Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Wapenschouw.
Film-nummer van De Vrije Bladen". Uilg.
S. L. van Looy, Amsterdam
E redactie van de
Vrije'Bladen" heeft verzamelen geblazen
en van alle kanten zijn we
komen toelpopen. We hebben
onze redactiebureaux, onze stu
deer-cellen, onze ateliers en zelfs
onze Bechstein's in den steek
gelaten, om te komen getuigen
van ons geloof in de film.
We vormen nog geenszins
een gedisciplineerd model-leger,!
We voeren allerlei wapens:
de dagge en de Browning
de floret en den knuppel het pennemes en de
donderbus. We dragen allerlei krijgskleedij:
coquette parade-uniformen, barsch veldgrijs en roman
tische ridder-harnassen. We spreken velerlei idiomen:
we hebben 't geestdriftig over de film en den film
over Caligari met n en met twee I's. We hebben
allerlei krijgsplannen: we willen in den stormpas
vooruit en we willen met een uitnemende Zeiss
kijker gewapend de vijandelijkheden van verre gade
slaan kortom we vormen een vreemd allegaartje,
dat geen vergrijsd majoor of feldwebel der stramme,
officieele Kunst-armee, zonder een medelijdenden
glimlach zal gadeslaan.
Maar we hebben enkele dingen mee: het Geloof
en de Geestdrift en het prikkelend bewustzijn, te
moeten vechten voor onze goede zaak. Vooral
waarom het te ontkennen? het laatste! Immers
we vinden het heelemaal niet erg, dat de weg van
onze geliefde Muze niet langs rozen voert dat zij
onzen steun en onze weerbaarheid noodig heeft. We
vinden het volstrekt niet zoo verschrikkelijk, dat
men onze propaganda met minachting, spot en haat
tegemoet treedt?en we hebben een inwendig plezier,
wanneer steile dweepers ons verfoeien en brave oude
heeren, zure, vinnige stukkies schrijven in deftige
tijdschriften.
Het versterkt slechts ons geloof het verhoogt
onzen strijdlust en dies laten we vroolijk de
donderbussen knallen en de pennemessen schitteren dies
taleeren we onze gewaagdste paradoxen, poneeren
onze stoutste beweringen, lanceeren onze gespierdste
krachttermen alles ad majorem Filmi gloriam
want .niemand onder ons, of hij voelt iets van de jeugd,
de frischheid en de levenskracht van zijn palladium
in zich zelfs de man met den Zeiss-kijker.
Het is. voor het eerst, dat wij, die-tot nog toe in ons
eentje voltigeerden, elkaar ontmoeten en het is heel
natuurlijk, dat we eikaars wapens en uitrusting met
nieuwsgierige en critische blikken beschouwen
het maakt er het geval niet minder interessant
om. Vooral omdat we, ondanks alle verschil
len in quipement, ons door eenzelfde gedachte ge
dragen voelen: de propaganda voor een nieuwe, wor
dende uitdrukkingskunst.
Daarom ??leve de Film.... en avant marche !
Film e/? Tooneel.
ET is een precair onderwerp,
dat zich slechts met de uiterste
welwillendheid en voorzich
tigheid laat behandelen. Mis
schien, dat het daarom zoo
lang in portefeuille is geble
ven .... evenwel, men kan het
wel uitstellen, maar niet afstel
len: [het moet vroeg of laat,
tusschen de film en het
tooneel tot een verklaring" ko
men. Moge deze beschouwing als bescheiden inleiding
dienen.
In een ander tijschrift, dat ons eveneens zeer ter
harte gaat, heeft Barbarossa het slagwoord gelanceerd:
Het tooneel is morsdood de film heeft het ver
moord f" En hij sprak daarmee, cum grano salis, de
overtuiging uit van zeer velen iti den lande en
verklaarde tegelijkertijd grootendeels de intuitieve
haat en felle tegenwerking, die de film op haar weg
ontmoet. Wat denken wij, filmvoorstanders van deze
* bewering?
Het is van algemeene bekendheid en in deze
kolommen meermalen betoogd dat naar onze
meening het lichtspel en het tooneelspel, volstrekt
onafhankelijke kunstvormen zijn, die naast elkaar
kunnen leven. In zooverre staan wij dus diametraal
tegenover de uitspraak van den heer Schröder.
Intusschen bevat zij ook voor ons een kern van
waarheid, die de overweging loont.
Daartoe zij in de eerste plaats vooropgesteld, dat
wij onderscheiden: het waarachtige, hooge, onaantast
bare kunstwerk, dat slechts door enkele bevoorrechten
kan genoten worden en de dagelijksche coulante"
gemeenschapskunst. Het is steeds ook bij een gunsti
ger conjunctuur, dan de huidige een waarheid als
een koe geweest, dat geen tooneelgezelschap kon
bestaan van Goethe en Shakespeare allén: men had
voor de gewone dagelijksche bezoekers, naast dit
zuivere goud, geestelijke pasmunt noodig, waarvan
zij populair gesproken ,,terug hadden". Die
pasmunt kan nog onderling zeer uiteenloopen: van
l'Arronge tot Hauptmann van Meyer-Förster tot
Rostand van Blumenthal en Kadelburg tot
Molnar, zijn considerabele afstanden en men kan
zeggen, dat daartusschen zoo ongeveer het terrein ligt,
waarop de gemiddelde intellectueel zich thuis en
behagelijk voelt. Dit zijn de stukken, die het groote publiek
naar den schouwburg brachten en wanneer men
Barbarossa's uitspraak zóó wil uitleggen, dat dit deel
der dramatische productie door de concurrentie van
de film hevig geknauwd werd, waardoor weer, eo ipso,
het brengen van groote kunst onmogelijk werd ge
maakt, dan kunnen wij ons daarbij in groote trekken
aansluiten.
Nu is echter de zeer algemeen verbreide meening,
dat die concurrentie alleen mogelijk was, doordien de
film met banale, makkelijk verteerbare sensatie- en
amusements-kost, het geestelijk peil der massa naar
beneden haalde en het gros der schouwburg-bezoekers
naar de bioscoop overhevelde. Het wil ons voorkomen,
dat de verdedigers van het tooneel zich daarmee wat
al te gemakkelijk van de zaak afmaken tot groote
schade van het tooneel-zelf, omdat zij de les
verwaarloozen, die er voor de dramatische kunst in ligt opge
sloten !
Zeker het valt niet te ontkennen, dat vooral de
minder doorluchtige elementen van het
schouwburgpubliek, zich door de platte schund, waarmee de cine
matografie eenige jaren terug de wereld overstroomde,
gemakkelijk lieten meesleepen. Wij hebben van deze
plaats af, het eerst en het felst deze schund bestreden
en meenen er dus van mee te mogen spreken. Maar
wij zijn door langdurige en aandachtige vergelijking
tot de ernstige overtuiging gekomen, dat nog andere
factoren in het spel zijn factoren van een hoogere
orde en een diepere beteekenis, die het tooneel, naar
onze meening, goed zal doen bij zijn pogingen tot
regeneratie, te overwegen omdat het daardoor
blijk zal geven, de teekenen des tijds te verstaan !
De teekenen des tijds, die wijzen op een veranderde
houding van de moderne psyche ten opzichte van het
kunstwerk.
Het zal wel door niemand bestreden worden
men moge het betreuren of niet dat de mensch van
tegenwoordig een behoefte heeft aan beknoptheid,
exactheid en universaliteit. Onze tijd van radio,
telefoon, aviatiek en automobilisme, moest onvermij
delijk het verlangen scheppen naar geestelijk ,,snel
verkeer". Wij voelen ons noch bevoegd, noch genegen
dieper in te gaan op de kwestie, of dit verschijnsel
de ondergang van onze kuituur beteekent.al dan niet.
Wij constateeren alleen de logische onafwendhaarbeid
die door geen filippica's of jeremiades te keeren valt.
En wij constateeren tevens, dat andere kunsten op
die versnelling van ons levens-tempo wel degelijk
reageeren: de muziek, zoowel als de schilderkunst
de beeldhouwkunst zoowel als de architectuur,
komen aan dat verlangen naar snelheid, directheid
en universaliteit, tegemoet. In dit verband willen wij
een uitlating van een onzer vooraanstaande jonge
musici citeeren, die ons buitengewoon trof. In De
Muziek" van October 1926, schrijft Willem Pijper:
,,Voor vijftig jaar kon men muziekdrama's schrijven in
de afmetingen welke Wagner zich veroorloofde. Bruckner
en Mahler konden nog symphonieen projecteeren van zeer
langen duur. Dit gaat niet meer.... Onze generatie denkt
efficiënter, wij oefenden ons op school reeds in snel overzien,
in samenvatten; en dat proces zal nog wel verder gaan.
Symbolen van deze, van onze periode, zijn het telegram en
de stenografie. Wij hebben geen tijd meer voor sierletters,
geen dispositie meer voor bespiegeling. . . . Een telegram
induceert met vier, vijf woorden geheele complexen, die
terzelfder tijd beginnen te functionneeren. Een plurilpnale
passage raakt op hetzelfde moment meerdere verdiepingen
van ons bewustzijn aan. Uit het na-elkander der klassieken
groeide het boven-elkander der actueelen."
Zoo is het! En wij zien in dit gereedelijk reageeren
van ons moderne gevoelsleven op snelle, hevige en
ook gelijktijdige indrukken, de diepere oorzaak van
de verovering der wereld, door de film. De film is
gecomprimeerde expressie zij jaagt ons in drie
kwartier den aardbol rond, geeft ons een wereld van
emoties en indrukken zij is, uit den aard van haar
wezen snel, beknopt en precies. Aanvankelijk was dit
geweldige tempo in haar nadeel: het verbijsterde ons
het kwam ons belachelijk voor of het wekte onze
J. &. MEUWSBN, Ho«. A'dam-R'dam-Dtn Hu»
DB BE-STB HOEDEN IN HOLLAND
ergernis op. Maar het eind was, dat het een sterke
aantrekkingskracht op ons uitoefende, omdat het
aan een diepe, innerlijke, nog onbegrepen behoefte
tegemoet kwam: de dringende behoefte, om ons gees
telijk leven te regelen naar het rhytme van ons maat
schappelijk bestaan !
Heeft nu de film onze smaak voor het tooneef
bedorven? Wij gelooven er niefs van. Wel en dit is
zeer eigenaardig! heeft de dikwijls zoo terecht
gewraakte film-productie, ons critisch vermogen.
' jegens het tooneel verscherpt onze eischen verhoogd.
Een slecht gespeeld blijspel maakt ons wrevelig en
ongeduldig omdat het op de filmklucht van de
zelfde kwaliteit dit tegen heeft, dat het eindeloos lang
duurt en verveelt. De groote zij het vooralsnog
onvermijdelijke fout van den tooneel-avond de
stemming-vermoordende pauze en entre-acten
wordt door de film nog geaccentueerd er is wel zeer
sterk en suggestief spel noodig, om die afgrijselijke
koffie-met-slagroom-onderbreking te overbruggen.
De eerste les, die het tooneel uit het film-verschijn
sel kan trekken is alzoo: speeltempo. Het lan, de
vaart die vroeger de uitzonderlijke verdienste
vormde van een groot regisseur als Royaards, is
thans een algemeen geldende, gebiedende eisch.
Zeker het gesproken woord, heeft nog zijn gansch
eigen macht en beteekenis maar een traag speel
tempo, dat niet pscychologisch verantwoord is, wreekt
zich nu veel sneller en onverbiddelijker: het maakt
het tooneelstuk breedsprakig, zeurig en vervelend.
Een "tweede belangrijke vingerwijzing geeft de
film op het stuk der mise en scène. De scherpere
omlijning de engere begrenzing, die het ontstaan
dezer nauwverwante zuster-kunst tengevolge moest
hebben, is het eerst van invloed op decors en aan
kleeding van het tooneel. De film, die een kunst van
de optische waarneming is, heeft zich uitteraard met
de grootste zorg gewijd aan de uiterlijke verzorging
van haar onderwerp en door haar zoowel f inancieele
als technische suprematie op een wijze, die
concurreeren voor het tooneel ontzaglijk moeilijk, zooal
niet onmpgelijk maakt. De tijd van drama's a grand
spectacle is voorbij, omdat het publiek veel te critisch
is geworden. Styleeren vereenvoudigen, zoodat het
gesproken woord uitsluitend de fantasie van den
toeschouwer ontvlamt ziedaar, naar onze meening
de toekomsttaak van den tooneel-regisseur. Wij weten
wel, dat deze meeningen niets nieuws verkondigen
en dat zij reeds langen tijd in de tooneel-kunst ge
propageerd worden, maar wij willen er met nadruk
op wijzen, dat zij door de film urgent zijn geworden !
Een derde belangrijke eisch aan het moderne
tooneel, die feitelijk de beide vorige omvat is:
Verheffing van tiet peitartistiek wat naar onze
meeningj neerkomt op concentratie en schifting! Het
fnuikende in den wedstrijd om de gunst van het groote
publiek, ligt voor het tooneel hierin, dat het zichzelf
aristiek ruïneert, door almaar versnipperen en verdeelen
in een tijd nota bene, dat de film voor haar productie
zich hoe langer hoe meer beperkt tot kunstenaars
met een wereld-reputatie. Ware het voor een
Nederlandsche elite-troep onder een voortreffelijke re
gisseur reeds een zware, schoon eervolle taak te
concurreeren met een Fritz Lang, een Dupont of een
Jannings.... voor de miniatuur-gezelschapjes, waar
een of twee behoorlijke spelers overwoekerd worden
door een welig tierend dilettantendom is dit eenvoudig
absurd en belachelijk.
Samenvattend komen wij tot de volgende conclu
sie: tooneel en film, kunnen naast elkaar bestaan
mits het tooneel zichzelf herziet en profiteert van
de lessen, die in het film-verschijnsel liggen opge
sloten en die wij hierboven kortelijk aangaven. Zoo
beschouwd kan, meenen wij, de film een prikkel zijn
tot regeneratie van ons verouderd en lichtelijk morbide
tooneel.
De film kan het tooneel niet vermoorden
daar zorgt het, tut nu toe , zelf wel voor.... integen
deel: zij kan als men haar lessen ter harte neemt
het tooneel redden !