De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 20 november pagina 2

20 november 1926 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2581 l t DE ONLUSTEN IN WEST-JAVA DOOR S. RITSEMA VAN ECK /""\ NVERWACHT voor degenen, die in de waarde ^?' van redevoeringen en vertrouwensverzekeringen gelooven; niet onverwacht voor hen, die meenen dat in de verhoudingen der volken dergelijke zaken veel minder waarde hebben dan in de verhoudingen der individuen, ie het bericht gekomen dat, thans in WestJava, weer ernstige onlusten hebben plaats gehad. Het verschijnsel is in dezen nog ernstiger dan de on middellijke gevolgen.' Door gebrekkige organisatie heeft ook thans weer de opzet niet de gevolgen gehad, die gehoopt werden. Doch het verschijnsel bevestigt, wat door velen al te zeer wordt vergeten: dat een koloniaal gezag of heel sterk of heel zwak is, en dat de tusschenvorm, de gradatie, die wij in landen als het onze kennen, daar niet kan bestaan. Wat onder de toestanden, waaronder wij hier leven, vrijwel onbe grijpelijk is een uitgebreid complot met het traditioneele programpunt van Europeanenmoord; een ben de die gevangenis en telefoonkantoor tracht te ver meesteren; een spoorweg, die opgebroken wordt; een paar moorden is daar niet zoo vreemd. In ns laat het ons weer een blik werpen in de koloniale verhou dingen als nooit oplossende emulsies, en toont ons weer, in n blik, de oppervlakkigheid, de onvoldoendheid en, dikwijls, de verkeerdheid van onze hervormingen. Er is steeds verzuimd onze hervormingen tot de kern te doen doordringen en nu een nieuwe factor, met sterke politieke tendensen hét aziatisch com munisme?in het spel is gekomen, missen wij de middelen tot verweer, niet zoozeer tegen acute pogin gen tot aantasting van het bestaande gezag als wel tegen het geleidelijk ondermijnen en verlammen van dat gezag. In ambtelijke zelfgenoegzaamheid is een politiek gevolgd, die geheel den naam verdient van een politiek van verzuimde gelegenheden. Ontoegan kelijk voor de principieele eischen, die de handhaving van het nederlandsche gezag stelt; bedwelmd en ver blind, in ieder geval, dóór politieke leuzen en promo tieschittering, is verzuimd en geweigerd aan een diepergaande en ernstige beschouwing der koloniale staatkunde aandacht te geven. Zoo kon dan ook, tegenover deze onlusten staande, in den Volksraad terecht aan de bestuurshervorming een verwijt worden gemaakt, doch veel meer nog behoorde het verwijt zich te richten tegen hetgeen, ondanks allen drang, is nagelaten. Steeds weigerende de dingen te behandelen, die boven het vermogen der toevallige ministers en landvoogden uitgingen, en steeds verder gaande in een richting, waarvan niemand zich .een voorstelling kan maken, is feitelijk in een politieke kolonie als Indi een volksplantingspolitiek gevolgd, niets wezenlijks tot stand brengende en overal onbevredigbare wenschen scheppende. In de ongezonde persoonlijke ver houdingen, die de vorming van de koloniale politiek der laatste jaren hebben beheerscht, is zoozeer de handhaving van het persoonlijk prestige hoofdzaak geworden, dat in de hervormingen zelven de eigenlijke grondslagen van het koloniale bewind konden worden aangetast. Het Nederlandsche gezag heeft geen principieele plaats meer en de Gouverneur-Generaal staat on beschermd. Door beleid, dat in de practijk wel altijd een toegeven moet worden, moet een GouverneurGeneraal trachten, althans uiterlijk, een gezag te handhaven, dat de staatsinstellingen hem niet meer VAN DE WEEK ANNE PARRISH De Eeuwige Vrijgezel Vertaling door JO VAN AMMERS?KÜLLER H. en W. Serie No. 14 Prijs in geïllustreerd omslag van B. VAN VLIJMEN f 2.90 In prachtband f 3.75 Uitgave van VAN HOLKEMA & WARENDORF's U.M., Amsterd. kunnen geven. Dat zoo iets slechts zeer tijdelijk succes kan hebben, spreekt van zelf; er moet een oogenbük komen, dat het toegeven ten einde is, en wat dan? Hoe lang zal, als men op deze wijze voortgaat, het Neder landsche gezag nog de innerlijke kracht hebben om te doen wat noodig is? Hoelang zal, bij het doorwerkende communisme, het leger nog betrouwbaar blijven, hoe lang nog de openbare diensten van verkeer? In een rede in het Indisch Genootschap (Dec. '22) over ,,Indië's staatkunde als grondslag van Indië's staatsinrichting" gehouden, heb ik een vergelijking gemaakt, die hier herhaald moge worden. Ik ver geleek den huidigen tijd met den tijd dat de zeilvaart, op haar hoogtepunt gekomen, tevens onbewust was van haar naderend einde. Verbeteringen waren noodig, wilde men met zijn tijd medegaan, en de ervarenen en onervarenen, de bekwamen en de onbekwamen, trachtten die verbeteringen aan te bren gen, doch alles binnen het begrip van het zeilschip. Aan een nieuw beginsel dacht niemand. Het waren de Idenburg's, de Pleyte's, de Malefijt's, de De Graaff's. De een zocht de verbetering in den romp, de ander in de takelage, maar aan de mogelijkheid van een nieuwe kracht, den stoom, dacht niemand. En zoo kwam men, door de omstandigheden gedrongen, tot steeds gewaagder proeven, tot, in het ontwerp-De Graaff, de zeewaardigheid zoo geheel werd prijsgege ven dat een vijftal Kamerleden tot hem zeiden: Wij zelf weten niet te zeggen, wat er moet gebeuren, doch wij hebben genoeg medegevaren om te weten, dat het schip bij den eersten storm moet kapsijzen als het zoo wordt getuigd als gij voorstelt". Toen heeft men de zeilage van het oude zeilschip, om het toch iets meer vaart te geven, op beperkte wijze uitgebreid en er zich mede tevreden gesteld dat het voorloopig, mits er niets bizonders gebeurde, weer iets beter met zijn tijd mede zou kunnen gaan. Het is, onder de toenmalige Kamerleden, Mej. Mr. van Dorp geweest, die heeft begrepen dat het met den zeiltijd, ondanks alle gewaagde pogingen tot ver betering, uit was en dat het nieuwe beginsel moest worden aanvaard, dat weer nieuwe krachten kon schenken, zonder de zeewaardigheid prijs te geven. Ook Van Heutsz had dit reeds ingezien. Het schijnt echter dat eerst ernstige gebeurtenissen dat inzicht bij de regeeringspersonen zullen kunnen doen door dringen, zooals er ook heel wat moest gebeuren voor het nieuwe Atjehbeleid werd aanvaard; wanneer de tegenwoordige onlusten dit zouden bewerken, zouden zij ten slotte een weldaad genoemd mogen worden. Hoe meer men uitstelt, hoe heftiger en uitgebreider de reactie op onze verkeerde politiek zal worden. Ook op andere plaatsen dan West-Java begint men blijk baar de gevolgen te voelen van de onoordeelkundige hervormingen. Men meene niet dat alleen armoede of slechte behandeling tot opstand brengt; het is juist welvaart die, geen ruimte voor eigen ontwikkeling naar eigen inzicht vindende, tot opstand prikkelt en het moet de kunst van den staatsman zijn die ruimte te scheppen zonder de grondslagen van onze positie prijs te geven. Men meene ook niet, dat met het verzekeren van vertrouwen of het benoemen van Inlanders in een paar betrekkingen, iets wezenlijks is te bereiken. Pro blemen als de onderhavige, die in wezen problemen tusschen verschillende volken zijn, behoeven voor hunne oplossing een veel hooger niveau. Al dit incidenteele handelen, meer door sentiment dan door in zicht geleid, bindt ons steeds meer en maakt het steeds moeilijker uit de impasse te geraken. Wij, en vooral de regeerings-personen, moeten beseffen, dat een nieuwe periode voor de koloniale mogendheden is aangebro ken, een periode die, ingeleid door de bewustwording der inheemsche volken, in de eerste plaats regeling van de verhoudingen dier volken onderling en in het verband van het Rijk vraagt. Een nieuwe staats regeling moet de uitdrukking van die regelingen zijn. Hoe langer wij vasthouden aan de volksplantings politiek met hare ficties van parlementaire ontwikke ling, van Indië" als eigen staat, van vertegenwoor diging van Indië" in Nederland, van splitsing der staatsmarine enz. alle ontleend aan de Britsche dominions , hoe meer wij zullen ervaren dat die politiek misplaatst is in een politieke kolonie als Indië. Toenemende botsingen zijn dan onvermijdelijk, omdat de geheele regeerings- en bestuursfictie in tegenstel ling blijft met de realiteit van het maatschappelijke leven. Weet daarentegen, het Nederlandsche volk te bre ken met die ficties voor zij ons gebroken hebben en weet het, uit eigen scheppingskracht, het GrootNederlandsche geheel tot een modern staatswezen te maken, boven het nationale uitgaande en toch niet in het internationale opgaande, dan zal de principieele reden tot opstandigheid vervallen zijn en zal de Regee ring alleen te kampen hebben met die incidenteele gevallen, die overal voorkomen. Voor bestrijding zal zij dan echter de positie hebben, die haar thans gaat ontvallen. RZISCHE KELIMS VOOR KAPSTOKTAFEL-, DIVANK L E E D E N EN GORDIJNEN VANAF KUSSENS ZICHTZENDINGEN FRANCO DOOR O EIEEL NEDERLAND £ ZOMEN INDISCHE ECONOMIE DOOR MR. H. G, KOSTER p\ E oud-directeur der Javasche Bank Mr. J. Ger?*-' ritzen, heeft te Leiden een aantal voordrachten ge houden over Indische economie. Deze lezingen zijn thans gebundeld en met een inleiding van Prof. Mr. M. W. F. Treub uitgegeven I). Het zijn eigenlijk geen lezingen in den gewonen zin des woords; het zijn acht doorwrochte studiën over de staathuishoudkunde van Indië. Voor den ter zake kundige zeer interessant, voor den leek zwaar en onverteerbaar als lood. De stijl is als de inhoud: gedegen degelijk. De zinnen zijn lang, want de schrijver wil veel, wil alles zeggen. Maar helaas, Part d'être ennuyeux, c'est de tont dire". Voltaire wist het wel ! De eerste dezer verhandelingen geeft een historisch overzicht der ontwikkeling van het Indisch bedrijfs leven. Vervolgens komen de suiker- en de rubbercultuur aan de beurt. Belangwekkende beschou wingen zijn gewijd aan Java's overbevolking en de middelen, met welke de regeering deze bestrijdt. De ontwikkeling der buitengewesten en de voedsel voorziening worden nauwkeurig nagegaan. In een afzonderlijk kapittel vertelt de oud-bankdirecteur nauta de ventis, de tauris narrat arator veel wetenswaardigs omtrent de rente- en goudpolitiek der Javasche Bank. Het boek eindigt met een opstel over het vraagstuk der overheidsexploitatie. In het voorwoord van Prof. Treub eerder een nonchalant krabbeltje dan een werkelijk voorwoord leest men de duizend maal gehoorde bewering, dat het Nederlandsch publiek geen belangstelling voor Indiëheeft. Dit is een echte gemeenplaats, die heden ten dage niet meer in overeenstemming met de waar heid is. Er verschijnen tallooze boeken over Indië, die alle goed verkocht worden. Ieder dagblad bevat tegenwoordig een aparte Indische rubriek en verschei den Indische artikelen. Dit alles wordt met graagte ge lezen. Prof. Treub meent nu, dat Mr. Gerritzen's bijdrage tot de Indische litteratuur" met vreugde moet worden begroet door de kringen van het be schaafde Nederlandsche publiek". Ik betwijfel dit, tenzij de oud-hoogleeraar onder het beschaafde Nederlandsche publiek alleen de staathuishoud kundigen verstaat. Mr. Gerritzen's voordrachten zijn van a tot z technische uiteenzetting. Op iedere bladzij grijnzen de dorre cijferreeksen den argeloozen lezer aan als stapels doodshoofden. Dit boek is een werk voor vak-economen, een studieboek. Het biedt aller minst lectuur voor het beschaafde Nederlandsche fe/cenpubliek. Het kan het inzicht verhelderen en de kennis vergrooten van menig adept in de geheimen des Mammons. Maar de belangstelling der projanen voor deze mysteriën te wekken, vermag het zeer zeker niet. l) De welvaart van Indië, Voordrachten over Indische Economie, gehouden te Leiden door Mr. J. Gerritzen. Met een voorwoord van Mr. M. W. F. Treub. Uitgave H. D. Tjeenk Willink & Zoon Haarlem 1926. Kon. Meubeltransport-Maatschappij DE GRUYTER 6 Co. eva e-a G\S DEN HAAG <fa "^ ONS AMSTERDAM ~ ARNHEM Bewaarplaatsen voor Inboedels

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl