De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 30 oktober pagina 3

30 oktober 1926 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ?toekeken dat er niemand kwam om inboedel te redden «rf -hét vuur te blusschen. Om een haverklap gingen ministers op de vlucht voor den toorn der studenten. Dat ambtenaren van een departement bij gebrek aan een ministerlijk slachtoffer, slaag kregen, _kwam vrij vaak voor. Dat heeft tenslotte tot allerlei ongelukken geleid. Men had de jonge lui zoolang de vrije hand gelaten, tot zij zonder bloedvergieten niet meer te beteugelen waren. .Toen men maatregelen ging nemen vielen er onmiddellijk vele tientallen dooden. Want de Chinees, met zijn aanleg voor lijdelijk verzet, heeft weinig - -afschrik voor het martelaarschap. En een menschenleven ielt niet bijster veel. - De Chinees is niet martiaal. Geef hem een geweer In handen en gij drijft hem gemakkelijk op de vlucht. Bij betoogingen echter heeft men gezien, hoe onge?wapenden zich haast opzettelijk aan geweervuur blootstelden: De studenten waren en zijn de drijfkracht van iedere beweging in China. Zonder hun aansporing en zonder <le vrees voor hun gewelddadigheden zou er geen van ?de door Japanners en westerlingen zoo gevreesde *oycott's mogelijk zijn. Hun toezicht is fel en mee?doogentóos. Wie niet uit nationaal gevoel meedoet, <teet het iiit angst. Deze tyrannie der studenten is te bedenkelijker, als men ziet, wat zich in China voor student uitgeeft. Men is erg royaal met den naam van universiteit. Wij zouden in de meeste gevallen van middelbare school spreken, soms ook dat niet eens. Ik heb in studentenbetogingen jongetjes zien meeloopen van zeker niet ouder dan 12 jaar. Dat waren geen bijJoopers, want ook zij droegen, volgens 's lands op vattingen terecht, den naam van student. Q Bijzonder onverkwikkelijk zagen de meisjesstu«denten eruit in dergelijke betoogingen. Het was een ?grof en slonzig soort van Chineesche jonge vrouwen, «enigszins verbluffende vertegenwoordigsters van het vrouwelijk intellect in het verre Oosten. Als men een dergelijke betooging langs zich zag "voorbijtrekken, dan kori men niet anders dan met schrik eraan denken, dat er in de laatste jaren 'een periode was geweest, waarin dergelijke troepen Peking en de politiek van Peking feitelijk beheerschten, dat Chineesche staatslieden spraken en handelden ?onder den invloed van de vrees, die deze ten deele zeer jeugdige en ten deele ook heel weinig intellectueel aandoende jonge en ook wel oudere lieden hun inboezemden. Dezen beschouwden betoogen als hun vaderlandsche plicht. Toen de tijd van het examen naderde, begrepen zij wel dat het met hun kennis droevig gesteld zou zijn. Want zij hadden al hun tijd gewijd aan politieke discussie, politieke opwindingen en politieke betooging. Maar geen nood: ook daar hielp betoogen. Zij wisten het door te zetten dat zij van de -examens werden vrijgesteld. Hadden zij de diploma's al niet verdiend door kennis, dan toch zeker wel door betoonde vaderlandsliefde. Hun opoffering werd Seloond. De buitenlandsche, in het bijzonder Amerikaansche scholen, die hun leerlingen de gevraagde ?diploma's niet met vrijstelling van de exameneischen wilden verleenen, werden eenvoudig geboycott! r "Desniettemin, hoezeer ook de studentenbeweging liet karakter van uitwas heeft gekregen, hoeveel wij ook te veroordeelen hebben in deze ongebreidelde, onverstandige, tyrannieke jonge lieden, wier opper vlakkigheid o, verval van oud China! vaak grenzeloos is, toch moeten wij erkennen dat zij hun volk een gevoel van nationale saamhoorigheid leeren, ?en dat er redenen te over zijn in hun land om smarte lijke hartstochtelijkheid te verklaren en ten deele te rechtvaardigen. i» En wat er goeds gezegd kan worden van hun be togingen is de fleurige organisatie ervan, met de Irissche banieren, de kleurige vaandels, die te Peking ?de rijke architectonische pracht van muren en poorten ?van de keizersstad tot achtergrond hebben Scheveningen, 21 October. DESTIER VA N, SCHAPER Teekening voor ,,de Groene Amsterdammer" door Joh. Braakcnsiek LEIDSCHE WOLLEN DEKENS 150X200 METER 50 ZOMEN TOREADOR, TE WAPEN! DE ONTWIKKELING DER BOUWKUNST Prof. K. O. Hartmaan, De ontwikkeling der Bouwkunst, Uitgave van de W. B. W AN dit in de Groene reeds vroeger door ons aan» gekondigde en besproken werk verscheen voor enigen tijd het tweede deel. Dit deel behandelt in drie hoofdstukken achtereenvolgens de Romaansche, de Gothische en de Renaissance-bouwkunst in een 660-tal bladzijden, toegelicht door niet minder dan 377 afbeeldingen. Deze verdere aankonding heeft wat lang op zich laten wachten, daar We, alvorens daartoe over te gaan, eens en voorgoed onze meening wenschten te uiten over den geest en de beteekenis van dergelijke Algemeene Kunstgeschiedeniswerken. Nu dit in bovenstaande schets geschied is, kunnen we met een gerust geweten van Hartmann's werk zeggen, dat het 't beste ons tot nu toe bekende populaire werk over de geschiedenis der Bouwkunst is. Met gevoel, toewijding en kennis van zaken is het geschreven. Ik verzeker u, dat men er in doorleest en denkt, als men daar eenmaal mee begonnen is. Dit werk staat bekend als het levenswerk van den schrijver en maakte bij zijn verschijnen in Duitschland reeds daadlijk grooten opgang. De directie der Wereldbibliotheek" begon het voor-vorig jaar in een goede vertaling en in haar bekend handig formaat het publiek dit werk, dat in drie deelen compleet zal zijn, aan te bieden. Boven de beide bekende Hollandsche werken van Goegel en Everts heeft het voor, dat het dieper op de oorzaken van het ontstaan der verschillende stijlperioden ingaat. Het is echter veel minder goed (vooral dan dat van Everts) geïllustreerd; daarentegen ook aanmerklijk lager in prijs, dus voor meerdere beurzen bereikbaar. Zooals gezegd, wordt het in 3 gebonden deelen uitgegeven; jammer echter, dat de splitsing niet in 6 of 7 deeltjes plaats vond; daar het aldus, vooral voor studeerende jonge bouwkundigen c.s. maklijke in den zak mee te dragen zou zijn, en 't aldus bij alle voorkomende gelegenheden en in verloren oogenblikken" zou kunnen bestudeerd worden *). Bij wer ken als dit is dit een niet genoeg in 't oog te houden vereischte; daar we hier niet met romannetjes maar met deeglijke studieboeken te doen hebben, die zich nu eenmaal niet met vrucht achterelkaar of aari n stuk laten uitlezen. Het gangbare formaat der W.B. kan in dit opzicht niet genoeg geprezen worden. Dit voordeel wordt echter te niet gedaan, zoodra de deeltjes te dik en te zwaar worden. Bovendien zou deze splitsing het voordeel bieden, dat voor niet te zwaar belaste portmonriaies het aanschaffen lichter zou vallen. Dit populaire werk is echter niet alleen voor bouw kundigen bestemd, maar vooral ook voor den ont wikkelden leek in de architectuurgeschiedenis Welke geschiedenis uit den aard der zaak tevens ook in niet S P REEKZAAL OPIUM EN LITTERATUUR In een artikel met bovenstaanden titel in no. 2574 van De Groene" maakt mr. H. G. Koster gewag van een roman van Dickens, getiteld The mystery of Edwin Drood". De schrijver zegt daarvan, dat hec boek helaas onvoltooid (is): de schrijver is gestorven, vóórdat hij de hoofdstukken, die de ontknooping in hielden, op schrift kon brengen". Het boek is mij onbekend, maar spiritisten beweren, dat het voltooid is. En wel op specifiek-spiritistische manier: door middel van een (onontwikkeld) medium heeft de overgegane geest" van D. de ontbrekende hoofdstukken nog ge schreven. Deze stoute bewering is te vinden in: Hand leiding tot de kennis v. h. spiritisme" door"H. N. de Fremery (C. A. J. v. Dishoeck, Bussum 1905). Is den heer Koster niets van deze ontknooping" bekend? Kan de heer K. ook iets omtrent de waarheid dezer bewering mededeelen? Voor een bevredigend antwoord bij voorbaat mijn dank. Wommels Fr. s. S. DE J. D.ZN. Het kan geen verzinsel zijn, dat Dickens' laatste boek door een medium, zekeren James, voltooid is. Reeds Mevrouw Elise van Calcar vermeldt het en ook Aksakof in zijn Animismns und Spiritismus rept er van. Of nu James inderdaad werktuig was van den Geest" van Dickens, is een geloofs kwestie. Ik heb de door James geschreven slothoofd stukken nimmer onder oogen gehad. Geen der mij bekende uitgaven van Dickens' werken behelst deze. Omtrent de daarin gegeven ontknooping kan ik dus niets mededeelen. Wellicht kan de Spir. Ver Broederbond Harmonia te Utrecht u inlichten. MR. H G KOSTER geringe mate Algemeene Kuituur-geschiedenis is en daarom voor een ieder zoo uiterst belangrijk. Ook in Prof. Hartmann's boek zouden vele feiten en geschiedkundige uitweidingen gemist kunnen worden. De aangename en heldere stijl, waarin het geschreven werd, doet dit echter ternauwernood opvallen. Zijn boek behoort tot de beste populaire leidslieden, die we tot nu toe bezitten op het zoo ontzaglijk uitgebreide gebied der Architectuur. Het illustratie-materiaal is overvloedig en wel gekozen. Hoewel de afbeeldingen bij dit formaat uit den aard der zaak klein van afmeting moesten zijn geven ze toch over 't algemeen een voldoenden indniK der gekozen bouwkunstwerken. Verschillende cliché'ó hebben echter door het vele afdrukken geleden. Alles tezamen genomen, kan deze uitgaaf voor de W.B. een succes genoemd worden. Met belangstelling zien we het verschijnen van het 3de en laatste deel tegemoet. H. J. M. WALENKAMP CZN *) Misschien zou deze splitsing bij de ongebonden exemplaren alsnog kunnen geschieden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl