Historisch Archief 1877-1940
GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
UIT HET KLADSCHRIFT VAN JANTJE
GESCHIEDENIS DES VADERLANDS
ZEVENTIENDE ZANG, II
Maar zuinig, dat hij was ! Eens, toen een zware regen
Hem plotseling overviel daar kon zijn muts niet tegen,
Zijn Zondagsche baret nam hij die haastig af,
Hield 't pronkstuk onder d'arm, en liep naar huis in draf.
KARAKTERTREKKEN VAN KAREL V ANECDOTES
Was Karel geen genie, 't wordt algemeen erkend,
Dat hij zijn zware werk verricht heeft met talent.
Hoewel hij goed kon slaan, en meestal wist te raken,
Hij had de handigheid om zich bemind te maken
Hij deed zijn best den geest der volken te verstaan,
En sloot zich met gemak bij zijn omgeving aan.
In Duitschland was hij stram, in Spanje hoog en deftig,
Maar met de Vlamingen luidruchtig, vlot en heftig.
En wat men dan ook van zijn Inquisitie dacht,
Hij heeft hier toch maar orde, rust en bloei gebracht.
Zijn levensdoel was hoog, zijn ziel was zonder boosheid;
Hoewel hij vlagen had van loome lusteloosheid,
Was hij gewoonlijk vlug en vaardig van besluit,
En voerde, wat hem plicht scheen, met gestrengheid uit.
En was het niet zijn plicht zichzelven te verheffen?
Pleegt vorstenmacht en volkrenvreêniet saam te treffen?
Zoo zag hij 't leven in; zoo streed hij eiken strijd,
Schoon schijnbaar voor zichzelf, in dienst der Christenheid.
Hij zocht in geen gebiedsverruiming ooit bevrediging,
Hij vocht alleen, als 't moest; 't was altijd ter verdediging;
Hij was geen duif, dat 's waar, maar ook geen nimmerzat,
En heel tevreden met het beetje dat hij had.
Zijn aard wordt negatief misschien het best beschreven:
Hij was niet wreed, maar kon niet makkelijk vergeven.
Pedant was Karel niet, maar menig oogenblik
Tevreden niet zichzelf precies als u en ik.
En, schoon hij niet graag had, dat men zijn deugden roemde,
Het was hem aangenaam als men hem Caesar" noemde.
Eerst was zijn trotsch devies Plus oultre" (steeds vooruit !)
Daarna Nondum", (nog niet), wat wel zoo needrig luidt.
Hij hield veel van de kunst, vooral van schilderijen,
En mede dank zij hem kon Titiaan gedijen
In 't onvolprezen werk, dat hij de wereld schonk;
Te Weenen hangt Titiaan's portret van hem te pronk.
Ook was hij muzikaal; dat zal ik je bewijzen:
Hij nam een orgel mee zelfs op zijn verste reizen,
En 't koor, dat voor hem zong, was altijd doodsbenauwd
Voor 's keizers^kunstcritiek; hij hoorde iedre fout.
Ook was hij humorist; hij mocht heel graag een grapje,
En soms hield hij zichzelf zoo'n beetje voor het lapje.
Bijvoorbeeld zoo. Hij wist, dat hij geen schoonheid was,
Maar hoe z' 'm schilderden, het was hem nooit te kras.
Zwijgt!" sprak hij eens, toen hij zich had doen conterfeiten,
En 't hof den schilder overlaadde met verwijten,
Hoe leelijker, hoe liever in effigie,
Dan val ik in natura, nog allicht wat mee."
En nog zoo'n aardigheidje kan ik u verhalen:
Hij werd, al jong, gekweld door allerhande kwalen,
Zijn vingers stonden krom, gekronkeld door de jicht,
Geknobbeld en geknoest, verstijfd in elk gewricht,
In alle kooten stram en stroef als roestig ijzer,
En eens, toen een gravin haar hoogvereerden keizer
Een doos geparfumeerde handschoenen van zij
Gezonden had, met fraaie poëzie daarbij,
Liet hij met schampren spot de schoone schenkster vragen,
Er handen bij te doen, om al dat moois te dragen".
Ook vond hij 't opperbest wanneer 't hem overkwam,
Dat hem een ander goedig in het ootje nam.
't Menu verveelde 'm gauw; hij hield van variatie,
En iedre kok was na twee maanden uit de gratie;
Historisch nu is 't woord van een zoo'n keukenheid,
Die wist, hoe Karel op horloges was gesteld:
Is mijn menu niet goed, dan weet ik wel wat beters
'k Serveer Uw Majesteit pastei van chronometers !"
De keizer lachte luid, hetgeen alweer bewijst:
Voor lachsucces wordt niet veel geestigheid vereischt,
Dus ben je soms van plan een grappig stuk te schrijven,
Dan raad ik je, maar dicht aan 't oppervlak te blijven.
't Theater-répertoire leert daaglijks deze les:
Alleen de grofste gijn heeft bij ons volk succes;
Wat speelt men ooit van Shaw, der humoristen koning?
En Tropenadel had zijn dliizendste vertooning.
De jacht liet Karel koud, schoon hij uitstekend schout,
Daar hij de dieren liever levend zag, dan dood.
Denk hier eens over na, hartstochtelijke jager,
Gevoelt ge niet wat zielsverwantschap met een slager?
CHARIVAR1US