De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 20 november pagina 15

20 november 1926 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

No. 2581 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 DE PARKSCHOUWBURG ACHTERGEVEL VAN DEN PARKSCHOUWBURG A M S TE R D A M S C H E SCHOUWBURGEN DOOR H. K. TEUNE IN DE 19E EEUW VIL De Parkschouwburg ?yOT 1881 was het Park" met zijne beroemde ?*? concerten, vooral onder leiding van W. Stumpff, een der grootste aantrekkelijkheden geweest; in dat jaar richtten eenige Amsterdammers, met Mr. Kappeyne v. d. Capello aan het hoofd, de naamlooze vennootschap Parkschouwburg" op, welke zich ten doel stelde, op het achterste gedeelte van het Park" een schouwburg te doen bouwen: 1°. voor het geven van concerten, 2». voor het opvoeren van balletten en andere tooneelwerken. Tot directeur werd be noemd de Oostenrijker Michel Raffalovitch, die op 28 October 1881 tot Burgemeester en Wethouders het verzoek richtte, om den schouwburg te doen bouwen, waarvan hij de bouwplannen insloot. Burgemeester en Wethouders echter gaan niet zoo grif op de plannen in. Wel wordt den aanvrager op 22 December toegestaan, voorloopig de fundeering te ?doen maken; onder voorwaarde echter, dat de stads ingenieur het geheele toezicht daarover behoudt en ?dat hij zal hebben na te gaan, welke kwaliteit palen bij het heien wordt gebruikt en welke lengte deze moeten hebben. Dan volgen lijvige rapporten van de verschillende afdeelingen van den gemeentedienst. Als de plannen geheel gewijzigd zijn naar deze rapporten, geven Burgemeester en Wethouders op 13 Januari 1882 definitieve vergunning tot den bouw. Op het 2 Are 17 cA. groote terrein wordt het ge bouw opgetrokken, dat door zijne prachtige stof fering een der mooist ingerichte schouwburgen van Europa genoemd kon worden. Was het uiterlijk, vierkant gebouwd, met hoog opgaand dak, niet be paald schitterend, des te mooier was de tooneelzaal, waarbij een promenoir hoorde (het eerste in ons land) en de prachtig gestoffeerde Indische foyer; terwijl de Zomer- en de Wintertuin, steeds met palmen en andere oostersche planten gestoffeerd, voor Amster dam iets geheel nieuws gaven, wat schouwburginterieur betreft. Het tooneel, hoewel niet groot, was berekend voor baletten met toen moderne stoffage, de prkestruimte bood plaats aan 60 musici. Begin Mei 1883 werd het gebouw afgeleverd en heel Amsterdam liep uit, om het, vooral van binnen, te zien; algemeen was de bewondering. 10 Mei volgde de openingsvoorstelling onder leiding van den exploitatie-directeur E. Humbeek. Het Parkorchest, onder de twee jonge dirigenten Willem Kes en Oodfried Mann vulde het eerste gedeelte, na de pauze volgden twee balletten, schitterend gemonteerd door Grootendorst. Doch reeds na korten tijd kwam de eerste crisis. Ontevre denheid met het bestuur vooral van Raffalovitch, wordt zoowel in de kran ten, als door middel van brochures geuit, zoo erg zelfs, dat men het be stuur dwingt eene algemeene verga dering te beleggen, om alle grieven te bespreken. Wel beproeft mr. Kappeyne v. d. Capello op deze vergadering alles voor laster te doen doorgaan; maar hij moet toch toegeven, dat het aandeelen kapitaal geheel is opgebruikt en men genoodzaakt is, een nieuwe hypo theek op het gebouw te nemen, wil men niet moeten liquideeren. Het volgende jaar blijft, trots verandering van directie, A. Voitus van Hamme is nu DirecteurGerant geworden, en trots de samenvoeging van Park en Parkschouwburg de toestand precair. Wel worden met de balletten van Godfried Mann groote recettes gemaakt, maar op de beurs dalen de aandeelen van 95 pCt. tot 38 pCt., terwijl men door een failliet-aanvrage de geheele onderneming te niet tracht te doen gaan. Zoo blijft het geheel wankel tot 1886. 't Is in dat jaar, dat de directie overgaat aan den tooneelspeler-operette-zanger George de Groot. Ook in den Parkschouwburg wil hij de operettes, die bij Prot in de Plantage zulk een opgang maken, doen opvoeren; maar als vanzelf wordt hij gedreven tot de Opera. Met zangeressen als Ophemert-Schwenke, Anna Klimmerboom, Dirx v. d.Weghe, Engelen Sewing en zangers als Henri Albers, Jos. M. Orelio, Johan Schmier, Arnoldi, DésiréPauwels en anderen volgen dan jaren van ongekenden bloei. De Nederlandsche Opera is geboren en reeds in hare kinderjaren maakt zij zulk een opgang, dat men gerust van een groot succes mag spreken. Geen enkele Amsterdammer ver gat n of tweemaal per week den Parkschouwburg te bezoeken, om er zijn geliefde zangers of zangeressen toe te juichen en te luisteren naar de muzikale ver richtingen van het orkest, onder leiding van de la Fuente of Kees van der Linden. Op het promenoir was het steeds een gezellige drukte. Voor 50 cent wandelde men ongedwongen rond, praatte met kennissen, of luisterde naar de muziek en zang, dan hier staande, dan daar. In de foyers, waar soms in de pauze nog een orkestje speelde, was het een al en vroolijkheid. Hier kwamen in de pauze de muziekkenners bij elkaar, men zag er Daniël de Lange (van het Nieuws van den Dag), Sam van Milligen (van het Handelsblad), Richard Hol, Gustave Heinze, en zoovele anderen. Zij hadden belang bij 't bestaan der Nederlandsche Opera. Had ?niet de Groot van enkelen hunner een werk ter op voering aangenomen, zooals Brinio, Floris V en andere? Geen wonder dan ook, dat de kritieken steeds vol lof waren over de opvoeringen en daardoor ook het publiek (ook de Amsterdamsche eerste standen) trouw opkwam. 's Winters, tijdens den carnavals-tijd, was de Park schouwburg de verzamelplaats van de vele danslustigen, die op de groote bal-masqué's in allerlei vreemdsoortige kleedij er elkander rendez-vous gaven. Deze bals waren de grootste, ooit in onze hoofdstad gekend en later nooit meer geëvenaard. Acht jaar lang bleef de Opera het gebouw beheerschen, toen kwam de crisis. Kees van der Linden, ontevreden over de houding van den heer de Groot, poogde zelf directeur te worden dezer instelling, in welk pogen hij slaagde, dank zij ook vooral de eerste solisten als Pauwels, Orelio, Engelen, Engelen-Sewing enz. en bracht de Nederlandsche Opera over naar den Stadsschouwburg. De Groot, reeds vroeger gesteund door mr. F. A. van Hall, verhuisde naar 't Paleis voor Volksvlijt, en in openbare veiling werd de Parkschouwburg verkocht voor de som van / 120.000. Van dit oogenblik af was het gebouw ten doode opgeschreven. Kleine gezelschappen als van Harms en de Ruijter gaven er voorstellingen, Charles de la Mar gaf er stukken met waterballet of dergelijke gekheid, Charlier verkocht er met z'n troepje korten tijd zijn grollen, Barend Barendse speelde er zijn groot romantisch genre, groote café-chantanttroepen sloegen er hunne tenten op, niets hielp, het publiek, dat er de Nederlandsche Opera zoo lang had toege juicht, wilde er niets anders zien en zelfs de balmasqué's werden afgeschaft, wegens te weinig deel neming. Weer werd het gebouw geveild in 1896 en het bracht toen slechts / 110.500 op, terwijl mr. F. A. van Hall het daaropvolgend jaar eigenaar werd voor ? 105.100. Maar ook nog een andere factor werkt mee: de Amsterdamsche brandweer-commandant komt na nauwkeurig onderzoek tot de conclu sie, dat bij eventueelen brand het pu bliek in groot gevaar zal verkeeren en dat belangrijke veranderingen zullen moeten worden aangebracht. Wanneer de eigenaar dit weigert, wordt op last van den burgemeester het ge bouw voor goed gesloten. Jaren lang staat het dan nog, het eertijds zoo schitterende gebouw, als eene ruïne, speelruimte voor straat jongens, die alle ruiten vernielen, slaapruimte voor zwervers, die er 's nachts hun bivak opslaan, teelplaats voor ratten en ander ongedierte. Wat. de gemeente ook doet, de eigenaar weigert het gebouw te verkoopcn, tot hij, de slimme vos, door een truc over wonnen het eigendomsrecht over draagt. Hiervan maakt de gemeente gebruik, om dit recht over te nemen en het gebouw injlOll te tdoen sloopen. DE GROOTE OOSTERSCHE FOYER

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl