De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 30 oktober pagina 4

30 oktober 1926 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

HET MAKEN VAN HET NOORDERHOOFD DE; GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Nö. 2578 HET NOORDZEEKANAAL BIJ VELSEN IN WORDING HET ZEGEPRALEND NOORDZEEKANAAL «nBniiiinii'iH!iiiiiiiiiii:iiiii!iiiii!ii!iiiiiMi!iii!ii:iiiiiiiiiiiiiii,iHiiiiiiiiiiii:iiiiiiiiiiiiiiiiiiiNiiiiiiiiii!iiiiiii[iiiiiiiiiiiiiii DOOR H. RUD. DU MOSCH iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiNiiiiiiiiiiuiiuHiniiiiiiiiiii i* i P VV/y hebben Hollands hof doorsnêen'' Strooi hier, fortuin! uw zaaisel heen" En rijke welvaart/ breek zij door'' ,,'l Blank zilver onzer waterooor." HET bovenstaande werd door Alberdingk Thijm gedicht als een van de opschriften, die bij de opening van het Noordzeekanaal opl November 1876, (gesteld op, op de sluishoofden te IJmuiden geplaatste masten,) de gevoelens van de tijdgenooten zouden vertolken. Zouden" want de bulderende stormen ten dage van de openingsplechtigheden hadden het anders beschikt en vernielden vele attributen van de feestviering, gelijk zij ook later, gelukkig met minder gevolg, nog menige zwarigheid aan den Amsterdamschen zeeweg hebben berokkend. In tegenstelling tot hetgeen de bovenvermelde poëtische ontboezeming zou doen vermoeden, krijgt men uit de kronieken betreffende het ontstaan van het kanaal evenwel niet den indruk, dat de verwachtingen omtrent de mate, waarin de fortuin haar zaaisel zou strooien, toen ter tijd over het algemeen hoog gestemd waren. Trouwens reeds Konirig Willem I, aan wiens scherpen economischen blik de groote beteekenis van het be vorderen der handelsbelan gen van Amsterdam niet was ontgaan, was op talrijke bezwaren gestuit, toen hij in 1815 het verlangen uitte, om door de'duinrichel bij Velsen door te graven de hoofdstad direct met de Noordzee te verbinden. Vele van deze moeilijkheden ko men ook ons nog alleszins begrijpelijk voor, omdat in die dagen het verbreeden en uitdiepen van het IJ, het doorgraven van de duinen en het>stichten van een vei lige haven door het vlakke strand aan de Noordzeekust, allén dóór handenarbeid, wel bijkans als onuitvoerbaar moesten worden beschouwd. Doch naast de toenmaals redelijke bedenkingen van technischen aard, treft men maar al te veel bezwaren, zoowel van de-zijde van den handel ate bij het Gemeente bestuur van Amsterdam, die er op wijzen j dat velen on voldoende oog hadden voor de groote'belangen van het ' nieuwe kanaal voor de ontwikkfeling: van 'de haven. Koning Willem 111 vond in de geringe belangstelling voor-,de uitgeschreven leening ten behoeve van het Noordzeekanaal aanleiding, op 9 April 1863, aan den burgerneester van Amsterdam kennis te geven, dat een voorgenomen bezoek werd uitgesteld, tot meer blijken van deelneming in de nationale onderneming tpt het doorgraven van Holland op zijn smalst zouden zijn gegeven. Dit, noch het feit dat de Koning zijne inschrijving verdubbelde, vermocht de belangstelling te prikkelen, zoodat van de 5 millioen, die van het kapitaal der Amsterdamsche Kanaal Maatschappij, groot 15 millioen gulden, door inschrijving moest worden bijeengebracht, op het einde van November T864 nog niet de helft was volteekend. Uit deze enkele voorbeelden blijkt wel, dat het lang geen gemakkelijke taak is geweest om de be volking van Amsterdam in haar geheel van het nut der doorgraving te overtuigen en om over de geldelijke moeilijkheden heen te komen. Er werd over de toe standen van die dagen heel wat geredetwist; en als tegenhanger van de hooggestemde woorden van Thijm zij herinnerd aan een hekeldicht, in 1867 als St. Nicolaasgeschenk den Gemeenteraad aangeboden, waarin aan het slot de welgemeende, maar niet al te vriendelijke raad voorkwam: Wanneer gij groote zaken wilt drijven" Dan gaat niet te werk als oude wijven". Desniettegenstaande is in den loop van de laatste halve eeuw ten volle de meening van hen gerecht vaardigd, die in de moeilijke jaren van miskenning en ontmoediging, hun kennis en werkkracht aan het tot stand brengen van onzen zeeweg hebben gegeven; die door hun daad en hetgeen zij wrochtten, de twijfelaars tot ander inzicht brachten. Nederland en in het bizonder Amsterdam zijn dank verschuldigd aan de leiders van de Kanaal-Maatschappij, die ondanks velerlei tegenwerking hebben stand gehouden; hun zij te dezer plaatse opnieuw hulde en dank daarvoor gebracht. GIDDINGS ITUYNENBURG MUYS HET NOORDZEEKANAAL BIJ DE HEMBRUG Het ligt vóór de hand, dat in de eerste jaren na het in gebruik stellen van het Noordzeekanaal, nog vele werkzaamheden daaraan moesten voorden verricht; doch weinig kon men in Maart 1865, toen de eerste spade in den grond werd gestoken, vermoeden, dat de scheepsbouw zich in de volgende jaren dermate zou ontwikkelen, dat stoomschepen, die in die dagen als iets buitengewoons werden beschouwd, spoedig daarna tot de betrekkelijk kleine vaartuigen zouden behooren. Reeds enkele jaren na het in gebruik stellen van het kanaal bleken maatregelen tot het vergrooten noodzakelijk, zoodat de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam in 1883 op het bouwen van eene nieuwe sluis te IJmuiden aandrong. Het moge aan meer bevoegden zijn voorbehouden, de technische bizonderheden van de onderscheiden kanaal-uitbreidingen te schetsen; slechts moge op deze plaats een enkel punt vermelding vinden. In 1885 werd het plan tot het bouwen van eene nieuwe schutsluis gevormd, dat, na wijziging, voorzag in eene sluis met een schutkolk ter lengte van 225 M., ter wijdte van 25 M. en met een diepte van 10,15 M, Eerst in Mei 1895 voltooid, kon deze sluis door ver schillende omstandigheden niet vóór 12 December 1896 en ook toen voorloopig nog slechts voor schuttingen overdag worden m gebruik genomen; eerst na het tot stand komen van een electrische sluisverlichting in April 1897 kon ook des nachts worden geschut. Verwacht mag worden, dat in 1928 de thans in aanbouw zijnde sluis, met eene schutkolklengte van 400 M., eene wijdte van 50 M. en eene diepte van. 15 M., in dienst zal kunnen worden gesteld. In aansluiting aan deze, steeds grooter geworden afmetingen der toeganggevende sluizen, is telkenmale ook eene verruiming van het kanaalprofiel ter hand genomen. Bij de opening in 1876 kon het kanaal toe gankelijk worden gesteld voor schepen met een diep gang tot 5 M., wat in 1877 werd verhoogd tot 6,50 MIn 1880 was de diepte op 7,50 N.A.P. en de bodem breedte op 27 M. gebracht; sinds dien is het kanaal nog verder zoodanig verruimd, dat thans schepen ter lengte van 220 M., bij eene breedte van 24 M. en met eenen diepgang van 9,20 M. kunnen worden toege laten. Het normale profiel toont op dit oogenblik eene bodembreedte van 50 M., in de bochten 60 M., en eene diepte van 10,30 M. N.A.P.; het beloop der boorden, oorspronkelijk 2:1, is sinds dien gebracht op 3:1. Onteigeningen zijn in voor bereiding om, mede in aan sluiting aan den thans onder handen zijnden sluisbouw, aan het kanaal zoo noodig. een bodembreedte van 100 M. en n diepte van 15,50M. N.A.P. te kunnen geven, het geen het voor schepen met een diepgang van 13,50 M. tot 14M, mogelijkzal maken,. volkomen veilig door het kanaal te varen; voorshands. zal worden volstaan met het verwijden van het kanaal tot een breedte in den bodem van 75 M. en een diepte van 13 M., welke afmetingen een diepgang van 11 M. tot 11,50> M. voor binnenkomende schepen, ruim voldoende derhalve voor stoomers bij voorbeeld van het type Aquitania", zullen veroor loven. \' Amsterdam moge zich daarbij gelukkig prijzen, dat zijn Gemeentebestuur met voortvarend beleid en vooruitzienden blik de haven werken heeft geschonken of in voorbereiding heeft, die zich op waardige wijze aan sluiten aan het grootsche werk van het Noordzee kanaal. Het is uitteraard bezwaarlijk,eenigszins nauwkeurig den invloed te bepalen, dien de zeeweg van Amster dam op de stoffelijke welvaart van de stad heeft gehad. Ten deele kan deze invloed aan de hand van statis tische cijfers worden beoordeeld; en dan blijkt bij voorbeeld, dat de cijfers van de inklaringen van zee schepen te Amsterdam van de jaren 1877 en 1925 zich verhouden als l : 3 voor wat het aantal en als1 : 18 voor wat den inhoud aangaat. Zelfs wanneer men ten volle rekening houdt met het beperkte verkeer in die dagen, was de stoomvaart van Amsterdam in 1860 zeer gering: nmaal per week voer er een boot op Londen, n op Huil, n op Hamburg en n opOOKTFRED:JROESKE ZANDBLAD - SICARIN 8 cnIO ets.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl