Historisch Archief 1877-1940
HO. 2578
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19f U f L L E T O N:
SLAAP, KINDJE, SLAAP
Vit het Russisch van ANTON TSJECHOW vertaald
DOOR A. ROMEIN-VERSCHOOR
NACHT. Warjka, het dertien-jarige
kindermeisje schommelt de wieg/
waarin het kind ligt en murmelt nauwe
lijks hoorbaar:
Slaap, kindje, slaap
Daar buiten loopt een schaap....
Vóór het heiligen-beeld brandt een
groen lampje; dwars door de kamer, van
den nen hoek naar den andere is een
lijn gespannen, waaraan luiers hangen en
een grocte,zwarte broek. De lamp werpt
op de zoldering een groote groene plek
cn van de luiers en de broek vallen lange
schaduwen op de kachel, op de wieg, op
Warjka Als het lampje begint te
flikkeren, krijgen ook de groene plek en
de schaduwen leven en gaan bewegen
als door een windvlaag. Het is benauwd.
Het ruikt naar koolsoep en naar
schoenmakersgerei.
Het kind huilt. Het is allang heesch en
uitgeput van het huilen, maar het
schreeuwt nog altijd en niemand weet,
wanneer het bedaren zal. En Warjka
heeft slaap. Haar oogen vallen dicht,
haar hoofd wordt zwaar, haar nek doet
pijn. Ze kan haar lippen en oogleden
niet meer bewegen en haar gezicht
schijnt te verdrogen, tot hout te
worden; het is alsof haar hoofd kleiner
wordt, zoo klein als een spelde-knop.
Slaap, kindje, slaap, murmelt
ze, een schaap met witte voetjes
In den kachel tsjirpt een krekel. In de
aangrenzende kamer, achter de deur,
snerken de baas en Afanassij de knecht.
De wieg piept klagelijk, Warjka zelf
neuriet en dat alles smelt samen tot
een nachtelijke, doezelig-makende mu
ziek, waar het zoo prettig naar luisteren
is, als je in bed ligt. Nu is die muziek
alleen maar irriteerend en neerdrukkend,
omdat ze haar naar den slaap toedrijft, en
ze mag niet slapen; wanneer Warjka
wat God verhoede in slaap viel, zou
de vrouw haar half dood slaan.
Het lampje flikkert. De groene vlek
en de schaduwen rekken zich, ze kruipen
Warjka's half-open onbewegelijke oogen
in en in haar doezelig brein vervormen
ze zich tot nevelige voorstellingen. Zij
ziet donkere wolken, die elkaar najagen
langs den hemel en schreeuwen als kin
deren. Maar dan blaast de wind, de
wolken wijken uiteen en Warjka ziet een
breeden straatweg, met dunnen modder
bedekt. Langs den weg trekken rijen
wagens, haasten zich menschen voort
met zakken op hun rug, schuiven allerlei
schaduwen voor- en achteruit; aan beide
zijden is door den kouden, grimmigen
nevel heen. het bosch zichtbaar. Plotse
ling vallen de menschen met hun rug
zakken en hun schaduwen op de grond in
den dunnen modder. ,Waarom is dat?'
vraagt Warjka. slapen, slapen,"
antwoorden ze haar. Ze vallen vast in
slaap, ze slapen vredig en op de tele
graafdraden zitten raven en eksters die
als kinderen schreeuwen en hen trachten
op te schrikken.
, Slaap, kindje, slaap murmelt
Warjka en nu ziet ze zich weer in een
donkere benauwde boerenhut.
Op den grond wentelt zich Jefim
Stjepanow haar vaaer, die nu al lang dood is.
Ze ziet hem niet, maar ze hoort hoe hij
van pijn over de grond rolt en steunt.
Zijn breuk speelde weer op", /.ooals
hij zei. De pijn is zoo hevig, dat hij geen
woord uit kan brengen, maar alleen de
lucht inzuigt en met zijn tanden een
soort roffel slaat: Boe-boe-boe-boe.
Moeder Pjelagjaja was naar het
Heerenhuis geloopen om te zeggen, dat
Jefim op sterven lag. Ze is al lang weg
en had al terug moeten zijn. Warjka
ligt op de kachel, maar ze slaapt niet en
luistert naar het boe-boe-boe van haar
vader. Maar nu hoor je buiten iemand
komen aanrijden. Dat is de jonge dokter,
dien ,ze naar hen toesturen van het Huis,
waar.hij uit de stad op bezoek is. De
dokter komt de hut binnen; je kunt
hem niet zien in het duiste;, maar je
hoort hem hoesten en de deur dichtslaan.
Steek toch licht aan zegt hij.
Boe, boe, boe antwoordt
Jefim.
Pjelagjeja vliegt naar de kachel en
begint de scherf met lucifers te zoeken.
Een minuut gaat in stilte voorbij. De
dokter grabbelt in zijn zakken en steekt
zijn eigen lucifer aan.
Dadelijk, vadertje, dadelijk, zegt
Pjelagjeja, vliegt de hut uit naar buiten
en komt een tijdje later terug met een
stompje kaars.
Jefim's wangen zijn vuurrood, zijn
oogen schitteren en zijn blik is zoo
buitengewoon doordringend, alsof hij
dwars door de hut en door den dokter
heen zag.
??Zoo, wat is er nu aan de hand?
Hoe kom je daar zoo bij? zegt de
dokter over hem heen buigend. ??Ah,
juist, heb je dat al lang?
Wat? Ik ga dood, mijnheer, mijn
tijd is voorbij * het is met mij ge
daan. ...
Wat een onzin We zullen je
wel beter maken.
? Zooals U wenscht, mijnheer, we
zijn \) eeuwig dankbaar, maar we weten
het Als de dood komt, dan komt hij.
De dokter is een kwa'rtier met Jefim
bezig; dan richt hij zich op en zegt:
Ik kan er zoo niets aan doen
Je moet naar het ziekenhuis overge
bracht, daar zullen ze je opereeren. Je
moet dadelijk weggebracht on
middellijk ! Het is wel een beetje laat,
in het ziekenhuis zal alles al slapen,
maar dat hindert niet, ik zal je een
briefje meegeven. Hoor je?
? Vadertje, waarmee moet hij er
heen gebracht? Wij hebben geen paard.
Dat hindert niet, ik zal het den Heer
vragen, hij zal wel een paard geven.
De dokter gaat heen, de kaars dooft
uit en weer hoor je het: boe-boe-boe.
Na een half uur komt iemand het erf
op rijden. Dat is de,wagen, dien de Heer
gestuurd heeft om Jefim naar het zie
kenhuis te brengen. Jefim maakt zich
klaar en rijdt weg
Eindelijk breekt een mooie, klare
morgen aan. Pjelagjeja is niet thuis: zij
is naar het ziekenhuis om te hooren, hoe
het met Jefim gaat. Ergens huilt een
kind en Warjka hoort, hoe iemand met
haar eigen stem zingt:
Slaap, kindje, slaap
Pjelagjeja komt thuis, ze bekruist
zich en fluistert:
Vannacht hebben ze zijn breuk
weer heel gemaakt; maar toen het dag
werd heeft hij God zijn ziel bevolen
Hemelsche Almacht, laat hem in vrede
rusten.... Ze zeiden, dat ze hem te
laat hadden gekregen dat het
vroeger had gemoeten "
Warjka gaat het bosch in om daar
te huilen, maar plotseling slaat iemand
haar zoo hard in haar nek, dat ze met
haar voorhoofd tegen een berk aanvalt.
Ze slaat de oogen op en vóór haar
staat haar meester, de schoenmaker.
Wat mankeert je, ongeluk? zegt
hij. Het kind huilt en jij slaapt?
Pijnlijk trekt hij haar aan haar oor,
zij schudt 'r hoofd, schommelt de wieg
en zoemt haar liedje. De groene plek
en de schaduwen van broek en luiers
schommelen weer, wenken haar en
beheerschen spoedig weer haar denken.
Weer ziet ze den straatweg, met dunnen
modder bedekt. De menschen met de
zakken op hun rug en de schaduwen zijn
weer gaan liggen en slapen vast. Warjka
kijkt naar hen en krijgt een hevig ver
langen om te gaan slapen; ze zou zich
o, zoo graag hebben neergelegd, maar
haar moeder loopt naast haar en jaagt
haar voort. Zij beiden trekken naar de
stad om een dienst te zoeken.
Om Christus' wil een aalmoes!
vraagt moeder aan de voorbijgangers,
wees barmhartig, edele heeren!
Geef het kind hier! antwoordt
haar een bekende stem. Geef het kind
hier ! herhaalt dezelfde stem, maar nu
al boos en hatelijk: Slaap je, mormel?
Warjka springt op, kijkt rond en
begrijpt wat er gebeurt: er is geen straat
weg, geen moeder, maar midden in de
kamer staat alleen haar meesteres, die
gekomen is om haar kind te voeden.
Terwijl de dikke, breedgeschouderde
vrouw haar kind zoogt en tot rust brengt,
staat Warjka toe te kijken en wacht tot
ze klaar is. En achter de vensters wordt
de lucht al blauwig, de schaduwen en de
groene plek op den zolder verbleeken
merkbaar. Het zal gauw ochtend zijn.
Pak eens aan! zegt de vrouw en
ze knoopt haar hemd over haar borst
dicht. Hij huilt. Ze hebben dat kind
behekst, geloof ik.
Warjka neemt het kind aan, legt het
in de wieg en begint het weer te schom
melen. De groene plek en de schaduwen
verdwijnen langzamerhand en niemand
dringt meer haar gedachten binnen- om
daar verwarring te stichten. Maar slaap
heeft ze nog als tevoren, vreeselijke
slaap! Warjka legt haar hoofd op de
rand van de wieg en schommelt 'm met
haar heele lichaam om de slaap te
overwinnen, maar toch vallen haar
oogen dicht en wordt haar hoofd zwaar.
Warjka, maak de kachel aan!
klinkt de stem van de baas achter de
deur.
Dat beteekent, dat het tijd. !s om
op te staan en aan het werk tégaan.
Warjka laat de wieg los en gaat naar de
schuur om hout. Zij is blij. Wanneer je
loopt en draaft, wordt je niet zoo slaperig
als wanneer je zit. Ze draagt het hout
aan, maakt vuur en ze voelt, hoe haar
verstarde gezicht zich weer ontspant
en haar gedachten verhelderen.
Warjka, zet de samowar klaar !
roept de vrouw.
Warjka hakt spaanders, maar nauwe
lijks heeft ze ze aan kunnen steken en
in de samowar gestopt, of er klinkt al
weer een nieuw bevel:
Warjka, poets de overschoenen
van den baas ! Zij gaat op den grond
zitten, poetst de overschoenen en ze
denkt, dat ze graag haar hoofd in zoo'n
grooten breeden overschoen zou stoppen
om zoo even in te dommelen En
plotseling begint de overschoen te
groeien, zwelt op, vult de heele kamer;
Warjka laat de borstel vallen, maar
dadelijk schudt ze haar hoofd, spert de
oogen open en probeert zoo te kijken,
dat de dingen niet gaan groeien en niet
voor haar oogen bewegen.
Warjka, ga de stoep buiten schrob
ben, dat kan zoo niet voor de klanteji!
Warjke schrobt de stoep, ruimt de
kamers op, dan maakt ze de andere
kachel aan en loopt de winkel na. Er is
veel werk, geen minuut is ze vrij.
Maar niets is zoo moeilijk als op n
plaats voor de keukentafel blijven staan
en aardappels schillen. Haar hoofd
zinkt naar de tafel, de aardappels
wemelen voor haar oogen, het mes
glijdt uit haar hand en om haar heen
loopt de dikke, norscKe huisvrouw met
opgestroopte mouwen en praat zóó
hard, dat haar ooren suizen. Een marte
ling is het ook het eten op te dienen, te
wrijven, te naaien. Er zijn oogenblikken,
waarop ze zonder verder naar iets om
te kijken, op den grond zou willen gaan
liggen en slapen.
De dag gaat voorbij. Warjka ziet de
vensters donker worden, ze wrijft haar
strak geworden slapen en glimlacht
zonder te weten waarom. Het avondlijk
duister streelt haar dichtvallende oogen
en belooft haar een spoedigen, vasten
slaap, 's Avonds komt er bezoek voor
de familie.
Warjka, zet de samowar klaar,
roept de huisvrouw.
De samowar is klein en voor dat alle
gasten thee gedronken hebben, moet hij
vijf keer op nieuw worden aangestoken.
Na de thee staat Warjka een uur lang
? op dezelfde plaats naar de gasten te
kijken en bevelen af te wachten.
Warjka, ga eens gauw om drie
f leschjes bier!
Ze richt zich van haar plaats en
probeert zoo vlug mogelijk te loopen
om den slaap te verdrijven.
Warjka, ga eens gauw wodka
halen! Warjka, waar is de
kurkentrekker? Warjka, maak de haring eens
schoon
Maar eindelijk zijn de gasten weg;
de lichten worden uitgedaan, de familie
gaat slapen.
Warjka, wieg het kind! klinkt
het laatste bevel.
In de kachel tsjirpt een krekel, de
groene plek en de schaduwen van broek
OVERHEMDEN
NAAR MAAT
FR. SINEMUS
20 Lcidschcstraat 22 - Amsterdam
OCCASIONBRILJANTEN
koopt U in den Haag het
vpordeeligst
bij de sinds 1888 gevestigde
en vertrouwde Juweliersfirma
J* v. Willigen 6 Zonen
beëed. Taxateur & Makelaar
Hoek Piet-Hein-Zoutmanstr.
STOOMWASSCHERIJ
,H E T ZUIDEN"
PIETER AERTSZSTRAAT 68?74
Telefoon 22365
is uw adres voor het behandelen uwer
wasch, zoowel droog toegeslagen als
opgemaakt. Concurreerende prijzen en
spoedige aflevering. Vraagt prijsopgave.
NEIDIG 6 VAN ELVEN.
Complete Badkamer
van af f 285.?.
Prima drukautomaat, Bad, Kranen, Bidet,
Waschtafel met marmer en spiegel.
G, l DE KONING 8 ZOON
Keizersgracht 447, A'datn
en luiers kruipen weer Warjka's half
gesloten oogen binnen, warrelen voor
haar geest en v3erduisteren haar ge
dachten
Slaap, kindje, slaap.... murmelt
ze, daar buiten loopt een schaap....
En het kind schreeuwt, het raakt uit
geput van het schreeuwen. Warjka ziet
weer den modderigen straatweg, de men
schen met de rugzakken, haar moeder,
haar vader. Ze begrijpt alles, ze herkent
ze allen, maar in haar doezeligheid kan
ze maar niet vatten welke macht haar
aan handen en voeten geboeid houdt,
haar neerdrukt en haar niet wil laten
leven. Zij kijkt rond, ze zoekt die macht,
om zich ervan te bevrijden, maar ze
vindt niets. Eindelijk, afgemarteld,
scherpt ze haar blikken met al haar
kracht, ze kijkt omhoog naar de warre
lende groene plek, ze luistert naar het
geschreeuw en ??ze vindt den vijand, die
haar niet wil laten leven.
Dat is de vijand het kind.
Ze lacht. Ze verbaast zich, dat ze zoo
iets eenvoudigs niet eerder kon beden
ken ! De groene plek, de schaduwen en
de krekel schijnen ook te lachen en zich
te verbazen.
Een waanzinnige gedachte grijpt
Warjka aan. Ze staat op van haar krukje
en loopt met een breeden glimlach en
starre oogen de kamer door. Het geeft
haar een voldaan, plezierig-kittelend
gevoel, dat ze dadelijk bevrijd zal zijn
van dat kind, dat haar aan handen en
voeten gebonden houdt.... Het kind
dooden en dan slapen, slapen, slapen....
Warjka lacht, ze knipoogt tegen de
groene plek en dreigt 'm met haar vinger,
ze sluipt naar de wieg en buigt zich over
het kind. Ze wurgt het, legt zich dan
snel op den grond, lacht van vreugde,
dat ze slapen kan en een minuut later
slaapt ze al, vast als een doode....