Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
11
SCHILDERKUNST
Bij Buffa. Adolfo Levier en Gino de Finetti
De aquarellen van Adolf Levier hebben een
goede pers. Het zou Weinig menschlievend zijn hun
die te misgunnen, maar het is toch een bewijs dat
we niet verwend zijn. Ongetwijfeld was het een vroolijk
kleurgewemel aan den wand van Buffa's achterzaal,
maar het was dezelfde vroolijkheid en hetzelfde
gewemel als onafscheidelijk verbonden zijn aan het
vertoon van een reeks gepavoiseerde schepen op
een helder water onder een heldere lucht. Helder rood,
helder blauw, helder geel. Dit zou er op wijzen dat
niet n aquarel van Adolfo Levier, imaar een reeks
van zijn aquarellen noodig is voor hét bereiken van
een te waardeeren decoratief effect. En inderdaad
hielden de meeste dezer brutale en luimige teekeningen
een nadere afzonderlijke beschouwing niet uit. Maar
n, een haventje met schepen, boeide langer om een
fijnere tegenstelling van lichtgroen en lichtpaars.
De litho's van de Finetti hadden mït deze aquarellen
de bravour gemeen. Voorstellingen uit het boks- en
renwezen getuigden van vaardigheid, smaak en tact.
Vooral de sierlijkheid was in deze te grootsch als
beWegingsstudieën gequalificeerde ontboezemingen,
niet vergeten. Maar er was in de ensceneering iets
ouderwetsch en in de voordracht iets leegs, dat te
veel aan lang vergeten teekenvoorbeelden deed
denken. ,.
Galerie d'art Franc.ais,~752 Keizersgracht
De heer J. F. van Deene laat, zijn roeping getrouwi
schilderijen van eenige recente Franschen en een
Belg zien. Het zou onjuist zijn den heer van Deene
alleen om zijn volharding te prijzen; men moet ook
eerbied hebben voor de wijze, waarop hij zich zelf
gelijk blijft. Hij laat nooit iets zien dat niet in den
grond modern is. Aan zijn tentoonstellingen kan men
het karakter der moderne artisticiteit benaderen:
een opzettelijk summiere, meer gesuggereerde (ian
aangegeven vorm; in het landschap een ver doorge
dreven vereenvoudiging en een voorkeur voor sim
pele op zich zelf onbelangrijke onderwerpen; in het
naakt een zin voor crue, haast aanstootelijke houdin
gen; coloristisch een voorliefde óf voor stille, vlakke,
ongecompliceerde combinaties, die aan het gamma
van aquatinten-uit-den-bloeitijd doen denken (hier
een marine" van Ceria), of voor broeirige, stekelige,
felle kleuren, die in haar heftige tegenstellingen een
neo-romantischen indruk maken. Zoo kan een strand
gezicht van den Belg Koapil aan een verscherpten,
verschrilden en verscht aalden Bonnington doen
denken. Toch ligt een nieuw gevoel aan deze kunst
die niet onoprecht schijnt, maar weinig gevarieerd
is ??ten grondslag: een ongemaskeerd cynisme,
een ongebreideldheid en een directe reactie die soms
iets huiveringwekkends geeft aan haar uitingen. In
het stilleven komen daar verfijnde en ongewone
kleurcombinaties bij die-?als, ze slagen, zooals in
een stilleven van Mme Chériane een vreemde maar
nieuwe bekoring hebben.
Bij Buffa. Henri Lerolle.H. B. Dieperinkjzn.
Verdienen de schilderijen van den heer Henri
Lerolle, door de heeren Buffa geïntroduceerd, een
vermelding? Zijn werk is misschien achtenswaard en
in elk geval verscheiden, maar zijn markantste hoe
danigheid is zijn volkomen onpersoonlijkheid. Niets
is verwonderlijker dan dat de schilderijen van den
heer Henri Lerolle alle van Henri Lerolle zijn. Leidt
daaruit niet af, dat hij, zooals grooteren voor hem,
zijn stijl aanpast aan zijn onderwerp of aan zijn emotie.
Er is geen enkele reden waarom zijn paard-in-stal er
uit ziet als een Erelman en zijn vijgen er uit zien als
een Fantin. Maar de heer Lerolle is bejaard, vergeven
wij een schilder dat hij in 1885 anders penseelde dan
in 1920. Er is meer veranderd in dien tijd.
Zonder chauvinisme kunnen wij H. B. Dieperink
Jzn den Nederlander die boven exposeert be
langrijker noemen. Hij schildert en lithografeert, maar
hij lithografeert beter dan hij schildert. Technisch is
hij zelfs bijzonder knap, zoo knap dat zijn lust tot
experimenteeren en demonstreeren hem te machtig
wordt. Hij dreigt zich te verliezen in technische fi
nesses en ik geloof dat hij muzikale sensaties voor een
deel daarom in lithographieën transponeert, om te laten
zien wat er uit den steen, met^of zonder kleurbehulp,
te halen is. In geen geval zijn deze phantaisieën zijn
beste werk: uiterlijke geraffineerdheid kan niet ver
goeden wat aan grootschheid van conceptie en inner
lijke bewogenheid ontbreekt. Maar van eenvoudige
gegevens: wilgentakjes, kleine distels, veldbloemen
heeft hij bekoorlijke litho's gemaakt, pe kleur komt
daarbij meer de decoratieve dan de expressieve
beteekenis versterken. In no. 6, doode bloem, is zij
echter een integreerend deel van de aantrekkelijkheid
dezer fijne litho.
MR. M. F. HENNUS
DE KRINGLOOP VAN HET LEVEN
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door George van Raemdonck
GEZIEN DOOR EEN PESSIMIST
Kunstzaal VAN LIER
naast bet Postkantoor te I.aren (N.-H.)
ANTIQUITEITEN OOSTERSCHE KUNST
SCHILDERIJEN NEGERPLASTIEK
Boeddhistische kunst, bij Kleijkamp, Den
Haag
Wij staren gaarne naar het Oosten. En dit is een
weloverwogen woord: wij staren, lir zit iets van een
geloof m en iets van een bijgeloof. Want wat wij
zoeken in dat Oosten van uit het groote, innerlijke,
maar onrustige Westen, is de bezinning, die rijp is
van gedachten; is de stilte, vruchtbaar van
bepeinzingen. Deze dingen waren inderdaad in het Oosten, en
dat wij daarnaar staren is juist, is een juist geloof.
Maar dat geloof heeft een gaans-genoot, en dat is het
bijgeloof; dat is, dat wij nog meenen (door 't geteem
van halve Aziaten en driekwart-Nederlanders; door
't herhaald gezeur van luiaards die zich niet contro
leeren) dat in het Oosten die bezinning en die stilte
der bepeinzing troef en triomph zijn. Integendeel, het
Oosten ontwaakt zooals dat heet, maar het ontwaakt
voor de slechte dingen uit het Westen, die het Westen
zelf gaarne verloren zag uit zijn wezen.
De stilte en de bezinning, de bepeinzing van het
Oosten is bewaard in zijn beelden, in tempels, in ver
zen en in philosophieën, in 't eentonig lied uit vroegeren
tijd. De kunst van dien vorigen tijd bezat wat wij
starend zoeken; daarheen hebben wij te gaan om de
rust, om de stilte. Om de Stilten. Want er is meer dan
n stilte, daar. Wie dat niet wist, kan het bij Kleij
kamp, van de beelden daar, leeren. leder beeld, daar,
is een anders-geaarde stille. Lit alle wezen is daar
een stilte ! Ga de rij rond. Ge vindt er: de slimme
stilte; de stilte, die dédaigneus is; de gulle, en de
onderwijzende; de vroolijke; de guitige stilte; de stilte,
die bijna verbroken wordt; de wreede, de loerende
TABA SIGAREN
-~ ZIJN TOCH DE BESTE ~ ~
stilte, de onderworpen stilte, de zich verwonderende
stilte; de hunkrende stilte, de werklijk-zalige stilte
en de stilte der toegewijde dienaars.
Dat is voor mij het bijblijvende van deze tentoon
stelling. Zij is een wijzing; zij is een compendium der
menschelijke stilten; zij is klas na klas van stilten;
zij is wat wij wenschen en zoeken in het Oosten; zij
is beeld geworden Stilte, en wij kunnen ons aan deze
beelden verzaden in hun levende ingetogenheid en
ingehoudenheid. Maar wij moeten niet vergeten: dit
was het Oosten grooter en anders (V) dan het Westen;
het tegenwoordig Oosten wordt misschien grooter dan
het Westen, maar dan toch slechts grooter in die
Westersche dingen, die wij, de Westerlingen, zóó niet
reeds verworpen, toch erkennen als niet het ware
voedsel, niet het brood voor 't geluk en niet het
water voor den immer eindeloozen dorst, die sinds.
lang ons beving.
t ? i-.-! A. PLASSCHAERT