De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 13 november pagina 4

13 november 1926 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMST^ERMMMÈR,: 1VËEKBLAD VOOR NEDERLAND SI G M U N D FR EU ZEVENTIG JAAR DOOR -WR. HJ GÏTAY T3 U den ,- Internationalen Psychoanalytische'n -U Verlag" te Weenen verscheen dezer dagen ,de, Almanach für 1327". Het met zorg samengestelde, keurige boekje is geheel gewijd aan den vader der psychoanalyse, Sigmund Freud, die eenigen tijd geleden zijn zeventigsten verjaardag vierde. Er is aan den Alma nak een prachtig, geëtst portret van Freud toegevoegd. Het is verwonderlijk diep van blik, zwaarmoedig, wantrouwend bijna, meedoogenloos-vorschend en toch weer van een verstolen, alles-begrijpende mildheid, terwijl de mond spreekt van een ijzeren volharding. Er gaat van die oogen iets bijna beklemmends uit. Want men voelt, hoe daarachter een geest woont, die dieper in de menschelijke ziel met hare afgronden van verschrikking n hare toppen van zaligheid heeft geschouwd dan wellicht eenig ander sterfelijk wezen. Het moet voor den Meester een zeldzame voldoening zijn geweest te zien, hoe, na vele jaren van strijd.en miskenning, hij thans, door een dagelijks wassende schaar van vakgenooten niet alleen, maar ook door . tallooze dichters en denkers van alle landen der wereld als de geniale schepper van een nieuwen tak van menschelijk weten wordt erkend en geëerd. Het eerste artikel van den Almanach": Zum Siebzigsten Geburtstag Sigm. Freuds" is geschreven door Lou Andreas?Salomé, de vriendin en biographe van Nietzsche. Wat zij in Freud vóór alles eert, is de onverschrokkenheid en de absolute eerlijkheid van zijn genie. De daarop volgende bijdrage van Prof. Bleuler geeft een korte, geestdriftige beschouwing over . Freuds levenswerk' en besluit met de woorden: Er zal n tijd komen, dat men zal moeten spreken van een psychologie vóór en een na'Freud. Het woord Seele", afgeleid van ,,See", doet ons nog altijd aan stijgend en vallend water denken. Vóór Freud voeren de scheepjes der psychologen daar lustig overheen; hij echter, de Tiefseelforscher", dook naar de diepte om te zien, wat daaronder ver borgen was, het afgrijzen, dat die diepten tot nog toe bedekte, trotseerend." Het derde verjaardags-artikel is van de hand van den bekenden internationalist en Rolland-biograaf Stefan -Zwelg. De gedachten van Freud", schrijft hij, zijn als bacillen in alle organismen der geestelijke wereld gedrongen: overal, in de^ dichtkunst, de philosophie, de ethiek, ja zelfs in de dagelijksche omgangsvormen en de verhouding der geslachten zijh de sporen zijner gedachten duidelijk te herkennen Zelfs Freuds bestrijders moeten zich tegenover hem plaatsen op het door hém gerooide terrein, in het rijk, dat zijn heroïsche energie pas ontgonnen en bewoonbaar gemaakt heeft. Daarom zal in het ge heugen der menschheid de kamp, om hem gestreden, zijn naam dragen en niet dien zijner bestrijders. Alleen de nieuwe gedachte staat boven den tijd, niet hare weerlegging." Maar dan wijst Zweig op het beschamende feit, dat de Weensche universiteit nog altijd aan Freud een eigen leerstoel voor zijn wetenschap, de psycho analyse, weigert: Tempora non mutantur, zegt Zweig, de tijden veranderen niet, en de schoolmeesters niet met hen. Zooals voor vijftig jaar de officiëele geleerdenwereld Schopenhauer niet als philosoof geliefde te erkennen, zoo weigert zij ook nu dezen Vernieuwer het brevet van wetenschappelijkheid". Tot op den huldigen dag heeft de medische faculteit aan Freud, den beroemdsten man van zijn stad en zijn land, zelfs niet den. rang van ordentlicher Professor" toegekend. Laat zij haar gang gaan. De heeren merken niet, welk een voor hen fatale beteekenis de titel ausserordentlicher Professor" door Freud i TRANSPORT Mij. HOLLAND": JWcespcrzijde 94 AMSTERDAM! J Telefoon 51271 Tel.-Adres Transport" J > Verhuizingen, door geheel Europa per meu- < j belwagen en gesloten spoonvegwagons,' ) binnenlands ook per gesloten autoverhuis- © ) wagens met aanhangwagen. Binnen een< jj rayon v. 80 K.M. bespaart men Hotelkosten < i BEWAARPLAATSEN VOOR GEHEELE EN < >?GEDEELTELIJKE INBOEDELS heeft gekregen: want waarlijk, naast al de ordentliche" vakkundigen en braven eert de mensch heid hem afe ,-^en eenigen ^Aujsero^rdentlichen", dèa-y«reH l^c^FSpiritus, als het gernr.** * ?Mobijs pok tfeCvïefde bijdi-age, van Alfred Dublin. Geestig'én dièp-gevoelig. Hij begint aldus: ''",?fe-een oud Indisch boek wordt verhaald, hoe een koningszoon op een noodlottig tijdstip werd geboren en daarom verstooten en door boschbewoners grootgebracht werd. Hij groeit op in den" waan, zelf opk gen boschmensch te zijn. Tot op zekeren dag de oude Koning sterft en diens minister den verstooten zoon komt opzoeken en hem omtrent zijn afkomst inlicht. Dan wijkt zijn waan en hij weet, dat hij een Koning is. In zulk een bosch hadden tientallen van jaren, tot in onze eeuw, de gedachten van den Europeeschen mensen rondgezworven. De minister, die verkondigeni kwam, dat de Koning gestorven was, heet Freud. ' Naturalisme en materialisme hielden de geesten in hun killen greep gevangen. Men was vergeten, dat er iets in de wereld was, wat zich niet wegen laat en niet meten, wat zoowel met ontleedmes als mikroskoop spot, en dat toch de geweldigste uitwer kingen heeft. De geheele wereldgeschiedenis is het werk van dit onzichtbare, onmeet- en onweegbare, ondeugende ding. Het is merkwaardig en tartend tevens, dat alles, waarop de mensen het meest trotsch is en wat hem in het bijzonder kenmerkt, door dit wonderlijke ding is geschapen. Dit ding heet ziel. Met die ziel wisten de oude psychologen en medici vrijwel niets aan te vangen. Daarom was zij van hen gevlucht naar de dichters en de geestelijken. Die hadden haar liefderijk opgenomen. De geestelijke had haar zijn gebedenboek gegeven. De dichter gaf haar een arm en ging in Gods vrije natuur met haar wandelen. Toen kwam Freud en liet de ziel zijn dokters-spreekkamer binnen, sloot de deur achter haar dicht en zei: Ontdoe U van uw kleeding, Me vrouw. Ja heusch, kleedt U uit, alstub.lieft. Dat was een heel andere behandeling dan de ziel vroeger bij de dokters had gevonden ! Die namen hare klach ten alleen dan au sérieux, wanneer ze ergens een gezwelletje of een abces konden constateeren.... Maar als er bijvoorbeeld een ziel kwam, die zei, dat ze huilen moest, zonder dat daar eigenlijk eenige reden voor was, wat kon men dan anders doen, dan de schouders ophalen, iets van erfelijke belasting" mompelen en wat broom voorschrijven? Vier-en-dert'g jaar lang, van 1892 tot nu toe, heeft Freud zijn best gedaan voor de ziel. Het lijkt wel een groote zeevaart, van hem en zijnl eerlingen. Hun zee is de menschelijke ziel; zij peilen haar en lezen wind en golven. Het water is zeer diep. En de zee is zeer groot, grooter dan eenige oceaan, en het lijkt soms, of niet alle leerlingen beseffen, hoe onmetelijk het wezen is, dat zij bevaren. Sommi gen komen zichzelf reeds zeer wijs voor. Maar de kapitein kent de diepte n de grootte van den oceaan en hij is bescheiden. Hij heeft van zijn weten geen belijdenis gemaakt, waarin nu voor altijd ge loofd moet worden. Hij weet, dat niet alleen de ziele-oceaan maar ook ons weten daarvan in voort durende beweging is. Hij leest nog altijd wind en golven, zoo aandachtig als toen hij als jong matroos uitvoer. En hij wijzigt zijn inzichten, wanneer nieuwe ervaringen dit noodig maken". Ik huldig Freud," zoo eindigt Döblin, vooral om twee dingen. Ten eerste omdat hij een Weldoener der menschheid is, die de deur naar den ziektehaard van veel lijden wijd heeft geopend. En ten tweede, omdat hij is de groote Voorganger, die in de Europeesche wetenschap voor het eerst weer het konink lijk gebied der ziel heeft betreden." Evenals het vorige jaar bevat ook deze nieuwe Almanak nog verschillende interessante artikelen over bijzondere psychoanalytische onderwerpen. Ik zal hiervan slechts enkele titels noemen: Die menschlichen Emigungsbestrebungen im Lichte der Psy choanalyse" van den Zwitserschen predikant Pfister. Een voordracht van den Londenschen psycholoog Eder over de vraag: Kann das Unbewusste erzogen werden?" Verder artikelen over Coué, over Psycho analyse en Moraal, over Ferdinand Lasalle enz. enz. Alleen wil ik nog iets zeggen over een drietal artikelen, die in het boekje een geheel eigen plaats innemen, van de hand van Freud zelf. Het eerste heet Verganglichkeit" en is van een zeldzame psychologische en literaire fijnheid. Freud wandelt met een jongen dichter door een bloeiend zomerlandschap. Beiden bewonderen de schoonheid van de n tuur, maar die schoonheid stemt den dichter droevig, omdat hij de vergankelijkheid van alle dingen beseft. Freud echter, de oudere en door veel leed en moeite wijs gewordene, ziet ook de vergankelijkheid, maar hij begrijpt niet hoe deze de schoonheid van het oogenblik kan verduisteren. Is een bloem, die slechts n nacht bloeit, daarom minder schoon? En komt na eiken winter niet altijd weer een nieuwe lente? Misschien komt er eens een tijd, dat de schil derijen en beelden, die wij nu bewonderen, zijn ver gaan; en een menschengeslacht, dat de werken van onze dichters en denkers niet meer verstaat. Ja, misschien komt er eens zelfs een tijd, dat alle leven op aarde verstomd en verstard is Maar kan dit de schoonheid van nu ook maar eenigszins aantasten? Er valt een mild licht over deze bladzijden, een goudachtig herfstlicht, als over de uitspraken van Vraagt steeds FATRIA BISCUITS VANOUDS HETBESn*ltRK den ouderen Ooethe; en wij beseffen dankbaar, welk een zachtheid en wijsheid ook in de ziel van dezen vaak hard en cynisch genoemden man woont. Freuds tweede bijdrage: Zur Psychologie des Gymnasiasten" is misschien nog mooier dan het eerste artikel. Het werd door hem geschreven ter eere van het vijftigjarig bestaan van het Weensche Gymnasium, dat hij als knaap bezocht. Men hoore het begin: Men krijgt een wonderlijk gevoel, wanneer men op zoo ver-gevorderden leeftijd nogeens de opdracht krijgt om een Duitsch Opstel" voor het Gymnasium te maken. Maar men gehoorzaamt automatisch, zooals die oud-gediende, die op het commando geeft acht" zijn pink op den naad van zijn broek legt en zijn pakje laat vallen. Het is merkwaardig, hoe bereidwillig men zijn toestemming tot zooiets geeft, alsof er in de afgeloopen halve eeuw niets was veranderd. En men is toch oud geworden sindsdien, men staat vlak voor zijn zestigste levensjaar, en zoowel lichaamsgevoel als spiegel toonen op ondub belzinnige wijze aan, hoeveel olie men al van zijn levenslampje heeft opgebrand. Nog voor een jaar of tien kon men oogenblikken hebben, dat men zich plotseling weer heelemaal jong voelde. Wanneer men, al met grijzen baard en met alle lasten van het burgerlijk bestaan be laden, door de straten van zijn geboortestad liep, kwam men soms opeens den een of anderen goedgeconserveerden ouden heer tegen, dien men bijna deemoedig groette, omdat men in hem een van zijn Gymnasium-leeraren had herkend. Maar als hij voorbij was, bleef men hem, in gedachten verzonken, een poos nakijken: was hij het werkelijk, óf was het iemand, die zoo erg op hem leek? Dan was het heden verzonken en stegen de levens jaren van tien tot achttien uit de schuilhoeken onzer herinnering omhoog, met al hun dwalingen en voorgevoelens, met hun smartelijke veranderingen en blijde successen, en óók de eerste kijkjes in een ondergegane cultuurwereld, die althans mij in den strijd des levens een onovertrefbare troost zou worden; en de eerste aanraking met de wetenschappen, waaruit men nog meende te kunnen kiezen, aan welke men zijn natuurlijk onschatbare diensten zou wijden. Het scheen mij dan toe, dat die gansche Gymnasiastentijd vervuld was van het voorgevoel van een taak, die zich aanvankelijk slechts vage lijk aanmeldde, tot ik haar, in mijn eindexamenopstel, klaar onder woorden kon brengen: dat ik in mijn leven mijn aandeel wilde bijdragen tot den schat van menschelijk weten." Zou men dit van den grooten, sterken Duiker verwacht hebben? Dezen fijnen, zacht-weemoedigen humor? Zou men het mogelijk geacht hebben, dat de man, die zijn leven lang, dag in dag uit, telkens weer den tocht ondernam door de helsche verschrik kingen der gekwelde menschenziel en haar vuil, zijn kinderhart zóó teer en zuiver wist te bewaren? En dan de stijl, de eenvoudige, glasheldere stijl! Döblin heeft gelijk: het is heelemaal geen literaire" stijl. Freud zegt volkomen ongekunsteld, zonder phrasen, precies wat hij denkt en voelt. Maar zoo kan alleen iemand spreken, wiens gedachten even klaar en diep zijn als zijn gevoel. Sigmund Freud is niet alleen de groote psycholoog, als hoedanig hij thans algemeen wordt erkend, maar ook een groot schrijver en vooral: een groot, diep mensen. N. V. KUNSTZALEN DE SIRKEL" Laan van Meerdervoort 53 D DEN HAAG TEL. 36518 WERKEN VAN MODERNE MEESTERS Kunstboeken, Sieraden, Glaswerk Leerdam Unica Aardewerk £j)h Reproducties naar oude meesters

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl