De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 20 november pagina 13

20 november 1926 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

No. 2581 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 SCHILDERKUNST DOOR A. PLASSCHAERT Van Uytvanck's Jan Sluyters; Amsterdam Jan Sluyters zei eens, dat als hij geen schilder was geweest, hij een athleet had kunnen zijn; zoo'n sterke, die naakt, op een zwembroekje na, op een tapijt, dat hij' zelf uitgerold heeft, van die' vierkante brute ge wichten tilt of met halters te keer gaat, waar schijf na schijf wordt bijgevoegd, en die, na een zwierigen opzwaai weer neergebracht, den grond van hollen klank doen steunen. Sluyters is een schilder; hij staat dus niet op de zomersene kermissen in de dorpen; hij doet geen gemompel van spier-bewondering ontstaan, ten minste niet als doel en deel van een broodwinning. Maar al is hij een schilder, een begaafdheid, een sterke persoonlijkheid als schilder, toch kan hij daarom dat sterke lijf niet weg-camoufleeren in zijn gewone jassen. Maar hij heeft nog iets anders over in zijn ge zicht van een feilen, vlotten Brabander. Hij heeft iets in zijn kijken van ,,le défi du lutteu, van het uit dagend meten van den worstelaar, en zijn zachte praten, dóór zijn baard, als hij op zijn slimst is, neemt dien blik en die houding van het hoofd, die ik in hem erkende, nooit weg. En dat is voor mij de waarde van het portret van Van Uytvanck. Daar is de Brabander en daar is dat kijken in van den worstelaar. Daar is de slimheid, die voor wie ze niet ervaart, bijna een zacht van stem zijnde zoete losheid is, en daar is onder de kleeren het lijf van den zwaar gewicht. Dat alles geeft dit portret, dat thans in het Stedelijk Museum op de tentoonstelling van De Brug" is te zien, een psychologische waarde. . Otto van Rees, in 't Suassomaseum, Amsterdam Er is, bij Wijlen, iets teeders in het werk van Otto van Rees. Hij schildert het teedere van het oppervlak! Dat is zijn charme, en dat is zijn tekortkoming. Zijn schilderijen zijn gestalten, zijn niet geschapen van uit hun kern of van uit een kern, maar ze zijn een soms teeder discours daarover en daaromtrent. Van Rees heeft niets van het lémentaire en in de teekeningen onverbiddelijke van Permeke, noch b.v. van het soliede en haaksche van M. Wiegman's best stille ven. Het spreekt van zelf, dat zijn kleur een zekere, sobere zachtmoedigheid moet vertoonen, en dat, wat zijn monumentale" werk schijnt te heeten, wat zijn muurschilderij-achtig werk aangaat, hij inderdaad daarmee niet een kerk kon verrijken, maar toch wel, als hij gelukkig was, in een kloosterschool (voor meisjes van goeden huize) een vlak kon vullen, zoo danig dat het die joffers beschaafd kon verkwikken, zonder hun geloof of leven een vlam te geven, of een beteekenis van gropten gang. En naast deze hoedanig heid, die ik hier zóó nauwkeurig mogelijk trachtte te définieeren, kan in zijn beschaafde, niet sterke kleur, Van Rees wel eens den kop van een kind schilderen, of vroeger een fransch-cubistisch stilleven neerzetten, of een schoorsteenmantel met kachel, of een behagelijk uitzicht, van uit zijn raam, op een landschap, dat niet een opstulping is van uit het centrum der aarde, maar een zacht en zonnig oppervlak.Maar, dai kan hij alleen als hij op zijn zuiverst is; daarnaast vindt ge dikwijls oppervlakkigs, wat niet hetzelfde is als de bekoring van het oppervlak l" JAN SLUYTERS, DOOR V. E. VAN UYTVANCK Piet van Wijngaerdt, Bloemenschüder, Amsterdam Piet van Wijngaerdt schildert tegenwoordig veel bloemen, of liever, hij schilderde ze niet lang geleden. Hij schildert ze vóór een bruinen achtergrond. Beide dingen zijn meer gedaan; Witsen heeft in het laatst van zijn leven veel bloemen geschilderd tegen een bruinen grond. Witsen schilderde deze bloemen, ik zou haast schrijven, met een doodelijke nauwkeurig heid, hard en toch geen spanning. En dit harde, dit hard-zijn en toch geen spanning hebben (spanning, die maximum van 't leven is) werd nergens pijnlijker voor de oogen en voor 't hart van den beschouwer duidelijk dan in dien achtergrond, dien ik wel eens, in arren moede, als een photographischen heb be titeld. De beschaving en de beschaafdheid kon den Witsen in dien tijd niet meer redden zooals zij vroeger deden. Tegen zulk een dooden achtergrond stonden de bloemen levenloos, uitgeknipt, zonder ver band. Piet van Wijngaerdt heeft in zijn serie bloemen deze fout niet begaan. Tot de beste behooren de witte rozen met hun puntig-gekruld blad, die de geheele bloem den vorm van een ster geven; beter zijn nog de gele dahliaatjes (?). Daar is de bruine achtergrond inderdaad een deel, en een bewogen deel van een geheel van kleuren. De geheele serie, dat is te zien, is uit n stemming geschilderd; m.a.w. de gemoeds gesteldheid is noch uitbundig, noch is 't eene bloem stuk vergeleken met het andere sterk verschil lend. Watelet, bij Kleikamp, Den Haag Watelet is een Belgisch mondain schilder. Dat be teekent onmiddelijk twee dingen. Het beteekent, dat hij traditioneel technisch zeer geschoold is, dat hij eert zwierig, nauwkeurig werkman der schilderkunst is, en het beteekent ten tweede, dat ge, bij hem als bij alle andere mondaine schilders, wilt ge weten of zij nog werkelijk leven en levend zijn, die portretten op moet zoeken, waar de lust van zelve heenging, of waar de bestelling samenviel met den lust dat portret te schilderen. Daar zijn de expressies van het leven nog te vinden; elders is de mondaniteit, de nauwkeurig: geregelde en nauwkeurig-geëtiketteerde dood, alles of zoo goed als alles. Van de vrouweportretten behooren tot de betere dat van Mevrouw Dony-van Lanschot ten eerste, en dan dat van de Qeneraalsvrouw Lemercier. Van de mannenportretten zijn zeker die van Dens, den archivaris te Antwerpen en vervolgens dat van den schilder Jaulet te noemen. Dat van den Senator Halot is feitelijk het portret van een gekleede jas. Er zijn hier, zooals bij vele dezer soort mondaine schilders, veel portretten van kleedingstukken. Voor wat Watelet de schilderijen noemt, is zijn jonge vrouw (die hemzelf schilderde) dikwijls in de charme harer jeugd een gezocht model. Hij bereikt een ge voeligheid in No. 35, het blauwe kleed (hoe ver nog van Stevens) terwij l in het portret van den zoon van den schilder, No. 27, een jongmensch met een wandelstok, de figuur te reëel, maar de gobelin vaardig gegeven is. Het tekort van Watelet is, als van al zijn soortgenooten, dat noch de eigen psychologie groot is, noch de kleur van de schilderijen werkelijk belangrijk, ook omdat hier geen psychologie van werkelijke waarde haar schilderkunstig aequivalent vond in kleur. Lucie van Dam van Isselt, Pictura, Den Haag Het werk van Mevrouw van Dam van Isselt heeft altijd de bekoring gehad van een beschaafde coloratie, en er was altijd een zeker behagen in om klaar en helder te zijn. Vandaar de lust naar witten" in haar vele stillevens. Want zij is zoo goed als uitsluitend een schilderes van stillevens, van altijd toch koele stil levens. Er is geen enkel bezwaar in de waereld tegen het schilderen van zulke koele en klare stillevens, maar zij moeten dan geheel-en-al geschilderd zijn; zij moeten vol zorg zijn nagegaan, en zij mogen boven al nooit tot procédéworden. Zij moeten zuiver zijn, nooit terloopsch; zij moeten steeds een daad zijn, en nooit de nonchalance van een conversatie bezitten, zij mogen nooit oppervlakkig zijn en zij moeten in de ruimte staan (zooals bij Coba Ritsema). Het schijnt mij toe, na deze tentoonstelling, dat Mevrouw van Dam van Isselt te veel schildert of liever te veel schilderijen maakt. Zij moet zich beperken in 't aantal en zich verdiepen in de gegevens, wil zij geen achter uitgang boeken, maar verderen voortgang maken. Zij heeft vroeger meer dan n stilleven geschilderd, dat beter naar den vorm en naar de kleur was overwogen dan deze hier. Ik ben overtuigd, dat haar coloratie, die altijd zuiver was, dan ook geen inzinkingen zal krijgen, en troebel worden, zooals in enkele werken hier. Een schilderij kan impressionistisch geschilderd zijn, en toch inhoud hebben, maar dan moet het of uit een groot sch'lder komen, of van iemand, die lang bij zich het werk droeg, voordat het werd neergezet. Het werk van Mevrouw van Dam van Isselt heeft meer bezinning noodig, of grooter drang; zij kan dat vermoedelijk vinden door zich te beperken in 't aantal. Tot de beste werken behooren hier: een moederplantje (26), pronkbouquet (7), Meizoentjes, Petunia, Verfpotjes, Herfstchrysantjes, kastanjes, Roode lelies werpen, die een geheel andere feitelijke bestemming hadden. Adamson doet desgelijks zijn proeven; om te komen tot de verwezenlijking van het perpetuum mo bile, neemt hij den slinger van een waterput. Hij gaat er aan hangen, en terwijl de emmer snel daalt, laat hij zich in duizelingwekkende vaart rondsingeren, zorgvuldig het aantal wentelingen tellend! Ik herinner in dit verband slechts aan Edison, die de telegraaf uitvond door middel van de stoomfltiit eener locomo tief. Adamson heeft met dit merkwaardige boek ons weer op aangenaam leerzame wijze een blik doen slaan in het intieme leven van een super-mensch". Het is een gunstige uitzondering op de meeste documents humains" die veelal droog en taai zijn. Tezamen met het Ie deel Verschenen t ARROWSMITH" van SINCLAIR LEWIS Van Holkema & Warendorf's U.-M. vormt het een kostelijk standaardwerk voor psychologen en psychiaters. Toch, ik geloof dat de uitgever ver standig zal doen met het bij de beide thans verschenen deelen te laten. In het succes van een eventueel 3e deel heb ik geen onvoorwaardelijk geloof. N.l. niet omdat reeds in dit 2e deel sommige pren ten overeenkomst vertoonen met enkele van deel I, maar in dit 2e deel komen ook enkele prenten voor, waarvan de hu moristische tendenzen te veel dezelfde zijn, althans gelijksoortig. Reparatur" b.v. en Grossreinemachen" lijken te veel op elkaar en op Haut der Lukas" uit deel l. Ook Bumerang" en ,,Der Fassreifen" lijken te veel op elkaar. Men kan een lichtelijke vrees, dat de teeke naar puisé" raakt, niet onderdrukken. Maar verwijten mag men hem dat niet; het is waarlijk geen geringe prestatie, om reeds 120 (en meer) prenten te maken, waarvoor telkens hetzelfde ,,Leitmotiv" gebruikt moet worden. - < De enkele zwakheden worden ruim schoots veigoed door de hoedanigheden, van het geheel, hoedanigheden die dit boekje alweer maken tot een verzameling van gezonden humor waarvan wij nooit teveel kunnen krijgen en waaraan altijd behoefte is in dit door Lord Lister"en de film zoo verpeste en dikwijls zoo zure ondermaansche. TOEGEPASTE KUNST De nieuwe weldadigheids-zegels Binnenkort zullen wederom de be kende zgn. weldadigheids-postzegels ver schijnen ter aanvulling der in het vorig jaar uitgegeven serie met de wapen schilden der provincie's Zuid-Holland, Gelderland en Noord-Brabant. Ditmaal kwamen Friesland, NoordHolland, Utrecht en Zeeland aan de beurt en zooals men kon verwachten sluit de teekening dezer nieuwe zegels zich bij die der vorige exemplaren aan. Er kan van gezegd worden dat zij niet beter, maar ook niet slechter dan deze zijn, want de ontwerper Anton Molkenboer bleef op hetzelfde peil van eene vrij zwakke uiting, waarbij het voor de hand liggende euvel is; dat de driehoeksfiguur met het wapenschild aan den bovenrand geenerlei verband houdt met de overige vulling van het vlak. Het sterkst lijdt hieraan het zegel der provincie Utrecht, waar het in een cirkel gecomponeerd ijsbloemmotief bot weg door den driehoek wordt gevieren deeld, alscf deze laatste daaroverheen geschoven werd. Ook de naturalistische opgevatte schaduwwerking in de ronding der drie oranje-appels op het zegel van NoordHolland en in het omkrullen der plompeblaren op dat van Friesland is uit zuiver decoratief beginsel niet verdedigbaar. Dit maakt dat het zegel der provincie Zeeland met het naar rechts omslaand golf-motief en het meedeinende, donkere zeewier (juist omdat de teekening nu eens niet zoo ouderwetsch gestyleerd d.w.z.: volgens het geijkte recept in twee volkomen gelijke helften is ver deeld) wel het best geslaagd kan heeten. Hier werd dan ook een waarlijk goed en aantrekkelijk geheel verkregen, waar bij zoowel aan de aesthetische als aan de philatelistische eisenen recht is gedaan. OTTO VAN TUSSENBROEK CADILLAC De schitterende constructie en afwer king der ieuwe CADILLAC V 65 bewijzen, dat Cadillac haar leidende positie op zeldzame wijze weet te handhaven. K. LANDEWEER - UTRECHT.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl