Historisch Archief 1877-1940
No. 2581
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
13
SCHILDERKUNST
DOOR A. PLASSCHAERT
Van Uytvanck's Jan Sluyters; Amsterdam
Jan Sluyters zei eens, dat als hij geen schilder was
geweest, hij een athleet had kunnen zijn; zoo'n sterke,
die naakt, op een zwembroekje na, op een tapijt, dat
hij' zelf uitgerold heeft, van die' vierkante brute ge
wichten tilt of met halters te keer gaat, waar schijf na
schijf wordt bijgevoegd, en die, na een zwierigen
opzwaai weer neergebracht, den grond van hollen klank
doen steunen. Sluyters is een schilder; hij staat dus
niet op de zomersene kermissen in de dorpen; hij doet
geen gemompel van spier-bewondering ontstaan, ten
minste niet als doel en deel van een broodwinning.
Maar al is hij een schilder, een begaafdheid, een sterke
persoonlijkheid als schilder, toch kan hij daarom dat
sterke lijf niet weg-camoufleeren in zijn gewone
jassen. Maar hij heeft nog iets anders over in zijn ge
zicht van een feilen, vlotten Brabander. Hij heeft
iets in zijn kijken van ,,le défi du lutteu, van het uit
dagend meten van den worstelaar, en zijn zachte
praten, dóór zijn baard, als hij op zijn slimst is, neemt
dien blik en die houding van het hoofd, die ik in
hem erkende, nooit weg. En dat is voor mij de waarde
van het portret van Van Uytvanck. Daar
is de Brabander en daar is dat kijken in van den
worstelaar. Daar is de slimheid, die voor wie ze niet
ervaart, bijna een zacht van stem zijnde zoete losheid
is, en daar is onder de kleeren het lijf van den zwaar
gewicht.
Dat alles geeft dit portret, dat thans in het
Stedelijk Museum op de tentoonstelling van De
Brug" is te zien, een psychologische waarde.
. Otto van Rees, in 't Suassomaseum, Amsterdam
Er is, bij Wijlen, iets teeders in het werk van Otto
van Rees. Hij schildert het teedere van het oppervlak!
Dat is zijn charme, en dat is zijn tekortkoming. Zijn
schilderijen zijn gestalten, zijn niet geschapen van
uit hun kern of van uit een kern, maar ze zijn een
soms teeder discours daarover en daaromtrent. Van
Rees heeft niets van het lémentaire en in de
teekeningen onverbiddelijke van Permeke, noch b.v. van het
soliede en haaksche van M. Wiegman's best stille ven.
Het spreekt van zelf, dat zijn kleur een zekere, sobere
zachtmoedigheid moet vertoonen, en dat, wat zijn
monumentale" werk schijnt te heeten, wat zijn
muurschilderij-achtig werk aangaat, hij inderdaad
daarmee niet een kerk kon verrijken, maar toch wel,
als hij gelukkig was, in een kloosterschool (voor
meisjes van goeden huize) een vlak kon vullen, zoo
danig dat het die joffers beschaafd kon verkwikken,
zonder hun geloof of leven een vlam te geven, of een
beteekenis van gropten gang. En naast deze hoedanig
heid, die ik hier zóó nauwkeurig mogelijk trachtte te
définieeren, kan in zijn beschaafde, niet sterke kleur,
Van Rees wel eens den kop van een kind schilderen,
of vroeger een fransch-cubistisch stilleven neerzetten,
of een schoorsteenmantel met kachel, of een behagelijk
uitzicht, van uit zijn raam, op een landschap, dat niet
een opstulping is van uit het centrum der aarde, maar
een zacht en zonnig oppervlak.Maar, dai kan hij alleen
als hij op zijn zuiverst is; daarnaast vindt ge dikwijls
oppervlakkigs, wat niet hetzelfde is als de bekoring
van het oppervlak l"
JAN SLUYTERS, DOOR V. E. VAN UYTVANCK
Piet van Wijngaerdt, Bloemenschüder,
Amsterdam
Piet van Wijngaerdt schildert tegenwoordig veel
bloemen, of liever, hij schilderde ze niet lang geleden.
Hij schildert ze vóór een bruinen achtergrond. Beide
dingen zijn meer gedaan; Witsen heeft in het laatst
van zijn leven veel bloemen geschilderd tegen een
bruinen grond. Witsen schilderde deze bloemen, ik
zou haast schrijven, met een doodelijke nauwkeurig
heid, hard en toch geen spanning. En dit harde, dit
hard-zijn en toch geen spanning hebben (spanning,
die maximum van 't leven is) werd nergens pijnlijker
voor de oogen en voor 't hart van den beschouwer
duidelijk dan in dien achtergrond, dien ik wel eens,
in arren moede, als een photographischen heb be
titeld. De beschaving en de beschaafdheid kon den
Witsen in dien tijd niet meer redden zooals zij vroeger
deden. Tegen zulk een dooden achtergrond stonden
de bloemen levenloos, uitgeknipt, zonder ver
band.
Piet van Wijngaerdt heeft in zijn serie bloemen deze
fout niet begaan. Tot de beste behooren de witte
rozen met hun puntig-gekruld blad, die de geheele
bloem den vorm van een ster geven; beter zijn nog
de gele dahliaatjes (?). Daar is de bruine achtergrond
inderdaad een deel, en een bewogen deel van een
geheel van kleuren. De geheele serie, dat is te zien, is
uit n stemming geschilderd; m.a.w. de gemoeds
gesteldheid is noch uitbundig, noch is 't eene bloem
stuk vergeleken met het andere sterk verschil
lend.
Watelet, bij Kleikamp, Den Haag
Watelet is een Belgisch mondain schilder. Dat be
teekent onmiddelijk twee dingen. Het beteekent, dat
hij traditioneel technisch zeer geschoold is, dat hij eert
zwierig, nauwkeurig werkman der schilderkunst is,
en het beteekent ten tweede, dat ge, bij hem als bij
alle andere mondaine schilders, wilt ge weten of zij
nog werkelijk leven en levend zijn, die portretten op
moet zoeken, waar de lust van zelve heenging, of
waar de bestelling samenviel met den lust dat portret
te schilderen. Daar zijn de expressies van het leven
nog te vinden; elders is de mondaniteit, de nauwkeurig:
geregelde en nauwkeurig-geëtiketteerde dood, alles
of zoo goed als alles.
Van de vrouweportretten behooren tot de betere
dat van Mevrouw Dony-van Lanschot ten eerste, en
dan dat van de Qeneraalsvrouw Lemercier.
Van de mannenportretten zijn zeker die van Dens,
den archivaris te Antwerpen en vervolgens dat van
den schilder Jaulet te noemen. Dat van den Senator
Halot is feitelijk het portret van een gekleede jas. Er
zijn hier, zooals bij vele dezer soort mondaine schilders,
veel portretten van kleedingstukken.
Voor wat Watelet de schilderijen noemt, is zijn jonge
vrouw (die hemzelf schilderde) dikwijls in de charme
harer jeugd een gezocht model. Hij bereikt een ge
voeligheid in No. 35, het blauwe kleed (hoe ver nog
van Stevens) terwij l in het portret van den zoon van den
schilder, No. 27, een jongmensch met een wandelstok,
de figuur te reëel, maar de gobelin vaardig gegeven is.
Het tekort van Watelet is, als van al zijn
soortgenooten, dat noch de eigen psychologie groot is, noch de
kleur van de schilderijen werkelijk belangrijk, ook
omdat hier geen psychologie van werkelijke waarde
haar schilderkunstig aequivalent vond in kleur.
Lucie van Dam van Isselt, Pictura, Den Haag
Het werk van Mevrouw van Dam van Isselt heeft
altijd de bekoring gehad van een beschaafde coloratie,
en er was altijd een zeker behagen in om klaar en
helder te zijn. Vandaar de lust naar witten" in haar
vele stillevens. Want zij is zoo goed als uitsluitend een
schilderes van stillevens, van altijd toch koele stil
levens. Er is geen enkel bezwaar in de waereld tegen
het schilderen van zulke koele en klare stillevens,
maar zij moeten dan geheel-en-al geschilderd zijn;
zij moeten vol zorg zijn nagegaan, en zij mogen boven
al nooit tot procédéworden. Zij moeten zuiver zijn,
nooit terloopsch; zij moeten steeds een daad zijn, en
nooit de nonchalance van een conversatie bezitten,
zij mogen nooit oppervlakkig zijn en zij moeten in de
ruimte staan (zooals bij Coba Ritsema). Het schijnt
mij toe, na deze tentoonstelling, dat Mevrouw van
Dam van Isselt te veel schildert of liever te veel
schilderijen maakt. Zij moet zich beperken in 't aantal
en zich verdiepen in de gegevens, wil zij geen achter
uitgang boeken, maar verderen voortgang maken. Zij
heeft vroeger meer dan n stilleven geschilderd, dat
beter naar den vorm en naar de kleur was overwogen
dan deze hier. Ik ben overtuigd, dat haar coloratie,
die altijd zuiver was, dan ook geen inzinkingen zal
krijgen, en troebel worden, zooals in enkele werken
hier. Een schilderij kan impressionistisch geschilderd
zijn, en toch inhoud hebben, maar dan moet het of
uit een groot sch'lder komen, of van iemand, die lang
bij zich het werk droeg, voordat het werd neergezet.
Het werk van Mevrouw van Dam van Isselt heeft
meer bezinning noodig, of grooter drang; zij kan dat
vermoedelijk vinden door zich te beperken in 't aantal.
Tot de beste werken behooren hier: een moederplantje
(26), pronkbouquet (7), Meizoentjes, Petunia,
Verfpotjes, Herfstchrysantjes, kastanjes, Roode lelies
werpen, die een geheel andere feitelijke
bestemming hadden. Adamson doet
desgelijks zijn proeven; om te komen tot de
verwezenlijking van het perpetuum mo
bile, neemt hij den slinger van een
waterput. Hij gaat er aan hangen, en
terwijl de emmer snel daalt, laat hij zich
in duizelingwekkende vaart
rondsingeren, zorgvuldig het aantal wentelingen
tellend!
Ik herinner in dit verband slechts aan
Edison, die de telegraaf uitvond door
middel van de stoomfltiit eener locomo
tief.
Adamson heeft met dit merkwaardige
boek ons weer op aangenaam leerzame
wijze een blik doen slaan in het intieme
leven van een super-mensch". Het is
een gunstige uitzondering op de meeste
documents humains" die veelal droog
en taai zijn. Tezamen met het Ie deel
Verschenen t
ARROWSMITH"
van SINCLAIR LEWIS
Van Holkema & Warendorf's U.-M.
vormt het een kostelijk standaardwerk
voor psychologen en psychiaters.
Toch, ik geloof dat de uitgever ver
standig zal doen met het bij de beide
thans verschenen deelen te laten. In het
succes van een eventueel 3e deel heb ik
geen onvoorwaardelijk geloof. N.l. niet
omdat reeds in dit 2e deel sommige pren
ten overeenkomst vertoonen met enkele
van deel I, maar in dit 2e deel komen ook
enkele prenten voor, waarvan de hu
moristische tendenzen te veel dezelfde
zijn, althans gelijksoortig. Reparatur"
b.v. en Grossreinemachen" lijken te
veel op elkaar en op Haut der Lukas"
uit deel l. Ook Bumerang" en ,,Der
Fassreifen" lijken te veel op elkaar. Men
kan een lichtelijke vrees, dat de teeke
naar puisé" raakt, niet onderdrukken.
Maar verwijten mag men hem dat
niet; het is waarlijk geen geringe
prestatie, om reeds 120 (en meer) prenten
te maken, waarvoor telkens hetzelfde
,,Leitmotiv" gebruikt moet worden. - <
De enkele zwakheden worden ruim
schoots veigoed door de hoedanigheden,
van het geheel, hoedanigheden die dit
boekje alweer maken tot een verzameling
van gezonden humor waarvan wij nooit
teveel kunnen krijgen en waaraan altijd
behoefte is in dit door Lord Lister"en
de film zoo verpeste en dikwijls zoo zure
ondermaansche.
TOEGEPASTE
KUNST
De nieuwe weldadigheids-zegels
Binnenkort zullen wederom de be
kende zgn. weldadigheids-postzegels ver
schijnen ter aanvulling der in het vorig
jaar uitgegeven serie met de wapen
schilden der provincie's
Zuid-Holland, Gelderland en Noord-Brabant.
Ditmaal kwamen Friesland,
NoordHolland, Utrecht en Zeeland aan de
beurt en zooals men kon verwachten
sluit de teekening dezer nieuwe zegels
zich bij die der vorige exemplaren aan.
Er kan van gezegd worden dat zij
niet beter, maar ook niet slechter dan
deze zijn, want de ontwerper Anton
Molkenboer bleef op hetzelfde peil van
eene vrij zwakke uiting, waarbij het
voor de hand liggende euvel is; dat de
driehoeksfiguur met het wapenschild aan
den bovenrand geenerlei verband houdt
met de overige vulling van het vlak.
Het sterkst lijdt hieraan het zegel
der provincie Utrecht, waar het in een
cirkel gecomponeerd ijsbloemmotief bot
weg door den driehoek wordt gevieren
deeld, alscf deze laatste daaroverheen
geschoven werd.
Ook de naturalistische opgevatte
schaduwwerking in de ronding der drie
oranje-appels op het zegel van
NoordHolland en in het omkrullen der
plompeblaren op dat van Friesland is uit zuiver
decoratief beginsel niet verdedigbaar.
Dit maakt dat het zegel der provincie
Zeeland met het naar rechts omslaand
golf-motief en het meedeinende, donkere
zeewier (juist omdat de teekening nu
eens niet zoo ouderwetsch gestyleerd
d.w.z.: volgens het geijkte recept in
twee volkomen gelijke helften is ver
deeld) wel het best geslaagd kan heeten.
Hier werd dan ook een waarlijk goed
en aantrekkelijk geheel verkregen, waar
bij zoowel aan de aesthetische als aan de
philatelistische eisenen recht is gedaan.
OTTO VAN TUSSENBROEK
CADILLAC
De schitterende constructie en afwer
king der ieuwe CADILLAC V 65
bewijzen, dat Cadillac haar leidende
positie op zeldzame wijze weet te
handhaven.
K. LANDEWEER - UTRECHT.