Historisch Archief 1877-1940
22
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2580
JAREN MET U MEDE
L/W HET DOOP Dt
ft OO/ÏMEK
V oordrac li i middag
CHARLOTTE
K H L E R
op Zaterdag 20 Nov.
ie 2'? uur, in ket Cen
traal Tkeater, Am~
stelstraat, Amsterdam
Voorgedragen zal worden werk van
PAUL GÉRALDY, J. L. PEREZ,
A, ROLAND HOLST
en A. DEFRESNE
Plaatsen i f 1.?en f 2.?(bel. Inbe
grepen) zijn van 18 November af
aan het Centraal Theater te verkrijgen
RUDOLF STEINER'S PAEDACOGIE
ALS KRACHTBRON VOOR OUDERS
EN OPVOEDERS
Drie lezingen van Mr. MAX STIBBE
Leer aar aan de Vrije School, den Haag
op 19 en 26 Nov. en 3 Dec.
's avonds 8uurHobbemastraat 6.
Kaart voor de 3 lezingen f 2.?, voor
n lezing f 0.75.
De Wasch aan huis is
niet hygiënisch en dus
Laat DE PELIKAAN" te GOUDA
de wasch voor U behandelen, zij
doet 't al meer dan
100 JAAR !
Vraagt eens om onze prijs- \
courant No. 16.
OVERHEMDEN
NAAR MAAT
FR. SINEMUS
20 Leidschestraat 22 - Amsterdam
Koldewey & Corbière
Leidschestraat 30 - Amsterdam
SPECIALITEIT IN:
Kinderbadkuipen Badtafels Baby bascules
Linnenmanden
FEUILLETON:
DE P ARAPLU
DOOK LUIGI PIRANDELLO
Vertaling van Mary Robbers
(Slot)
Zij stond te denken, dat ze maar vijf en
dertig lire in haar taschje had. De
cape-jes kostten tien lire per stuk,
de overschoentjes twaalf, drie bleven
er dus maar over, al heel weinig voor
twee paraplutjes: 't zou er om houden,
of zij er n voor zou kunnen krijgen,
van een minne kwaliteit.
Maar de kinderen wilden juist zoo
graag ieder een paraplu hebben, een
paraplu en overschoentjes.Met die zware,
grijze, harige regencapes waren ze
heelemaal niet in hun schik; en toen zij hoor
den, dat er maar n paraplutje gekocht
kon worden, begon het gekibbel.
Dinuccia hield met recht vol, dat het
dan haar toekwam, omdat zij de grootste
was; maar Mimi wilde daar niets van
weten, want haar was ook een paraplutje
beloofd. Tevergeefs trachtte de moeder
den vrede te herstellen door telkens te
herhalen, dat de paraplu noch van de
een, noch van de ander zou zijn, maar
van samen want ze gingen toch
samen naar school?
Maa ik mag 'm dagen !" ??ver
zekerde Mimi.
Nee, ik ! verzette zich Dinuccia.
Eerst de een, en dan de ander een
poosje besliste de moeder; en zich tot
Mimi wendend zei ze: Jij kunt 'm
niet eens ophouden
Kan 'm, wel ophouden !
Maar hij is nog grooter dan jijzelf!
Zie je wel?
Om het te bewijzen hield de moeder
het paraplutje naast haar. Meteen
drukte Mimi het met twee armpjes
stijf tegen zich aan. Dat vond Dinuccia
een gewelddaad, en zij stak de hand uit,
om het haar af te pakken.
Foei ! riep de moeder. Wat
is dat? Zijn jelie welopgevoede kinderen?
Oeef mij de paraplu. Nu krijgen jelie
'm geen van beiden !
Op straat liepen de kleine meisjes,
hoewel zij de cape-jes om,en de bootjes"
aan hadden, zwijgend voort, met
boosflikkerende oogjes, voortdurend den
kend aan de paraplu, waarover zij thuis
stellig, zoodra ze den drempel over
waren, weer zouden gaan kibbelen. Hij
was van samen, goed, maar wie zou
hem morgenochtend mogen ophouden?
Daar ging 't om: de paraplu op straat
te mogen ophouden, in den regen!
En Dinuccia meende, dat dit haar
toekwam, haar rechtmatig toekwam,
niet alleen omdat zij de oudste was,
maar ook omdat wel hierom:
kon iemand beter bewijzen dan zij op dat
oogenblik, een paraplu te kunnen op
houden? En verdiende zij, door te
toonen hoe handig zij ermee kon loopen,
niet de nieuwe nu te mogen opsteken?
Waarom had moeder dan een nieuwe
gekocht? Om 'm, dicht, onder haar arm
te houden? Als moeder Mimi met haar
eigen paraplu beschutte, waarom moest
zij dan met dat oude ding loopen, van
de meid? Kwam er straf van, dan moest
Mimi alleen straf hebben, die eigenwijze
Mimi, die lang en lang niet een paraplu
zoo goed zou kunnen ophouden als zij.
Ze zou haar wel eens willen zien !
Zoo denkend, probeerde Dinuccia met
een schuin oogje naar moeder te kijken,
onder de paraplu uit, en deze toch in
evenwicht te houden, om te zien of
moeder wel opmerkte, hoe flink zij
ermee liep. Maar zij zag, integendeel, dat
moeders gezicht donkerder, ernstiger dan
ooit stond; en de paraplu wankelde in
de twee kleine handjes.
Boos, en zich gekrenkt voelend uit
den winkel gekomen, streed het moeder
tje op dat oogenblik, om een heel slechte
gedachte omtrent haar Dinuccia uit
haar geest te bannen: een vreeselijke
gedachte, die zich volstrekt niet, geen
oogenblik, mocht weerspiegelen in haar
ziel, waar ze, bij de minste aanraking,
een smet, een wond zou nalaten.
En toch, op sommige oogenblikken.
bij iedere botsing, hoe gering ook, met
de harde werkelijkheid, kwam die ver
foeilijke gedachte weer eensklaps even
bij haar op. Die verfoeilijke gedachte was
deze: dat, als Dinuccia er niet was,
(niet dat ze dood moest gaan, goede
God, neen ! maar als ze er niet was, als
ze er nooit was geweest) zij, met Mimi
alleen die zoo blijmoedig en open van
aard was, altijd even vroolijk, alsof ze
vleugeltjes in haar zieltje had dat zij,
met Mimi alleen, zou hertrouwen. Mimi
zou zonder twijfel den man, dien zij als
kameraad zou kiezen, voor zich weten
te winnen; ze zou hem dadelijk om den
hals vliegen en ook hem met haar ge
wone aanvalligheid, haar krullekopje
schuddend vragen: Hou je van?" En
wie zou nu niet van haar houden? Maar
Dinuccia? O, die verwonderde, ernstige
oogen, zij zag ze al in haar verbeelding
pijnlijk-vragend op haar stiefvader ge
richt, en neen, neen, nooit! Zij
voelde, dat ze er met haar, en om haar,
nooit toe zou besluiten, niet zou kunnen.
Zij keek naar haar, en dadelijk voelde
zij als altijd bitter berouw en een
groote teederheid voor het arme kleintje.
Ziende, hoe zij zich nog steeds inspande
om haar flinkheid te bewijzen, kon de
moeder niet nalaten te glimlachen. Zij
zelf niet, maar zij wilde wel, dat iemand
op straat eens had uitgeroepen: Mooi
zoo ! Kijk eens hoe knap dat kleine ding
een paraplu kan ophouden !" Die oude
paraplu, arm schaap.... Wat zou ze blij
zijn, als zij haar de nieuwe gaf! Maar
Mimi dan? Ach, Mimi.... Omdat zij
zoo dom was geweest, haar ook een
paraplutje te beloven, voor zich alleen,
en zij er geen twee had kunnen koopen,
mocht 't arme ding daarvan de dupe
zijn? Mimi moest geen kuurtjes hebben,
en Dinuccia, die zoo knap een paraplu
kon dragen, moest de nieuwe dragen en
niet de oude.
En zij gaf haar het paraplutje. Maar
het kind toonde er zich niet zoo blij
mee, als zij zich had voorgesteld. Niet
dat Dinuccia de slechte gedachte van
haar moeder geraden had, (hoe zou ze
die hebben kunnen raden?) maar vlak
nadat zij moeders donkere, ernstige
gezicht had opgemerkt, had zij een
rilling langs haar ruggetje gevoeld, haar
gezichtje was betrokken; en zij had
loopen denken, dat niet alleen Mimi
stout was, maar moeder ook, want die
beschutte Mimi en bekommerde zich
niet om haar, liet haar maar alleen
loopen, met die oude paraplu, die door
lekte en nu zoo zwaar was, zóó zwaar,
dat haar beide armpjes er pijn van
deden, en ze hem onmogelijk langer
kon dragen.
De nieuwe nu was minder zwaar, en
Dinuccia dankte moeder met een glim
lachje. Het moedertje vond 't niet veel;
en aanstonds wendde zij zich tot Mimi:
Jij blijft bij mij er onder, hè?
als een zoet kind. Dinuccia beschut zich
zelf. Wat moeten de menschen wel
zeggen, als ze haar met die oude para
plu zien? Ach, dat arme kindje!"
zeggen ze dan. ,,ls dat het dienstmeisje?"
En jij wilt toch niet, dat ze zoo over je
zusje praten, wel?
[? Mimi zei niets: zij had haar eigen plan.
Voornaamste Kleedinqinrichtin
op elk gebied