Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
?toekeken dat er niemand kwam om inboedel te redden
«rf -hét vuur te blusschen. Om een haverklap gingen
ministers op de vlucht voor den toorn der studenten.
Dat ambtenaren van een departement bij gebrek aan
een ministerlijk slachtoffer, slaag kregen, _kwam
vrij vaak voor.
Dat heeft tenslotte tot allerlei ongelukken geleid.
Men had de jonge lui zoolang de vrije hand gelaten,
tot zij zonder bloedvergieten niet meer te beteugelen
waren. .Toen men maatregelen ging nemen vielen er
onmiddellijk vele tientallen dooden. Want de Chinees,
met zijn aanleg voor lijdelijk verzet, heeft weinig
- -afschrik voor het martelaarschap. En een
menschenleven ielt niet bijster veel.
- De Chinees is niet martiaal. Geef hem een geweer
In handen en gij drijft hem gemakkelijk op de vlucht.
Bij betoogingen echter heeft men gezien, hoe
onge?wapenden zich haast opzettelijk aan geweervuur
blootstelden:
De studenten waren en zijn de drijfkracht van iedere
beweging in China. Zonder hun aansporing en zonder
<le vrees voor hun gewelddadigheden zou er geen van
?de door Japanners en westerlingen zoo gevreesde
*oycott's mogelijk zijn. Hun toezicht is fel en
mee?doogentóos. Wie niet uit nationaal gevoel meedoet,
<teet het iiit angst.
Deze tyrannie der studenten is te bedenkelijker, als
men ziet, wat zich in China voor student uitgeeft.
Men is erg royaal met den naam van universiteit.
Wij zouden in de meeste gevallen van middelbare
school spreken, soms ook dat niet eens. Ik heb in
studentenbetogingen jongetjes zien meeloopen van
zeker niet ouder dan 12 jaar. Dat waren geen
bijJoopers, want ook zij droegen, volgens 's lands op
vattingen terecht, den naam van student. Q
Bijzonder onverkwikkelijk zagen de
meisjesstu«denten eruit in dergelijke betoogingen. Het was een
?grof en slonzig soort van Chineesche jonge vrouwen,
«enigszins verbluffende vertegenwoordigsters van
het vrouwelijk intellect in het verre Oosten.
Als men een dergelijke betooging langs zich zag
"voorbijtrekken, dan kori men niet anders dan met
schrik eraan denken, dat er in de laatste jaren 'een
periode was geweest, waarin dergelijke troepen
Peking en de politiek van Peking feitelijk beheerschten,
dat Chineesche staatslieden spraken en handelden
?onder den invloed van de vrees, die deze ten deele zeer
jeugdige en ten deele ook heel weinig intellectueel
aandoende jonge en ook wel oudere lieden hun
inboezemden.
Dezen beschouwden betoogen als hun
vaderlandsche plicht. Toen de tijd van het examen naderde,
begrepen zij wel dat het met hun kennis droevig
gesteld zou zijn. Want zij hadden al hun tijd gewijd
aan politieke discussie, politieke opwindingen en
politieke betooging. Maar geen nood: ook daar hielp
betoogen. Zij wisten het door te zetten dat zij van de
-examens werden vrijgesteld. Hadden zij de diploma's
al niet verdiend door kennis, dan toch zeker wel door
betoonde vaderlandsliefde. Hun opoffering werd
Seloond. De buitenlandsche, in het bijzonder
Amerikaansche scholen, die hun leerlingen de gevraagde
?diploma's niet met vrijstelling van de exameneischen
wilden verleenen, werden eenvoudig geboycott!
r "Desniettemin, hoezeer ook de studentenbeweging
liet karakter van uitwas heeft gekregen, hoeveel wij
ook te veroordeelen hebben in deze ongebreidelde,
onverstandige, tyrannieke jonge lieden, wier opper
vlakkigheid o, verval van oud China! vaak
grenzeloos is, toch moeten wij erkennen dat zij hun
volk een gevoel van nationale saamhoorigheid leeren,
?en dat er redenen te over zijn in hun land om smarte
lijke hartstochtelijkheid te verklaren en ten deele te
rechtvaardigen.
i» En wat er goeds gezegd kan worden van hun be
togingen is de fleurige organisatie ervan, met de
Irissche banieren, de kleurige vaandels, die te Peking
?de rijke architectonische pracht van muren en poorten
?van de keizersstad tot achtergrond hebben
Scheveningen, 21 October.
DESTIER VA N, SCHAPER
Teekening voor ,,de Groene Amsterdammer" door Joh. Braakcnsiek
LEIDSCHE
WOLLEN DEKENS
150X200 METER
50
ZOMEN
TOREADOR, TE WAPEN!
DE ONTWIKKELING DER
BOUWKUNST
Prof. K. O. Hartmaan, De ontwikkeling
der Bouwkunst, Uitgave van de W. B.
W AN dit in de Groene reeds vroeger door ons
aan» gekondigde en besproken werk verscheen voor
enigen tijd het tweede deel. Dit deel behandelt in
drie hoofdstukken achtereenvolgens de Romaansche,
de Gothische en de Renaissance-bouwkunst in een
660-tal bladzijden, toegelicht door niet minder dan
377 afbeeldingen.
Deze verdere aankonding heeft wat lang op zich
laten wachten, daar We, alvorens daartoe over te
gaan, eens en voorgoed onze meening wenschten te
uiten over den geest en de beteekenis van dergelijke
Algemeene Kunstgeschiedeniswerken.
Nu dit in bovenstaande schets geschied is, kunnen
we met een gerust geweten van Hartmann's werk
zeggen, dat het 't beste ons tot nu toe bekende
populaire werk over de geschiedenis der Bouwkunst is.
Met gevoel, toewijding en kennis van zaken is het
geschreven. Ik verzeker u, dat men er in doorleest
en denkt, als men daar eenmaal mee begonnen is.
Dit werk staat bekend als het levenswerk van den
schrijver en maakte bij zijn verschijnen in Duitschland
reeds daadlijk grooten opgang. De directie der
Wereldbibliotheek" begon het voor-vorig jaar in
een goede vertaling en in haar bekend handig formaat
het publiek dit werk, dat in drie deelen compleet zal
zijn, aan te bieden. Boven de beide bekende
Hollandsche werken van Goegel en Everts heeft het voor,
dat het dieper op de oorzaken van het ontstaan der
verschillende stijlperioden ingaat. Het is echter veel
minder goed (vooral dan dat van Everts) geïllustreerd;
daarentegen ook aanmerklijk lager in prijs, dus voor
meerdere beurzen bereikbaar.
Zooals gezegd, wordt het in 3 gebonden deelen
uitgegeven; jammer echter, dat de splitsing niet in
6 of 7 deeltjes plaats vond; daar het aldus, vooral
voor studeerende jonge bouwkundigen c.s. maklijke
in den zak mee te dragen zou zijn, en 't aldus bij alle
voorkomende gelegenheden en in verloren
oogenblikken" zou kunnen bestudeerd worden *). Bij wer
ken als dit is dit een niet genoeg in 't oog te houden
vereischte; daar we hier niet met romannetjes maar
met deeglijke studieboeken te doen hebben, die zich
nu eenmaal niet met vrucht achterelkaar of aari n
stuk laten uitlezen.
Het gangbare formaat der W.B. kan in dit opzicht
niet genoeg geprezen worden. Dit voordeel wordt
echter te niet gedaan, zoodra de deeltjes te dik en
te zwaar worden. Bovendien zou deze splitsing het
voordeel bieden, dat voor niet te zwaar belaste
portmonriaies het aanschaffen lichter zou vallen.
Dit populaire werk is echter niet alleen voor bouw
kundigen bestemd, maar vooral ook voor den ont
wikkelden leek in de architectuurgeschiedenis Welke
geschiedenis uit den aard der zaak tevens ook in niet
S P REEKZAAL
OPIUM EN LITTERATUUR
In een artikel met bovenstaanden titel in no. 2574
van De Groene" maakt mr. H. G. Koster gewag
van een roman van Dickens, getiteld The mystery
of Edwin Drood". De schrijver zegt daarvan, dat hec
boek helaas onvoltooid (is): de schrijver is gestorven,
vóórdat hij de hoofdstukken, die de ontknooping in
hielden, op schrift kon brengen". Het boek is mij
onbekend, maar spiritisten beweren, dat het voltooid is.
En wel op specifiek-spiritistische manier: door middel
van een (onontwikkeld) medium heeft de overgegane
geest" van D. de ontbrekende hoofdstukken nog ge
schreven. Deze stoute bewering is te vinden in: Hand
leiding tot de kennis v. h. spiritisme" door"H. N. de
Fremery (C. A. J. v. Dishoeck, Bussum 1905).
Is den heer Koster niets van deze ontknooping"
bekend? Kan de heer K. ook iets omtrent de waarheid
dezer bewering mededeelen? Voor een bevredigend
antwoord bij voorbaat mijn dank.
Wommels Fr. s. S. DE J. D.ZN.
Het kan geen verzinsel zijn, dat Dickens' laatste
boek door een medium, zekeren James, voltooid is.
Reeds Mevrouw Elise van Calcar vermeldt het en
ook Aksakof in zijn Animismns und Spiritismus
rept er van. Of nu James inderdaad werktuig was
van den Geest" van Dickens, is een geloofs
kwestie. Ik heb de door James geschreven slothoofd
stukken nimmer onder oogen gehad. Geen der mij
bekende uitgaven van Dickens' werken behelst deze.
Omtrent de daarin gegeven ontknooping kan ik
dus niets mededeelen. Wellicht kan de Spir. Ver
Broederbond Harmonia te Utrecht u inlichten.
MR. H G KOSTER
geringe mate Algemeene Kuituur-geschiedenis is en
daarom voor een ieder zoo uiterst belangrijk.
Ook in Prof. Hartmann's boek zouden vele feiten
en geschiedkundige uitweidingen gemist kunnen
worden. De aangename en heldere stijl, waarin het
geschreven werd, doet dit echter ternauwernood
opvallen. Zijn boek behoort tot de beste populaire
leidslieden, die we tot nu toe bezitten op het zoo
ontzaglijk uitgebreide gebied der Architectuur.
Het illustratie-materiaal is overvloedig en wel
gekozen. Hoewel de afbeeldingen bij dit formaat uit
den aard der zaak klein van afmeting moesten zijn
geven ze toch over 't algemeen een voldoenden indniK
der gekozen bouwkunstwerken. Verschillende cliché'ó
hebben echter door het vele afdrukken geleden.
Alles tezamen genomen, kan deze uitgaaf voor de
W.B. een succes genoemd worden. Met belangstelling
zien we het verschijnen van het 3de en laatste deel
tegemoet.
H. J. M. WALENKAMP CZN
*) Misschien zou deze splitsing bij de ongebonden
exemplaren alsnog kunnen geschieden.