De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 30 oktober pagina 7

30 oktober 1926 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

ORQOiÊA«ISTERDA«MER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ' U -i "' HJET GROOTE TORKRUID DE NATUUR: WATER WANDELINGEN ' DOOR DR. JAC. P. THIJSSE DE mooiste Wandelingen in Holland zijn de wande, lingen te water. Van jongsaf ben ik een waterwandelaar geweest. Dat begon al in Woerden in het Kroosland in het schuitje van onzen overbuur, den visscher. Daarna kwam Amsterdam, waar ik ergens op het Stadhuis bekleed Werd met de waardigheid van schipper van een jol". Die jol, dat was de Pijlstaart, een bootje zoo licht dat Steenhuizen en ik samen het konden sjouwen over den Zuiderzeedijk heen, als we de tamme wateren van het Nieuwe Diep wilden ver wisselen met de verrassingen van de Zuiderzee. Die Pijlstaart is me ontstolen. Dan had ik nog de beroemde Steek" in de Ankeveensche plassen en in het Naardermeer mijn dierbare Piet Lels, die dezer dagen is ver nieuwd. En bovendien Wandelde en wandel ik nog op alle mogelijke wateren in allerlei soort van pieremagoggels, die je voor een appel en een ei op je eerlijke gezicht kunt huren bij den eersten boer den besten. Daarmee begin ik het liefst al in Februari of Maart, als het ijs net uit het water is en yranneer na eenige weken van depressie, dooi en zoele regentjes de baro meter Weer omhoog gaat en een straffe Noord-Ooster den hemel heeft schoongeveegd. De rietzoomen en rietvelden zijn kaal gesneden en liggen vlak en geel onder den hoogen blauwen hemel en in het blauwe water, hard blauw in sterk contrast met het vaalgeel van de rietstoppels. Langs de dammetjes groenen gras en zeggen en hier en daar komen in dikke proppen de dotterbloemen te voorschijn, een enkele al met bol vormige gelende bloemknoppen. Het blauwe water ie leeg, maar op den bodem wuiven de groote groens slappe bladeren van de gele plomp en er zijn ook nog Nederlandsche Munt Holland's beste 10 cents sigaar slierten van veenwortel en fonteinkruid. Ook Weten wij, dat in de modder tusschen bronmos en waterpest en kranswier allerlei merkwaardige knoppen van waterplanten gereed liggen,om binnen een paar weken de plassen en tochten te sieren met groen en bloemen. En als bloemen liggen nu de bonte eenden op rustige plekken, de prachtige wilde eenden, talinkjes, tafel eenden, toppereenden, kuiteenden, brilduikers en wat niet al. Daar schittert het van groen en bruin en blauw en spierwit met parelgrijs en zwart, want de woerden zijn nog in het prachtkleed. Er is in de zon en achter een riethoop al licht een plekje te vinden waar we dat rustig kunnen aanschouwen, en bij dit heldere Weer draagt onze kijker honderden meters ver. Krijgen we het wat te koud,dan grijpen we naarde riemen en roeien een paar kilometer met een flink vaartje en genieten van al het moois dat de plas om geeft, de boerderijen met hun ragfijn geboomte, een donker bosch heel in de verte, den molen die wakker staat te draaien, en zoowaar, de eerste vlucht van spierwitte lepelaars. Na midden April roeien We al minder snel. De gele rietstoppels zijn,verdwenen te midden van de nieuwe heidergroene loten. De dotters prijken in vollen bloei en krijgen gezelschap van de Pinksterbloemen, die zoo aardig de brug sjaan tusscrien lente en voorzomer. De karekieten zijn aangekomen, met de snor en de riet zangers en zingen zonder ophouden, tegelijk met de rietgorzen en de helder lokkende baardmannetjes. De koeten keffen, de roerdomp brult en helder fluitend gaat de bruine kiekendief hoog de lucht in. Doordat het riet nog laag is en de boomen bladerloos, ligt het heele rijke vogelleven van de plas open en bloot voor ons. '? > Later wordt het anders. Het riet schiet hoog op, de bramen, de varens maken het struweel ondoordring baar, het watervlak ligt voor driekwart bedekt met Waterlelies en plompen, watergentiaan, veenwortel en fonteinkruiden. ledere bocht is een stilleven; de EEN DAGJE UIT dammen en de buitenste rietzoom lijken een keurig geschikte bloemententoonstelling: lischdodden, egelskop, zwanebloemen, de hooge waterboterbloem, het groote torkruid tot zijn buik in 't water, ibitterzoet smeerwortel, kattestaart, Wilgenroosjes, watereppe, scheerling, valeriaan, moerasspiraea, het glijdt alles aan je voorbij, terwijl het bootje zijn weg zoekt tusschen de waterlelies. Soms halen de riemen heele slierten waterplanten omhoog, vederkruid en hoorn blad en ook de fijne festoenen van het blaasjeskruid, de zonderlinge plant, die met duizenden kleine fuikvallen kreeftachtige diertjes, zelfs kleine visschen weet te bemachtigen en te verteren. Al die vischjes ! Hoe genoeglijk is het om op een goed plekje een poosje stil te liggen, languit op de voorplecht, het hoofd boven het water en dan recht omlaag kijken, de EEN STIL HOEKJE diepte in. Scholen van duizenden vischjes schieten voorbij, speldegroot en haast doorzichtig. Dan volgen grootere: zilverwitte bliekjes en roodgevinde vorens met smakelijk dikken rug,offorsche brasems en donkere zeelten. Tusschen de waterplanten krioelt het van klein gedierte, watertorren en bootsmannetjes en fel roode watermijten. Hoe meer je kijkt, des te meer Waterslakken krijg je te zien. De stelen van de water lelies zijn overdekt met een vlokkig waas. We kunnen er wat van meenemen en thuis met het microscoop ontdekken, dat die vlokjes op zich zelf weer een nieuwe planten- en dierenwereld bevatten, een on misbaar deel van het rijke levenscomplex van de plassen. Rijkdom, dat is het ware Woord. In den voor zomer als alles groeit en bloeit, al die vogels zingen en af en aan vliegen, het gegons van insecten de lucht vervult, honderden libellenvleugeltjes schitteren in den zonneschijn, dan krijg je in die plassen een indruk van levensvolheid als nergens elders ter wereld. De eene plas is rijker dan de andere; voor ons bleek de spanning altijd het grootst op de kleine Oosteinder Poel onder Aalsmeer. In nazomer en herfst wandel ik ook graag op de plassen en het pittige weer vergroot het aantal der kilometers, die roeiende worden afgelegd. De water lelies zijn uitgebloeid, het riet geelt, de lischdodden hebben donkerbruine vruchtkolven, de wilgenroosjes pluizen en de bramenzoekers hebben de dammetjes platgetreden. Kikkerbeet, fonteinkruid, blaasjeskruid zijn bezig met het maken van winterknoppen. De vogelzang is verstomd, alleen waar een troep baardmeesjes rondtrekt hoor je hun loktoontjes, die meer dan eenig ander vogelgeluid aan harpgetokkel doen denken. De overwinteraars en doortrekkers komen opdagen, de jagers komen in actie en de riet snijders beginnen hun arbeid in de rietvelden, om dien straks voort te zetten op de plas zelve, als de vorst hun een veilige vloer heeft verschaft. Dan ligt de Piet Lels 11 in het schuitenhuis en mag rusten tot Februari, want dan komen de lepelaars Weer uit het warme Zuiden en grijpt de waterwandelaar weer naar de riemen. JOS. HARTOG Hoofdsteeg 17 Nobelstraat 28 Rotterdam Utrecht. VERREKIJKER speciale aanbieding fl.3.25 bij vooruitbetaling. FIRMA J. G. MEIJER ? ' ' 2 Markten - GRONINGEN - Opgericht 1706 SPECIALITEIT IN ECHTE GRONINGER KOEK van f L?, f 1.50, f2.- f2.50, f3.- enz. Franco per post 50 Cents vcrhooqing Abonneert LJ op: <*> «^ *» * *? De Groene Amsterdammer Zooeven verschenen: CARLA SIMONS VOORSPEL (LES AMÓURS EN CACHETTE) ROMAN Prijs ingenaaid f 2.90; gebonden f 3.75 EM. QUERIDO's UITGEVERS-MIJ., A'DAM. PEEK & CLOPPENBURG Voornaamste Kleedinqinrichtin op elk gebied

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl