De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 6 november pagina 13

6 november 1926 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

«o. 2579 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 Teekening voor de Groene Amsterdammer" _ door B. van Vlijmen ANNIE VAN EES DOOR TOP NAEFF ~P R zullen er zijn, bij dit koperen jubileum van ??-'een beminde actrice en bevoorrecht menschenkind, die in het record van twaalf-en-een-half jaar je-best te hebben gedaan in een schoon kunstvak, geen historisch feit zien, dat bepaald vraagt geme moreerd te worden. In de kunst", heeft Whistler geschreven is vlijt een noodzakelijkheid, niet een deugd." Er zullen er ook zijn, die van een gedistingueerde vrouw als mevrouw van der Lugt Melsert, het gezegend voorbeeld hadden verwacht van eene, die er in onze opgeschroefde tooneelwereld den brui van gaf zich langs dezen meer en meer, en al te zeer gebruikelijken weg, op gezette tijden te laten vieren. Doch er zullen er zelfs onder deze Nurksen gén zijn, die zich daarbij dan toch niet in een heimelijk hoekje van hun hart verheugen zóó inconsequent zijn we dat er nog maar eens een aanleiding ge schapen werd om deze lieve kunstenares in het zonne tje te zetten, haar te bewijzen, op wellicht het fleurigste oogenblik van haar jong leven, hoe Nederland haar liefheeft, om wat zij is, en om wat zij kan. Als het op onderscheiden aankomt, zijn er ook waarlijk niet velen, die in zich vereenigen, wat Annie van Ees in de wieg toeviel, en die de goede gaven der feeën zoo waardig bleken als zij. Het MONSTERKAMERS als: Huiskamers, Salons, Slaapkamers, welke door nieuwe worden vervan gen, worden tegen sterk verlaagde prijzen UITVERKOCHT evenzoo een zeer groote partij TAPIJTEN HUIS in prachtige dessins HEEBEnCBACMT500 AM 5 T E C D A M leven heeft er ongetwijfeld toe meegewerkt om haar in betrekkelijk weinige jaren te doen. groeien van een gracieus actricetje tot een tooneelspeelster, die in het kleine vooralsnog bleef dit haar domein het tooneel beheerscht. Gelukkige huiselijke omstandig heden gaven haar wellicht de argeloosheid, de zacht heid, de rust, het evenwicht, die de kenmerken zijn van haar persoonlijkheid. De,tegemoetkoming" van het publiek het aardig woord is van Braakensiek, is voor de jonge kunstenaars geen geringe stimulant naar het beste te trachten. Maar het aantal dat, ondanks dergelijke voorrechten, dan toch maar middel matig blijft, verdienstelijk, zonder feitelijk ooit den menschen in het gemoed te grijpen, bewijst hoe op den duur alle omstandigheden in de kunst machteloos staan tegenover dit eene: het talent, en de geest kracht het te vervolmaken. Wie Annie van Ees in deze dagen een uitverkorene noemt, wil daarmee meteen zeggen, dat zij, qualitatief en quantitatief, hard heeft gewerkt. Onze tijd maakt de tooneelspelers graag tot martela ren van hun beroep, en vergeet daarbij, dat iedere kun stenaar dit op zijn wijze is, en moet zijn, wil hij er voor zichzelf ook maar een greintje voldoening in vinden. Maar dat neemt niet weg, dat ieder toch ook voelt wat dit bedrijf vergt van een jonge moeder, die twee honderdachtenveertig maal in de laatste jaren haar huis verliet om als een smerig Boefje" onder de bedstee te kruipen, die tweehonderdvijfenveertig Overschotjes" strooide over haar vaderland, die avond aan avond opkomt voor de zaak van haar man, als een dappere pionierster, En die daarbij op haar plaats bleef, eenvoudig, en zonder zich op een andere manier te doen gelden, dan door haar talent en haar bereidheid. Ik hoorde eens vertellen misschien is het een legende, maar in elk geval is ze dan kenschetsend voor de jubilaresse hoe iemand meende mevrouw van der Lugt ook om haar zelve geluk te moeten wenschen met het directeurschap van haar echtgenoot over de beide gezelschappen van den Haag en Rotterdam, en daarop dit antwoord kreeg: Och, wat heb ik daar nu eigen lijk aan?" Inderdaad, wat kon zij, met haar opvat tingen, er meer aan hebben" dan verdubbeling van hun beider zorgen, dan verdubbelde uithuizigheid! Den meerderen officieelen roem, dien men daarbij de directeursvrouw had toegedacht, wees haar natuur in dit verband eenvoudig af. Meer dan het talent, weegt, na den eersten bloei der jeugd, wat een kunstenaar is, als mensen. Annie van Ees heeft het menschelijk accent. Bij haar is, wat zij ook speelt, het woord, waarop het op een gegeven moment aankomt, zuiver gekleurd naar de ont roering, die haar doorloopend leege plekken vindt men in haar spel zelden of nooit vervult. Haar woord kan opspringen als een zonnig fonteintje, het kan grauw worden, als in Boefje", het kan den hemel openen, als toen ze in Als de ster stille staaf'zei met dat onvergetelijk lief gebaar: Kom, Suskewiet"; en soms neemt het de doodskleur aan, als in Jan Feith's Wonderkind", het mooiste, wat zij op het tooneel voor mij ooit gedaan heeft. Dit ziels- accent is het geheim, maar het is niet alles, al zijn er onder de meest gevierden, die er levenslang op drijven. De groote verrassing is geweest, dat Annie van Ees, noch op deze beslissende gave, noch op al haar overige bevalligheden, is blijven hokken, maar dat ze tot uitbeelden kwam, tot karakterspel, tot gestalte. In tamelijk gelijksoortige rollen kinderrollen, jonge meisjes hebben wij haar telkens een ander menschje zien worden, vast van omtrekken, en met tal van onderscheidende, fijne reliëfs, die haar speelsche fantasie er aan toevoegde. En vooral in de laatste jaren,toen haar ook soms rollen werden opgedragen, die haar oogenschijnlijk minder natuurlijk lagen", mocht blijken naar hoevele zijden dit warm en gewe tensvol talent zich ontwikkelen Iaat. In onze her innering hangt daar reeds een geheele Bildergalerie: Wendela (Lente) naast de koele schoone uit Veld maarschalk", Suzanne (de nieuwe Heeren) naast Mrs Cheyney, Boefje, Overschotje en het Lieve Vrouwke". Al deze beelden kijken ons aan met andere oogen en spreken tot ons in een eigen taal. En in onze verbeelding stellen zich daar vrouwen figuren naast van grooter allure, waarvoor Annie van Ees in de toekomst de aangewezen vertolkster zal zijn: Madame sans Gêne", en De Wilde Eend", Maeterlinck's Sélysette" en wie-weet eenmaal Nora".... Mij dunkt, zij moet er langzamerhand aan toe zijn, en ook zelve gaan verlangen naar beduidender werk dan de charmante niemendalletjes, die de smaak van het publiek en het belang van de zaak tot haar speciaal repertoire hebben gemaakt. Waar zij er boven uit mocht komen (?De man, die de klappen krijgt" o.a.) moet zij, met ons, overtuigd zijn geworden van haar waarde, en de wegen, die haar nog open staan. Intusschen gaan er booze geruchten, dat mevrouw van der Lugt Melsert dit jeugdfeest nu maar haastig viert, omdat zij heimelijk van plan zou zijn haar post min of meer te verlaten. Ik geloof, dat zij dit niet doen mag, al trekt de huiselijke haard deze lievelinge van het Haagsch publiek" ook met een inniger geluk, dan ooit de roem een vrouw kan geven. Ik geloor, dat zij verplicht is aan de Nederlandsche tooneelkunst, die de besten niet missen kan, te blijven op haar plaats. Al denkt zij dan misschien wel eens met een stillen zucht, wanneer zij haar kleinen jongen toedekt: Wat heb ik er nu eigenlijk aan...." L. H. C H R I S P IJ N (In Memoriam) DOOR H. K. TEUNE /~*HRISPIJN is dood. Ik kan het niet begrijpen. ^ Nog geen veertien dagen geleden liepen we samen in de Kalverstraat. Rechtop ging nog z'n gestalte, veerkrachtig was nog z'n stap, jong klonk nog z'n stem. En toe we samen zaten op het terras van n der café's aan 't Damrak, toen heb ik, zooals ik vroeger zoo dikwijls deed, hem aangekeken, als hij met jeugdig vuur over onze mooie kunst sprak, gesticuleerend met z'n onafscheidelijk pijpje, de flam bard diep in de levendige oogen gedrukt en zoo nu en dan glimlachend, wat den gebronsden kop nog interessanter maakte. Wonderlijk hoe, trots de twee en zeventig jaar, deze man jong was, jonger nog dan zoo velen, die jaren met hem in leeftijd verschillen. En toch had hij heel, heel veel beleefd. Zelfs nog korten tijd te voren toen z'n jongste zoon door een noodlottig toeval om het leven kwam, toen daarna de met zooveel zorg opgezette zaak in Rotterdam faalde en daarna nog Optimistisch tot het uiterste toe, geloofde hij steeds aan het komend geluk, dat niet meer gekomen is. Hij is heengegaan en de Oude Garde der tooneel spelers mist voortaan een der besten. Gewerkt en gestreden heeft hij voor de Kunst, die hij liefhad, zoowel in woord als in daad. Hoe velen onzer tooneelkunstenaars en -kunstenaressen heeft hij niet geleid bij de eerste stappen, die zij deden op ,,de planken, die de Wereld beteekenen." Hoevelen hebben niet aan hem te danken, dat zij geworden zijn, wat ze nu zijn. Hoe heeft hij niet getoond door de oprichting der Nederlandsche Tooneelvereeniging" in 1893, dat met een ciubje niet vooraanstaande tooneelartisten een ensemble te maken is, beter dan een clubje zonder leiding, uit louter sterren bestaande. Hoe heeft hij bij 't Nederlandsch Tooneel, door geheel te breken met den sleur die er heerschte, het toen moderne repertoire ingevoerd en doen zien, dat ook op 't Plein onder goede leiding voorstellingen mogelijk waren, die konden concurreeren met de beste buitenlandsche en er zelfs boven stonden. Doch ook als tooneelspeler telde hij mee;z'n jonge rollen tintelden van leven, waien van een niet alledaagsche beschaving en van ongekende charme. Vooral de Veroveraar" van Mevr. Simons?Mees was een meesterstukje, daar niemand merkte dat de jeugdige Fred gespeeld werd door een tooneelspeler, die de vijftig al lang was gepasseerd en dit deed met een brio, zooals men op de Nederlandsche planken niet gewoon was. Aan dit nog jonge oude leven is plotseling een eind gekomen. Nooit meer zullen we zijne heerlijke fantastische verhalen hooren, die hij vertelde met een flux de bouche, alsof hij alles zelf geloofde. Geen van ons zal ooit meer kunnen profiteeren van de wijze lessen in tooneelspeelkunst, die hij bij'tregisseeren van een stuk gaf en niemand zal hem ooit meer kunnen toejuichen na het spelen van n zijner prachtrollen. Velen van ons zullen z'n stoffelijk overschot vergezellen tot aan z'n laatste rustplaats; we zullen bewogen aan z'n grafsteen, nog eenmaal omzien, bij 't verlaten van het kerkhof en dan zal slechts heel, heel enkel nog, eens over hem worden gesproken Onafgebroken gaat het leven voort, ook in de Tooneelwereld, waarin hij lange jaren een eerste plaats heeft bekleed. Hij ruste in vrede en de dank van velen van ons zal zijne nage dachtenis levend houden. Amsterdam l November 1920.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl