Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2581
l
t
DE ONLUSTEN IN WEST-JAVA
DOOR S. RITSEMA VAN ECK
/""\ NVERWACHT voor degenen, die in de waarde
^?' van redevoeringen en vertrouwensverzekeringen
gelooven; niet onverwacht voor hen, die meenen dat
in de verhoudingen der volken dergelijke zaken veel
minder waarde hebben dan in de verhoudingen der
individuen, ie het bericht gekomen dat, thans in
WestJava, weer ernstige onlusten hebben plaats gehad.
Het verschijnsel is in dezen nog ernstiger dan de on
middellijke gevolgen.' Door gebrekkige organisatie
heeft ook thans weer de opzet niet de gevolgen gehad,
die gehoopt werden. Doch het verschijnsel bevestigt,
wat door velen al te zeer wordt vergeten: dat een
koloniaal gezag of heel sterk of heel zwak is, en dat de
tusschenvorm, de gradatie, die wij in landen als het
onze kennen, daar niet kan bestaan. Wat onder de
toestanden, waaronder wij hier leven, vrijwel onbe
grijpelijk is een uitgebreid complot met het
traditioneele programpunt van Europeanenmoord; een ben
de die gevangenis en telefoonkantoor tracht te ver
meesteren; een spoorweg, die opgebroken wordt; een
paar moorden is daar niet zoo vreemd. In ns laat
het ons weer een blik werpen in de koloniale verhou
dingen als nooit oplossende emulsies, en toont ons weer,
in n blik, de oppervlakkigheid, de onvoldoendheid
en, dikwijls, de verkeerdheid van onze hervormingen.
Er is steeds verzuimd onze hervormingen tot de
kern te doen doordringen en nu een nieuwe factor,
met sterke politieke tendensen hét aziatisch com
munisme?in het spel is gekomen, missen wij de
middelen tot verweer, niet zoozeer tegen acute pogin
gen tot aantasting van het bestaande gezag als wel
tegen het geleidelijk ondermijnen en verlammen van
dat gezag. In ambtelijke zelfgenoegzaamheid is een
politiek gevolgd, die geheel den naam verdient van
een politiek van verzuimde gelegenheden. Ontoegan
kelijk voor de principieele eischen, die de handhaving
van het nederlandsche gezag stelt; bedwelmd en ver
blind, in ieder geval, dóór politieke leuzen en promo
tieschittering, is verzuimd en geweigerd aan een
diepergaande en ernstige beschouwing der koloniale
staatkunde aandacht te geven. Zoo kon dan ook,
tegenover deze onlusten staande, in den Volksraad
terecht aan de bestuurshervorming een verwijt worden
gemaakt, doch veel meer nog behoorde het verwijt
zich te richten tegen hetgeen, ondanks allen drang, is
nagelaten.
Steeds weigerende de dingen te behandelen, die
boven het vermogen der toevallige ministers en
landvoogden uitgingen, en steeds verder gaande in een
richting, waarvan niemand zich .een voorstelling kan
maken, is feitelijk in een politieke kolonie als Indi
een volksplantingspolitiek gevolgd, niets wezenlijks
tot stand brengende en overal onbevredigbare
wenschen scheppende. In de ongezonde persoonlijke ver
houdingen, die de vorming van de koloniale politiek
der laatste jaren hebben beheerscht, is zoozeer de
handhaving van het persoonlijk prestige hoofdzaak
geworden, dat in de hervormingen zelven de eigenlijke
grondslagen van het koloniale bewind konden worden
aangetast.
Het Nederlandsche gezag heeft geen principieele
plaats meer en de Gouverneur-Generaal staat on
beschermd. Door beleid, dat in de practijk wel altijd
een toegeven moet worden, moet een
GouverneurGeneraal trachten, althans uiterlijk, een gezag te
handhaven, dat de staatsinstellingen hem niet meer
VAN DE WEEK
ANNE PARRISH
De Eeuwige Vrijgezel
Vertaling door JO VAN
AMMERS?KÜLLER
H. en W. Serie No. 14
Prijs in geïllustreerd omslag van
B. VAN VLIJMEN f 2.90
In prachtband f 3.75
Uitgave van VAN HOLKEMA &
WARENDORF's U.M., Amsterd.
kunnen geven. Dat zoo iets slechts zeer tijdelijk succes
kan hebben, spreekt van zelf; er moet een oogenbük
komen, dat het toegeven ten einde is, en wat dan? Hoe
lang zal, als men op deze wijze voortgaat, het Neder
landsche gezag nog de innerlijke kracht hebben om te
doen wat noodig is? Hoelang zal, bij het doorwerkende
communisme, het leger nog betrouwbaar blijven, hoe
lang nog de openbare diensten van verkeer?
In een rede in het Indisch Genootschap (Dec. '22)
over ,,Indië's staatkunde als grondslag van Indië's
staatsinrichting" gehouden, heb ik een vergelijking
gemaakt, die hier herhaald moge worden. Ik ver
geleek den huidigen tijd met den tijd dat de
zeilvaart, op haar hoogtepunt gekomen, tevens onbewust
was van haar naderend einde. Verbeteringen waren
noodig, wilde men met zijn tijd medegaan, en de
ervarenen en onervarenen, de bekwamen en de
onbekwamen, trachtten die verbeteringen aan te bren
gen, doch alles binnen het begrip van het zeilschip.
Aan een nieuw beginsel dacht niemand. Het waren de
Idenburg's, de Pleyte's, de Malefijt's, de De Graaff's.
De een zocht de verbetering in den romp, de ander
in de takelage, maar aan de mogelijkheid van een
nieuwe kracht, den stoom, dacht niemand. En zoo
kwam men, door de omstandigheden gedrongen, tot
steeds gewaagder proeven, tot, in het ontwerp-De
Graaff, de zeewaardigheid zoo geheel werd prijsgege
ven dat een vijftal Kamerleden tot hem zeiden:
Wij zelf weten niet te zeggen, wat er moet gebeuren,
doch wij hebben genoeg medegevaren om te weten,
dat het schip bij den eersten storm moet kapsijzen
als het zoo wordt getuigd als gij voorstelt". Toen heeft
men de zeilage van het oude zeilschip, om het toch
iets meer vaart te geven, op beperkte wijze uitgebreid
en er zich mede tevreden gesteld dat het voorloopig,
mits er niets bizonders gebeurde, weer iets beter met
zijn tijd mede zou kunnen gaan.
Het is, onder de toenmalige Kamerleden, Mej. Mr.
van Dorp geweest, die heeft begrepen dat het met
den zeiltijd, ondanks alle gewaagde pogingen tot ver
betering, uit was en dat het nieuwe beginsel moest
worden aanvaard, dat weer nieuwe krachten kon
schenken, zonder de zeewaardigheid prijs te geven.
Ook Van Heutsz had dit reeds ingezien. Het schijnt
echter dat eerst ernstige gebeurtenissen dat inzicht
bij de regeeringspersonen zullen kunnen doen door
dringen, zooals er ook heel wat moest gebeuren voor
het nieuwe Atjehbeleid werd aanvaard; wanneer de
tegenwoordige onlusten dit zouden bewerken, zouden
zij ten slotte een weldaad genoemd mogen worden.
Hoe meer men uitstelt, hoe heftiger en uitgebreider
de reactie op onze verkeerde politiek zal worden. Ook
op andere plaatsen dan West-Java begint men blijk
baar de gevolgen te voelen van de onoordeelkundige
hervormingen. Men meene niet dat alleen armoede of
slechte behandeling tot opstand brengt; het is juist
welvaart die, geen ruimte voor eigen ontwikkeling
naar eigen inzicht vindende, tot opstand prikkelt en
het moet de kunst van den staatsman zijn die ruimte
te scheppen zonder de grondslagen van onze positie
prijs te geven.
Men meene ook niet, dat met het verzekeren van
vertrouwen of het benoemen van Inlanders in een
paar betrekkingen, iets wezenlijks is te bereiken. Pro
blemen als de onderhavige, die in wezen problemen
tusschen verschillende volken zijn, behoeven voor
hunne oplossing een veel hooger niveau. Al dit
incidenteele handelen, meer door sentiment dan door in
zicht geleid, bindt ons steeds meer en maakt het steeds
moeilijker uit de impasse te geraken. Wij, en vooral de
regeerings-personen, moeten beseffen, dat een nieuwe
periode voor de koloniale mogendheden is aangebro
ken, een periode die, ingeleid door de bewustwording
der inheemsche volken, in de eerste plaats regeling
van de verhoudingen dier volken onderling en in het
verband van het Rijk vraagt. Een nieuwe staats
regeling moet de uitdrukking van die regelingen zijn.
Hoe langer wij vasthouden aan de volksplantings
politiek met hare ficties van parlementaire ontwikke
ling, van Indië" als eigen staat, van vertegenwoor
diging van Indië" in Nederland, van splitsing der
staatsmarine enz. alle ontleend aan de Britsche
dominions , hoe meer wij zullen ervaren dat die
politiek misplaatst is in een politieke kolonie als Indië.
Toenemende botsingen zijn dan onvermijdelijk, omdat
de geheele regeerings- en bestuursfictie in tegenstel
ling blijft met de realiteit van het maatschappelijke
leven.
Weet daarentegen, het Nederlandsche volk te bre
ken met die ficties voor zij ons gebroken hebben en
weet het, uit eigen scheppingskracht, het
GrootNederlandsche geheel tot een modern staatswezen
te maken, boven het nationale uitgaande en toch niet
in het internationale opgaande, dan zal de principieele
reden tot opstandigheid vervallen zijn en zal de Regee
ring alleen te kampen hebben met die incidenteele
gevallen, die overal voorkomen. Voor bestrijding zal
zij dan echter de positie hebben, die haar thans gaat
ontvallen.
RZISCHE
KELIMS
VOOR
KAPSTOKTAFEL-,
DIVANK L E E D E N EN
GORDIJNEN
VANAF
KUSSENS
ZICHTZENDINGEN
FRANCO DOOR O
EIEEL NEDERLAND
£ ZOMEN
INDISCHE ECONOMIE
DOOR MR. H. G, KOSTER
p\ E oud-directeur der Javasche Bank Mr. J.
Ger?*-' ritzen, heeft te Leiden een aantal voordrachten ge
houden over Indische economie. Deze lezingen zijn
thans gebundeld en met een inleiding van Prof. Mr.
M. W. F. Treub uitgegeven I). Het zijn eigenlijk geen
lezingen in den gewonen zin des woords; het zijn acht
doorwrochte studiën over de staathuishoudkunde
van Indië. Voor den ter zake kundige zeer interessant,
voor den leek zwaar en onverteerbaar als lood. De
stijl is als de inhoud: gedegen degelijk. De zinnen
zijn lang, want de schrijver wil veel, wil alles zeggen.
Maar helaas, Part d'être ennuyeux, c'est de tont
dire". Voltaire wist het wel !
De eerste dezer verhandelingen geeft een historisch
overzicht der ontwikkeling van het Indisch bedrijfs
leven. Vervolgens komen de suiker- en de
rubbercultuur aan de beurt. Belangwekkende beschou
wingen zijn gewijd aan Java's overbevolking en de
middelen, met welke de regeering deze bestrijdt.
De ontwikkeling der buitengewesten en de voedsel
voorziening worden nauwkeurig nagegaan. In een
afzonderlijk kapittel vertelt de oud-bankdirecteur
nauta de ventis, de tauris narrat arator veel
wetenswaardigs omtrent de rente- en goudpolitiek der
Javasche Bank. Het boek eindigt met een opstel over
het vraagstuk der overheidsexploitatie.
In het voorwoord van Prof. Treub eerder een
nonchalant krabbeltje dan een werkelijk voorwoord
leest men de duizend maal gehoorde bewering, dat
het Nederlandsch publiek geen belangstelling voor
Indiëheeft. Dit is een echte gemeenplaats, die heden
ten dage niet meer in overeenstemming met de waar
heid is. Er verschijnen tallooze boeken over Indië,
die alle goed verkocht worden. Ieder dagblad bevat
tegenwoordig een aparte Indische rubriek en verschei
den Indische artikelen. Dit alles wordt met graagte ge
lezen. Prof. Treub meent nu, dat Mr. Gerritzen's
bijdrage tot de Indische litteratuur" met vreugde
moet worden begroet door de kringen van het be
schaafde Nederlandsche publiek". Ik betwijfel dit,
tenzij de oud-hoogleeraar onder het beschaafde
Nederlandsche publiek alleen de staathuishoud
kundigen verstaat. Mr. Gerritzen's voordrachten zijn
van a tot z technische uiteenzetting. Op iedere bladzij
grijnzen de dorre cijferreeksen den argeloozen lezer
aan als stapels doodshoofden. Dit boek is een werk
voor vak-economen, een studieboek. Het biedt aller
minst lectuur voor het beschaafde Nederlandsche
fe/cenpubliek. Het kan het inzicht verhelderen en de
kennis vergrooten van menig adept in de geheimen
des Mammons. Maar de belangstelling der projanen
voor deze mysteriën te wekken, vermag het zeer
zeker niet.
l) De welvaart van Indië, Voordrachten over Indische
Economie, gehouden te Leiden door Mr. J. Gerritzen.
Met een voorwoord van Mr. M. W. F. Treub. Uitgave
H. D. Tjeenk Willink & Zoon Haarlem 1926.
Kon. Meubeltransport-Maatschappij
DE GRUYTER 6 Co.
eva e-a G\S DEN HAAG <fa "^ ONS
AMSTERDAM ~ ARNHEM
Bewaarplaatsen voor Inboedels