De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 6 november pagina 11

6 november 1926 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 SCHILDERKUNST Bij Buffa. Adolfo Levier en Gino de Finetti De aquarellen van Adolf Levier hebben een goede pers. Het zou Weinig menschlievend zijn hun die te misgunnen, maar het is toch een bewijs dat we niet verwend zijn. Ongetwijfeld was het een vroolijk kleurgewemel aan den wand van Buffa's achterzaal, maar het was dezelfde vroolijkheid en hetzelfde gewemel als onafscheidelijk verbonden zijn aan het vertoon van een reeks gepavoiseerde schepen op een helder water onder een heldere lucht. Helder rood, helder blauw, helder geel. Dit zou er op wijzen dat niet n aquarel van Adolfo Levier, imaar een reeks van zijn aquarellen noodig is voor hét bereiken van een te waardeeren decoratief effect. En inderdaad hielden de meeste dezer brutale en luimige teekeningen een nadere afzonderlijke beschouwing niet uit. Maar n, een haventje met schepen, boeide langer om een fijnere tegenstelling van lichtgroen en lichtpaars. De litho's van de Finetti hadden mït deze aquarellen de bravour gemeen. Voorstellingen uit het boks- en renwezen getuigden van vaardigheid, smaak en tact. Vooral de sierlijkheid was in deze te grootsch als beWegingsstudieën gequalificeerde ontboezemingen, niet vergeten. Maar er was in de ensceneering iets ouderwetsch en in de voordracht iets leegs, dat te veel aan lang vergeten teekenvoorbeelden deed denken. ,. Galerie d'art Franc.ais,~752 Keizersgracht De heer J. F. van Deene laat, zijn roeping getrouwi schilderijen van eenige recente Franschen en een Belg zien. Het zou onjuist zijn den heer van Deene alleen om zijn volharding te prijzen; men moet ook eerbied hebben voor de wijze, waarop hij zich zelf gelijk blijft. Hij laat nooit iets zien dat niet in den grond modern is. Aan zijn tentoonstellingen kan men het karakter der moderne artisticiteit benaderen: een opzettelijk summiere, meer gesuggereerde (ian aangegeven vorm; in het landschap een ver doorge dreven vereenvoudiging en een voorkeur voor sim pele op zich zelf onbelangrijke onderwerpen; in het naakt een zin voor crue, haast aanstootelijke houdin gen; coloristisch een voorliefde óf voor stille, vlakke, ongecompliceerde combinaties, die aan het gamma van aquatinten-uit-den-bloeitijd doen denken (hier een marine" van Ceria), of voor broeirige, stekelige, felle kleuren, die in haar heftige tegenstellingen een neo-romantischen indruk maken. Zoo kan een strand gezicht van den Belg Koapil aan een verscherpten, verschrilden en verscht aalden Bonnington doen denken. Toch ligt een nieuw gevoel aan deze kunst die niet onoprecht schijnt, maar weinig gevarieerd is ??ten grondslag: een ongemaskeerd cynisme, een ongebreideldheid en een directe reactie die soms iets huiveringwekkends geeft aan haar uitingen. In het stilleven komen daar verfijnde en ongewone kleurcombinaties bij die-?als, ze slagen, zooals in een stilleven van Mme Chériane een vreemde maar nieuwe bekoring hebben. Bij Buffa. Henri Lerolle.H. B. Dieperinkjzn. Verdienen de schilderijen van den heer Henri Lerolle, door de heeren Buffa geïntroduceerd, een vermelding? Zijn werk is misschien achtenswaard en in elk geval verscheiden, maar zijn markantste hoe danigheid is zijn volkomen onpersoonlijkheid. Niets is verwonderlijker dan dat de schilderijen van den heer Henri Lerolle alle van Henri Lerolle zijn. Leidt daaruit niet af, dat hij, zooals grooteren voor hem, zijn stijl aanpast aan zijn onderwerp of aan zijn emotie. Er is geen enkele reden waarom zijn paard-in-stal er uit ziet als een Erelman en zijn vijgen er uit zien als een Fantin. Maar de heer Lerolle is bejaard, vergeven wij een schilder dat hij in 1885 anders penseelde dan in 1920. Er is meer veranderd in dien tijd. Zonder chauvinisme kunnen wij H. B. Dieperink Jzn den Nederlander die boven exposeert be langrijker noemen. Hij schildert en lithografeert, maar hij lithografeert beter dan hij schildert. Technisch is hij zelfs bijzonder knap, zoo knap dat zijn lust tot experimenteeren en demonstreeren hem te machtig wordt. Hij dreigt zich te verliezen in technische fi nesses en ik geloof dat hij muzikale sensaties voor een deel daarom in lithographieën transponeert, om te laten zien wat er uit den steen, met^of zonder kleurbehulp, te halen is. In geen geval zijn deze phantaisieën zijn beste werk: uiterlijke geraffineerdheid kan niet ver goeden wat aan grootschheid van conceptie en inner lijke bewogenheid ontbreekt. Maar van eenvoudige gegevens: wilgentakjes, kleine distels, veldbloemen heeft hij bekoorlijke litho's gemaakt, pe kleur komt daarbij meer de decoratieve dan de expressieve beteekenis versterken. In no. 6, doode bloem, is zij echter een integreerend deel van de aantrekkelijkheid dezer fijne litho. MR. M. F. HENNUS DE KRINGLOOP VAN HET LEVEN Teekening voor de Groene Amsterdammer" door George van Raemdonck GEZIEN DOOR EEN PESSIMIST Kunstzaal VAN LIER naast bet Postkantoor te I.aren (N.-H.) ANTIQUITEITEN OOSTERSCHE KUNST SCHILDERIJEN NEGERPLASTIEK Boeddhistische kunst, bij Kleijkamp, Den Haag Wij staren gaarne naar het Oosten. En dit is een weloverwogen woord: wij staren, lir zit iets van een geloof m en iets van een bijgeloof. Want wat wij zoeken in dat Oosten van uit het groote, innerlijke, maar onrustige Westen, is de bezinning, die rijp is van gedachten; is de stilte, vruchtbaar van bepeinzingen. Deze dingen waren inderdaad in het Oosten, en dat wij daarnaar staren is juist, is een juist geloof. Maar dat geloof heeft een gaans-genoot, en dat is het bijgeloof; dat is, dat wij nog meenen (door 't geteem van halve Aziaten en driekwart-Nederlanders; door 't herhaald gezeur van luiaards die zich niet contro leeren) dat in het Oosten die bezinning en die stilte der bepeinzing troef en triomph zijn. Integendeel, het Oosten ontwaakt zooals dat heet, maar het ontwaakt voor de slechte dingen uit het Westen, die het Westen zelf gaarne verloren zag uit zijn wezen. De stilte en de bezinning, de bepeinzing van het Oosten is bewaard in zijn beelden, in tempels, in ver zen en in philosophieën, in 't eentonig lied uit vroegeren tijd. De kunst van dien vorigen tijd bezat wat wij starend zoeken; daarheen hebben wij te gaan om de rust, om de stilte. Om de Stilten. Want er is meer dan n stilte, daar. Wie dat niet wist, kan het bij Kleij kamp, van de beelden daar, leeren. leder beeld, daar, is een anders-geaarde stille. Lit alle wezen is daar een stilte ! Ga de rij rond. Ge vindt er: de slimme stilte; de stilte, die dédaigneus is; de gulle, en de onderwijzende; de vroolijke; de guitige stilte; de stilte, die bijna verbroken wordt; de wreede, de loerende TABA SIGAREN -~ ZIJN TOCH DE BESTE ~ ~ stilte, de onderworpen stilte, de zich verwonderende stilte; de hunkrende stilte, de werklijk-zalige stilte en de stilte der toegewijde dienaars. Dat is voor mij het bijblijvende van deze tentoon stelling. Zij is een wijzing; zij is een compendium der menschelijke stilten; zij is klas na klas van stilten; zij is wat wij wenschen en zoeken in het Oosten; zij is beeld geworden Stilte, en wij kunnen ons aan deze beelden verzaden in hun levende ingetogenheid en ingehoudenheid. Maar wij moeten niet vergeten: dit was het Oosten grooter en anders (V) dan het Westen; het tegenwoordig Oosten wordt misschien grooter dan het Westen, maar dan toch slechts grooter in die Westersche dingen, die wij, de Westerlingen, zóó niet reeds verworpen, toch erkennen als niet het ware voedsel, niet het brood voor 't geluk en niet het water voor den immer eindeloozen dorst, die sinds. lang ons beving. t ? i-.-! A. PLASSCHAERT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl