schudt ze haar hoofd, spert de oogen open en probeert zoo te kijken, dat de dingen niet gaan groeien en niet voor haar oogen bewegen. Warjka, ga de stoep buiten schrob ben, dat kan zoo niet voor de klanteji! Warjke schrobt de stoep, ruimt de kamers op, dan maakt ze de andere kachel aan en loopt de winkel na. Er is veel werk, geen minuut is ze vrij. Maar niets is zoo moeilijk als op n plaats voor de keukentafel blijven staan en aardappels schillen. Haar hoofd zinkt naar de tafel, de aardappels wemelen voor haar oogen, het mes glijdt uit haar hand en om haar heen loopt de dikke, norscKe huisvrouw met opgestroopte mouwen en praat zóó hard, dat haar ooren suizen. Een marte ling is het ook het eten op te dienen, te wrijven, te naaien. Er zijn oogenblikken, waarop ze zonder verder naar iets om te kijken, op den grond zou willen gaan liggen en slapen. De dag gaat voorbij. Warjka ziet de vensters donker worden, ze wrijft haar strak geworden slapen en glimlacht zonder te weten waarom. Het avondlijk duister streelt haar dichtvallende oogen en belooft haar een spoedigen, vasten slaap, 's Avonds komt er bezoek voor de familie. Warjka, zet de samowar klaar, roept de huisvrouw. De samowar is klein en voor dat alle gasten thee gedronken hebben, moet hij vijf keer op nieuw worden aangestoken. Na de thee staat Warjka een uur lang ? op dezelfde plaats naar de gasten te kijken en bevelen af te wachten. Warjka, ga eens gauw om drie f leschjes bier! Ze richt zich van haar plaats en probeert zoo vlug mogelijk te loopen om den slaap te verdrijven. Warjka, ga eens gauw wodka halen! Warjka, waar is de kurkentrekker? Warjka, maak de haring eens schoon Maar eindelijk zijn de gasten weg; de lichten worden uitgedaan, de familie gaat slapen. Warjka, wieg het kind! klinkt het laatste bevel. In de kachel tsjirpt een krekel, de groene plek en de schaduwen van broek OVERHEMDEN NAAR MAAT FR. SINEMUS 20 Lcidschcstraat 22 - Amsterdam OCCASIONBRILJANTEN koopt U in den Haag het vpordeeligst bij de sinds 1888 gevestigde en vertrouwde Juweliersfirma J* v. Willigen 6 Zonen beëed. Taxateur & Makelaar Hoek Piet-Hein-Zoutmanstr. STOOMWASSCHERIJ ,H E T ZUIDEN" PIETER AERTSZSTRAAT 68?74 Telefoon 22365 is uw adres voor het behandelen uwer wasch, zoowel droog toegeslagen als opgemaakt. Concurreerende prijzen en spoedige aflevering. Vraagt prijsopgave. NEIDIG 6 VAN ELVEN. Complete Badkamer van af f 285.?. Prima drukautomaat, Bad, Kranen, Bidet, Waschtafel met marmer en spiegel. G, l DE KONING 8 ZOON Keizersgracht 447, A'datn en luiers kruipen weer Warjka's half gesloten oogen binnen, warrelen voor haar geest en v3erduisteren haar ge dachten Slaap, kindje, slaap.... murmelt ze, daar buiten loopt een schaap.... En het kind schreeuwt, het raakt uit geput van het schreeuwen. Warjka ziet weer den modderigen straatweg, de men schen met de rugzakken, haar moeder, haar vader. Ze begrijpt alles, ze herkent ze allen, maar in haar doezeligheid kan ze maar niet vatten welke macht haar aan handen en voeten geboeid houdt, haar neerdrukt en haar niet wil laten leven. Zij kijkt rond, ze zoekt die macht, om zich ervan te bevrijden, maar ze vindt niets. Eindelijk, afgemarteld, scherpt ze haar blikken met al haar kracht, ze kijkt omhoog naar de warre lende groene plek, ze luistert naar het geschreeuw en ??ze vindt den vijand, die haar niet wil laten leven. Dat is de vijand het kind. Ze lacht. Ze verbaast zich, dat ze zoo iets eenvoudigs niet eerder kon beden ken ! De groene plek, de schaduwen en de krekel schijnen ook te lachen en zich te verbazen. Een waanzinnige gedachte grijpt Warjka aan. Ze staat op van haar krukje en loopt met een breeden glimlach en starre oogen de kamer door. Het geeft haar een voldaan, plezierig-kittelend gevoel, dat ze dadelijk bevrijd zal zijn van dat kind, dat haar aan handen en voeten gebonden houdt.... Het kind dooden en dan slapen, slapen, slapen.... Warjka lacht, ze knipoogt tegen de groene plek en dreigt 'm met haar vinger, ze sluipt naar de wieg en buigt zich over het kind. Ze wurgt het, legt zich dan snel op den grond, lacht van vreugde, dat ze slapen kan en een minuut later slaapt ze al, vast als een doode....

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl