Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2580
GESCHIEDENIS DES VADERLANDS
ZEVENTIENDE ZANG, I
KAREL VEROVERT TUNIS (1535) HET HEILIGE VERBOND ROME GE
PLUNDERD DE VREDE VAN KAMERIJK (1529) ??HET SCHIPPERTJE
VAN DORDT KARAKTERTREKKEN VAN KAREL ANECDOTEN
Dit, o vrient, dit moetje dincken,
Anders zijt'ghy my te dwaes,
Niemand vinckt er sonder vincken,
Niemand vist'er sonder aes.
Cats.
Als Karel 't ketterdom niet afdoend heeft bestreden,
Dan was 't uitsluitend wegens drukke bezigheden,"
Vooreerst met koning Frans; je weet er alles van
Maar net zoo'n taaie kluif was Sultan Sofyman
Hoewel die strijd behoort bij Buitenlandsche Zaken,"
Moet 'k van n treffen met den Sultan melding maken,
Want Nederlandsche troepen vochten daarbij mee.
'k Heb 't oog op Tunis aan de Middellandsche Zee.
Hairaddin Barbarossa, vlootvoogd van den Sultan,
Ontnam 't aan vorst Muley. Had Frans daar stiekum schuld an?
Hoe 't zij, de keizer girig te Barcelona scheep,
Om zelf het rijk t'ontrukken a'an des Sultan's greep.
Hairaddin's leger, tachtig duizend Afrikanen,
Vermeerderd met tien duizend Turksche onderdanen,
Werd in de pan gehakt! De buit in goed en geld
Was ruim. Muley werd in 't bezit van 't rijk hersteld,
Maar moest zijn land, als loon voor Karel's heldendaden,
Met valk en paard", naar 't ,oud gebruik, verheergewaden."
En Karel's roem was winst voor heel"de maatschappij:
Hij maakte twintig duizend Christenslaven vrij.
Zij smeekten, met den voetkus Karel te begroeten,
Neen," sprak de keizer, 't hoofd regeert, en niet de voeten!"
Maar of hij zich toen op de wangen kussen liet,
't Was consequent geweest, maar ik geloof het niet.
Die overwinning, 't glanspunt in des keizers leven,
Heeft hem den naam van Schild der Christenheid" gegeven.
Maar dat hij soms ook wel wat anti-paapsch kon zijn,
En kettersch water mengen in zijn Roomschen wijn,
Bewijst het volgende, dat 'k aarzel te vermelden,
Want Rome zelf, de heiige Stad, moest het ontgelden !
Vriend Frans was namelijk met Engeland, Milaan,
En met den Par/5 een bondgenootschap aangegaan.
Frans, Hendrik, Sforza, Clemens nu, de bondgenooten,
Vergaderden, en tot den oorlog werd besloten.
Zelf noemden zij hun kongsi 't Heilige Verbond.
Dat Karel 't echter niet zoo bijster heilig vond,
Bewees hij metterdaad. Hij zou ze mores leeren !
Hij liet zijn leger tegen Rome opmarcheeren,
En d'arme Paus, die van zijn zetel vlieden moest,
Zag hoe de stad werd uitgeplunderd en verwoest.
De keizer had den Paus met oneer overladen,
En zonder zelfs de hulp van ketters te versmaden!
Le ciel defend, de vrai, certains contentements,
Mais on trouve avec lui des accomodements."
'k Geef dit beroemd gezegde, zonder 't te vertalen,
Omdat men 't strijk en zet verkeerd pleegt aan te halen;
Dat moet je ook maar doen. Wanneer je juist citeert,
Dan zeggen ze: hij heeft zijn talen niet geleerd."
Maar met bijzondre vreugd deel ik u 't einde mede,
Want 't leert je deze les: houd met de dames vrede.
Twee vroede vrouwen; Karel's tante, Margareet,
Die toentertijd hier Landvoogdes was, naar men weet,
En Koning Frans' Mama, Louise van Savoye,
Zijn saam er in geslaagd de zaken zoo te plooie',
Dat de partijen tot elkander zijn gebracht,
En zie, de vredeszon rijst na den oorlogsnacht,
De krijgstoorts is gebluscht, het zwaard rust in de scheede,
En 't dankbre nageslacht noemt dit den Damesvrede."
De rest van Karel's strijd met Frans beschrijf ik niet,
Want anders kwam er nooit een einde aan mijn lied, ?
En 't heeft voor ons geen nut daar ver in door te dringen.
Een enkel wapenfeit wil 'k echter nog bezingen,
Wel waard," zegt Bilderdijk, dat het bezongen wordt,"
Dat is de slimme streek van 't schippertje van Dordt.
Als typisch Hollandsen zal 't u even zacht doen glunderen.
De Franschman lag te loer om Dordredit uit te plunderen,
Twee groote krijgsgaljoenen, sterk en zwaar bemand,
Bewapend, uitgerust, bedreigden stad en land.
Zij spreidden angst en schrik bij d'arme visscherslieden,
En niemand dorst den feilen vijand weerstand bieden.
Het schippertje van Dordt verneemt het. Onverwijld,
Schrijft Balen in een heu ter Maze uytgezeyld,"
Besluit hij den Fransoos een malsche kool te stoven
Vernuft gepaard aan moed komt bot geweld te boven.
Hij slaat de planken los en wankel van het dek,
Verbergt in 't ruim zijn maats, gewapend tot den nek,
Legt balen, licht als lucht, die louter stroo bevatten,
Maar schijnbaar kostbre wol en diergelijke schatten,
Op 't plankenstel verspreid; wat wol stak boven uit,
En 't scheepje scheen een lang niet te versmaden buit.
Nu naar 't galjoen gestuurd. Hij laat zich lustig praaien;
De Franschen eischen 't goed, begeerig als de haaien.
De schipper schijnt onthutst, en roept: Ik schrik me dood !
Hebt medelij ! G'ontneemt een armen man zijn brood !"
En hij bezweert de ruige klanten zich t'ontfermen.
Zoo staat de sluwe snaak te krijten en te kermen.
De Franschen keuren hem, dat spreekt, geen antwoord waard,
En springen op zijn dek in toomelooze vaart.
Daar kantelt plank en balk, aan touwtjes opgehangen,
En alles stort in 't ruim. Hier wordt men best ontvangen,
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door J. G. Sinia
IN HET SUMATRAANSCHE OERWOUD
DOOR J G. SINIA
'T"OEN ik de wildernis introk, had ik er geen rekening mede gehouden,
' det men hier, in dit gedeelte van Sumatra, nief gewend was om
vrachten met behulp van z.g. draagstokken (pikolan) te vervoeren, zooals
dit in zoovele streken van onze Oost gebruikelijk is en hef gevolg
daarvan was dan ook, dat mijn ..barang' mij op dien tocht veel soesah
en hoofdbrekens bezorgde. Men draagt hier n.l. alles aan draagbanden
op den rug, terwijl dan nog een breeden band voor meerderen steun
om hef hoofd gaaf. Noodgedwongen moest men nu echter wel mijn koffer
met behulp van zoo n draagsiok vervoeren en hoewel dit voor deze
menschen in dit toch al zoo moeilijk terrein vele bezwaren meebracht,
zij wisten deze, ol kostte hef hun vaak onnoemelijke inspanning, steeds
te overwinnen.
Croote zorg baarden mij ook in den beginne de talrijke sporen van
wilde dieren en ofschoon deze dieren zelf steeds onzichtbaar bleven, kon
ik mij maar niet begrijpen, hoe hef mogelijk was, dat mijn reismakkers
zich des nachts zoo maar op den grond te s/apen konden /eggen, zelfs
zonder eenig vuur aan te maken. Vooral op de tijgers en de olifanten
had ik het maar matig begrepen, doch mijn mannetjes lachten wat om
mijn vrees en volgens hen was hef eenige dier, dat nog wel eens gevaarlijk
kon zijn en dat zij ook werkelijk vreesden, de beer. Tijgers, zeiden zij,
doen den mensch geen letsel, zoolang zij nog vlug ter been zijn en
voldoende wild te hunner beschikking hebben en de olifanten, ja. die
kunnen wel zeer veel schade toebrengen aan aanp/anfingen ik heb dit
toen ook zelf wel eens kunnen aanschouwen doch kwaad zijn zij niet,
mits men ook hen maar met rust laat. fn verband met dit laatste kreeg
ik hef verhaal te hooren van een Duifscher, dien zij eens op een tocht
in de oerwouden vergezeld hadden. Deze man, die bovendien s/echt van
gezicht was en een bril droeg, wilde met alle geweld een olifant schieten
en was, ondanks alle waarschuwingen, niet van dit plan at te brengen.
De gevolgen bleven dan ook niet uit. hij verwondde den olifant, die echter
onmiddellijk tot een tegenaanval overging. Op zijn vlucht verloor hij zijn
bril, kon niets meer zien en werd een gemakkelijke prooi voor hef
woedende dier, dat hem de borstkas intrapte. Hij leefde nog, toen zijn
metgezellen hem vonden, doch hij was niet meer te redden.
En al wat Franschman heet, met piek en knods begroet,
Ligt in een ommezien te baden in zijn bloed.
Thans op ! Naar 't andre schip ! Met woeste oorlogskreten !
Daar, schreeuwend, dat die schuit van Satan is bezeten,
Geeft men zich willoos over, zonder slag of stoot,
En heel de troep wordt fluks ontwapend en gedood.
Gansch Neeriand prees den held, die even slim als moedig,
Zoo stout een stuk bestond. Maar mij is 't wel wat bloedig.
CHARIVARIUS