De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 6 november pagina 16

6 november 1926 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND VIERDE ZANG t ?t. F'. ? Om kwart voor acht precies verrijs ik uit de veeren, Dan kan ik mijn toilet als gentleman soigneeren. Niet, dat ik ijdel ben, of graag conquêtes maak Als ik me netjes kleed, dan doe 'k dat voor de zaak. 8,30 't Ontbijt is punctueel om klokke half negen. Mijn jongste praat te veel. Daar kan 'k zoo vroeg niet tegen, En 'k stop zijn mond met: Ssst!" en: Stilte aan 't ontbijt! De stilte en 't gebed !" Heeft Beets dat niet gezeid? 10,00 Om tien uur ben 'k aan 't werk. Mijn personeel komt eerder; Zij zijn de minderen, en ik ben de beheerder. Zoo geef 'k hun eiken dag met fijnen takt de les: Wie zijn positie kent, mag hopen op succes. 11,00 \ Om elf uur brengt men mij mijn koffie met een koekje, Dat savoureer ik kalm genoeglijk in een hoekje, Als de bewaarster 't vocht te heet brengt, of te lauw, Dan krijgt ze 't is toch plichtsverzuim van haar ? een snauw. 12,30 Om half een is het lunch. Dat uur past voor de kleinen, Voor school. Schoon 't vroege uur plebeïsch moge schijnen, Het toont, dat 'k in voornaam doen geen behagen schep, En ook, dat 'k op dat uur gewoonlijk honger heb. 1,30 Om half twee ben 'k present. Dan ga ik controleeren, Of al die zoogenaamde dames en meneeren Hun werk doen. En ik laak, zoo noodig, zonder schroom. Ik zelf rust uit. Ik voel me na de lunch wat loom. 3,00 Om drie uur komt de post. Die ga 'k direkt behandlen; Wie daar niet vlot voor zorgt, kan net zoo goed gaan wandlen. AI wat bestelling is, beantwoord ik op slag, Maar als 't reclames zijn, dan kijk ik op geen dag. E UREN VAN DEN DAG 5,30 Om half zes ga ik op de club wat zitten praten; Al ben k' geen goed causeur, dat kun je moeilijk laten. Ik drink geen borrels, op verlangen van mijn vrouw. Het treft toevallig, dat ik niet van bitter hou. 6,30 'k Dineer om half zeven geen seconde later. 't Menu is hoogst frugaal. De drank is zuiver water. We eten, voor de goede stemming in 't gezin, 't Gerecht, dat weet mijn vrouw, dat ik het lekkerst vin. 7,15 Een slaapje, licht en kalm, pleegt mij na 't maal te sterken; Dat komt mij toe, na uren onbaatzuchtig werken. Dan eisch ik, dat geen mensch in huis de stilte stoort; Wie t toch doet, gisp ik met een kort maar krachtig woord. 8,00 Om acht uur ga 'k met vrouwlief meestal naar 't theater. Actrices boeien mij; ik ben geen vrouwenhater. Mijn vrouw verkiest muziek; daar geef ik niet aan toe, Ik leid haar smaak. Ik meen, dat ik daar wel aan doe. 9,30 't Is pauze. Ik sta op. 'k Ga naar de koffiekamer; Dat wachten in zoo'n zaal! 't Is hier veel aangenamer. Mijn vrouw blijft op haar plaats. Ze kijkt eens naar 't publiek, En krijgt nog bovendien haar zin: er is muziek. 11,00 Na afloop, zóó naar honk. Ik ben geen kroegelooper. Ik drink mijn whisky thuis. Daar 's 't beter en goedkooper. Mijn vrouwtje praat van 't stuk, met oordeel en verstand; Dat doet ze graag. En ik lees onderwijl de krant. 11,30 Om half twaalf op stok; als goe-genooten, samen. Ik kan niet tegen tocht, zij houdt van open ramen, Dus gaan de ramen dicht. Dat doe ik voor mijn vrouw. Want wie zijn vrouw bemint, behoede haar voor kou. NASCHR IFT Ziehier mijn levensbeeld. Moet ik mij verontschuldigen? Neen-ik. Ik schafte stof voor wie mij willen huldigen. Een korte spanne tijds, dan ben ik vijftig jaar, Dat wordt een schitt'rend feest. Maak nu ie speech maar klaar. CHARIVARIUS C O M O E D I DOOR HENRIK SCHOLTE Vereenigd Tooneel; Makropoulos [Een Levensformule]', door Carl Capek. DIT stuk bestaat uit n enkele vondst. Een vrouw heeft meer dan driehonderd jaar geleden voor Rudolf van Habsburg de proef met een Kretisch levens-elixir genomen een heerlijke dwaasheid intusschen, omdat Keizer Rudolf de gevolgen nooit heeft kunnen constateeren. Deze vrouw, een leven beu dat zij echter uit angst voor den eindelijken dood steeds continueert, leeft nog, onophoudelijk begeerd, onophoudelijk verwoestend. Dit is zoo'n kleine, felle vondst, die misschien aan een cafétafel of uit den overmoed van een toevallig gesprek ontstaat, maar die juist daarom de fantaisie van een auteur tot de prachtigste consequenties inspireeren kan. Men voelt de twee wegen, die voor het stuk zijn weggelegd: of de gruwelijke tragiek van het schuldeloos Ewig-Weibliche", een soort Ahasverische pest. Of, tenslotte niet minder diep-grijpend, de groteske van het onheilstichtend Ahnfrau-Spuk". Capek heeft geen dezer wegen aangedurfd. Hij heeft niets aangedurfd dan een tamme detective oplossing: een erfenis-kwestie met de mysterieuze vrouw als inzet, en als clou het mislukte experiment van den advocaat om door een soort satansmis een volgens hem hysterische vrouw tot de bekentenis harer oplichterijen te brengen. Capek heeft twee bedrijven voor de expositie van deze affaire noodig gehad. Hij heeft die zoo slecht gebouwd, dat de enkele, maar met nadruk gebruikte indices ons reeds de ware toedracht van de zaak ver raden: de geheimzinnige vrouw heeft moeite met het gebruik van moderne woorden; zij kent den inhoud van een sinds honderd jaar verzegelde enveloppe; zij spreekt over Marat en Danton als den man met de klamme handen en met het pokdalige gezicht. Dan nog de reeds in den aanvang naar voren gebrachte verwarring der vrouwennamen, allen met de initialen E.M., de verraderlijke titel, en met hetzelfde schokje van G.G.'s achterhoofd vermoeden wij de oplossing, die dan ook verder geen verrassingen meer brengt. Dit stuk, zwak-novellistisch uitgewerkt, telt maar n oogenblik van dramatische spanning: wanneer de vrouw den giftdrank drinkt en niet bekent. Welk een wilde angst had de waarachtigheid van dit 300jarig leven dan dramatisch te weeg kunnen brengen, wanneer de voorafgaande bedrijven kundiger gesteld waren. En had Capek deze vrouw op dat oogenblik nog maar werkelijk laten sterven ! Dat hij haar thans een langdurigen tijd gunt om zich in de aangrenzende kamer te herstellen, is menschelijk. Wat hij ons in dien tusschentijd aan gesprekken voorzet, grenst echter aan het onmenschelijke: als in een slecht sprookje uiten banale menschen banale onsterfelijkheids-verlangens. Maar iedere toeschouwer weet immers al vooruit, dat niemand bij de terugkeer van de mysterieuze vrouw de levensformule, die zij de rij af aanbiedt, zal durven accepteeren. En het goocheltafeltje staat al klaar, waarop het reepje perkament den vuurdood zal ondergaan. Dit laatste bedrijf veroordeelt het stuk volledig. Ook over de opvoering kan men niet juist in ver rukking geraken. De fout school hier met name in de regie, die vooral de quasi-groote scène der beraad slagingen zoo zwaarwichtig opvatte alsof het de Grand CaféRestaurant,, DE HEEMRAAD' N. BINNENWEG 276 ROTTERDAM 8 B i Har ds Orchestre SPRATO Asser Synode gold. Bovendien is men geneigd om,. nu het stuk in de society-sfeer gespeeld werd (met een merkwaardige voorkeur voor overjassen), zich af te vragen of zelfs in deze uitwerking een irreële, grilliger-geëmotioneerde satyre-toon toch niet een beteren sleutel gegeven zou hebben. Individueel viel er echter veel schoon spel te loven. In de eerste plaats Else Mauhs, die al de gaven van haar smartelijke noblesse in dienst stelde om deze vrouwenfiguur den achtergrond van een misdadig wonder te verleenen; en die dan ook zekere de zui verste Elena Makropoulos geweest zou zijn, indien Capek het gegeven beter had aangekund. Daarnaast moet vooral Verkade genoemd worden als de sata nische, maar volkomen reëele tegenspeler.Cees Laseur speelde zorgvuldig-komisch den decrépiden bonviveur. De jongste garde had succes door de gevoelige ingénu-rol van Polly Obdam en het raak-getroffen kamermeisje van Dora Wallant. Het stuk had mooigecomponeerde decors, met name in de schouwburg scène. H. RAHR MUZIEKHANDEL Violen © Snaren Achter St. Pieter 4 Utrecht © Tel. 443 PIANO'S

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl