Historisch Archief 1877-1940
NEDERLAND
Grand CaféRestaurant,, DE HEEMRAAD'
N. BINNENWEG 276 ROTTERDAM
8 B i 11 ar ds Orchestre SPRATO
1
i ?
t
SCHILDERKUNST
DOOR A. PLASSCHAERT
Osw. Wenckebach, Beeldhouwer te Noordwijkerhout
Er 'Zijn beeldhouwers, wien het eigen gevoel de
dwingende factor is. Zij zijn goddelijk en hulpeloos,
en misschien is dat het geval bij John Raedecker. Er
zijn beeldhouwers, wien een langer moeite voorafgaat
aan het eindelijk-definitieve werk. Zij beginnen, tegen
den aard en toch met de romantiek en de onstuimig
heid hunner jeugd mee, volgzaam te zijn tegenover de
revolutionnaire aesthetische ideeën van hun omgeving.
Zij volgen systemen, die niet zullen duren voor hen;
zij verkennen zichzelf op onhandige en toch algemeene
?wijs. Dan komt een kentering, en van huis uit van een
-familie, tuk op kennis, tuk op degelijk weten, krijgen
zij een haast oud-eeuwsche passie voor d'anatomie;
zij bestudeeren lijf en spier met de nauwlettende zorg
van een anatoom. Hun werk vertoont dien lust, dien
overheerschenden drang, en feitelijk gaan zij als
kunstenaars een tijd achteruit; de kennis is nog kennis,
nog weten; zij kunnen hun weten nog niet ervaren als
gevoel. Dat is echter noodig. Zonder dat gevoel maken
zij nooit ee'n werkelijk werk; een kunstwerk. Maar,
?wanneer zij werkelijk meer zijn dan een nabootsend
anatoom, en Wenckebach is dat (zijn kleine hputsneden
bij de oud-hollandsche spreekwoorden bewijzen dat!)
dan begint .op een dag dat weten den harteklop van
het gevoel te krijgen; wat kil was en uitgeteld, wordt
gebonden en' bezit bezieling, leven, wezen. Dit gaat
niet opeens. Langzaam-aan. Soms is in dien tijd van
ontwikkeling, dat leven, dat wezen maar in een ge
deelte van een beeld te erkennen; soms trilt de heele
huid van het bronzen beeld van dezelfde trilling, die
?stille, als uitgewischte gezichten maakt tot een ver
bazend verschijnsel, en die reeds levendige trekken
boetseert tot andere plannen, en geeft de diepere
beteekenis, het enthousiasme van het innerlijk wezen,
.bloot en open voor den toeschouwer. Die trilling of
dat rustiger vloeien van het leven vond ik in twee der
laatste beelden van Wenckebach; in 't ne beeld
gedeeltelijk, in 't andere over de geheele huid van het
beeld. En het leek mij voor de meesten niet gemakke
lijk dat te erkennen. Want de beelden van Oswald
Wenckebach hebben nog (en zullen dat nog wel een tijd
houden) iets zeer objectiefs, haast kils. Ze zijn kundig,
maar niet uitbundig, en daar-door duidelijk. Ze lijken
gewoon, en zijn hier en daar %kademisch-gekend
{Wenckebach kan, later, een wei-onderlegd professor
zijn !) Ze zijn dat op het moment, en het duidelijkst
is dat in de zittende figuur van een man, dien hij nu
<October 1926) nog niet geheel-en-al af heeft. Maar
toch is er n plek in dit beeld van een voorover
gebogen, zittenden man, waar te vinden is, wat met
alle weet en alle kunde en alle kennis nooit wordt
gekregen of verkregen. En deze ne plek, die, met
wat Wenckebach kent en van anatomie wét (zijn
vader is de bekende hoogleeraar te Weenen in de
?geneeskunde) ons vertrouwen geeft (wat wij door
andere dingen reeds hadden in hem) is de plooi in de
buik, die ontstaat door het vóorover-zitten. Daar is
geen enkele steen meer; daar is de steen tot iets
anders geworden; zij is steen en tegelijk levend vleesch.
Daar is bereikt, waarvoor geen wachten te lang is en
waarvoor geen innerlijke moeiten te groot zijn. Dit is
materie, die tot bezieling werd; hier'is het uitgetelde
objectieve weg, en daardoor kreeg dit beeld een
beteekenis in den ontwikkelingsgang van Wenckebach.
Daarin, in die plek, is evenmin iets ontkend van wat
hij in zijn jeugd won en maakte, maar het is over
wonnen en zekerder geworden. En die rilling van
het leven is nog meer te vinden in de bronzen buste
van zijn Vader. Ook deze is schijnbaar maar gemak
kelijk voor de menigte. Zij werkt niet met facetten,
maar met vormen (zooals Despian). Zij is nauwkeurig,
en de persoonlijkheid erin is niet moedwillig (of toe
vallig) evident; de persoonlijkheid van den beeld
houwer zelf is er niet met uitbundigheid opgestempeld!
Toch is dit portret niet akademisch. Het is een kop,
die leeft, die leeft van binnen-uit, zonder een sterk
vertoon toch daarvan. Het is de beste kop, dien ik in
dezen trant ken van Wenckebach. Hij is van dezen
tijd, maar niet moedwillig van dezen tijd. Hij is
eenvoudig-weg gegeven, en dat is winst. Daar blijft het
procédésteeds ver. Deze buste van zijn Vader is
begin van eenvoudig-en-beters bij Wenckebach; hier
is zijn kennis starheid of kilte kwijt.
OOKTFRED:JROESKE
ZANDBLAD-SIGAREN 6 «n10 ets
K. de Nerée tot Babberich, bijd'Audretsch,
Den Haag. I
Betrekkelijk snel na de tentoonstelling in de Bron"
komt deze tentoonstelling bij d'Audretsch. Maar,
voordat ik het werk bespreek van deze tentoonstelling,
die beter is dan die in de Bron", moet ik iets anders
behandelen. Het werk van Karel de Nerée tot Babbe
rich had eerder en meer intensief vóór het publiek
moeten worden gebracht dan gedaan werd want
er is in dit cerebraal-zinnelijke werk een deel, dat
verouderen kan, en dat verouderd in enkele
teekeningen reeds blijkt. Ik weet, dat het terughouden van
dit werk is geschied uit een hooghartigen eerbied
ervoor, maar goede dingen, verkeerd of liever onregel
matig toegepast, hebben dikwijls geen goede gevolgen,
en ik meen, dat hier dat het geval is. Het werk bleef
altijd onbekend, het verscheen op onregelmatige
tijden, soms slecht uitgekozen, en de gevraagde prijzen
belemmerden de juiste verspreiding ervan; gaven het
werk nooit wat ge noemt: een marktwaarde. Ik weet,
dit is van secundair belang, maar het lijkt mij toe,
dat zulk secundair belang op zekere momenten de
familie niet onverschillig kan laten. En ik vrees, dat
al deze fouten niet gemakkelijk zullen te herstellen
zijn, ze zijn te langdurig, en zooals ik zei, deze tijd is
zóó anders gericht dan die, waarin Karel de Nerée's
werk ontstond, dat het velen moeiten zal kosten het
juist te bezien. En toch: het is in sommige werken
bezienswaard en meer; in andere werken verfijnd en
afzonderlijk.
C O M O E ,D I A
DOOR HENRIK SCHOLTE
Plantage Schouwburg: ,,'n Huishouwe van
Jan Sfeen", door Johan Elsensohn
TEL E.F.O O N T J E
DOOR CEL 2
A ANGELOKT door de affiche van een soort
?<*- melaatsche chimpanséen niet minder door het
gerucht, dat er in de Plantage drie Sinterklazen in
een Woonschuit te zien waren, heb ik in de
rarekiekkast aan de Franschelaan een avond zoek gebracht.
En achteraf weet ik niet hoe ik hem beter had
kunnen besteden.
Het lief en leed is in dit spel naar een beproefd
recept bereid; sterk effect, sterke (en gezonde)
moraal. Een Pallieter-woonschuitenier van de
Kostverlorenkade geneest het echtpaar-met-aspiraties uit
Plan-Zuid van hun Malthusiaansche theorieën en
nadat in drie bedrijven op komische en tragische
Wijze de lof der kinderen bezongen is, worden na de
pauze de stoelen aan den kant gezet en van kleine
Bets tot Tante Krissie toe gaan ze hem dan nog
eens ouwerwets van katoen geven. Het ras van
Amsterdam leeft dan in dezer. Sinterklaasavond,
en het doet het hart goed om zoo geurig en ronduit
te merken dat er nog ras is in Amsterdam.
Volkstooneel als dit kan men niet den maatstaf
van kunst" aanleggen. Men moet alleen zoeken wat
er goed aan is, hart en zinnen voldoet. En dat was
hier zeer veel. Men kan zich met dezen prachtigen
humor en deze lang niet altijd banale menschelijkheid
beter vermaken dan soms tien andere avonden op
het Leidscheplein. Ja, in zijn argeloosheid geeft dit
stuk zelfs veel te denken. Zijn wij misschien nu aan
dit allernaïefst realisme toe? Waarom raakt de soci
ale tendenz van dit stuk ons tusschen alle straattaal
door directer dan in Welke literaire" bewerking
ook? De pretenties van een text heeft zulk een stuk
nauwelijks. Maar de knalwoorden, die elders frases
zouden zijn, hier echter met spontane voetroffels
terecht toegejuicht worden, en de smeuïge vreugde
van elk tableau" komen zoo natuurlijk en als het
ware geïmproviseerd over het voetlicht, dat wij ons
afvragen of hier niet de Weg tot een nieuw, nationaal
commedia dell' arte ligt. Van alle tooneel heeft dit
genre volkstuk een onbetwistbaar bestaansrecht,
omdat het publiek het wil. En naar ik hoop, niet
alleen het mindere" publiek ! Ik had deze
vruchtbaarheids-ritus Wel eens onverwachts in den Stads
schouwburg opgevoerd willen zien.
Nu vraagt dit expansieve, ongetemperde type-spel
van den comediant geen groote krachttoeren. Dank
bare rollen, als van Elsensohn en Aaf Bouber, worden
gedragen door een goede dosis vakkennis, versterkt
met natuurlijken humor. Zwaarder was de rol van
Timrott, die een zeer goede creatie vaneen petieterigen
streber gaf. De kleine revue-inslag, die, telkens
wanneer het zwart der redeneeringen optrok, door de
tafereelen heen liep, kleurde het geheel in
aquareltint, bijna modern", terwijl het woonschuit-interieur,
rijkelijk schommelend wanneer buiten de Volhar
ding" voorbij stoomt, alleraardigste vondsten vertoon
de. (Het herinnerde levendig aan de foyer van dezen
schouwburg, een bouwkundig curiosum, afhellend
naar den kant van een rijtje koeiestallen, die op zich
zelf ook al een bezoek waard zijn.)
Even merkwaardig als het spel is tenslotte het
publiek. Men weet niet aan welken kant van het voet
licht men de meeste aandacht zal wijden. Al deze
brave huisvaders met een sigaar in hun hoofd en een
glas bier tusschen hun voeten geklemd, geflankeerd
door kuischelijk opgedofte matrones en een
staalGebouw Eerste Kamer?
Met den opperhoofdbode?
Kunt u me even verbinden met meneer den
Baron? Hij is er toch?
Ha, ben je daar, van Voorst?
Reuze! Dankje. En jij?
En hoe bevalt je het nieuwe licht in de zaal ?
Is het niet wat hinderlijk voor de leden die
gewoon zijn een dutje te doen? s < y,
Gaan ze niet hard op droomen?
Vroeger in die halve schaduwen was het dikwijls
net of ze zwaar over een of ander wetsontwerp peins
den terwijl nu, nu iedereen hun geringste beweging
zien kan, het niet bij zal dragen tot het crediet der
Kamer.
Men zal nu alleen nog maar op het geluid
kunnen afgaan.
Wat ik bedoel? Dat er leeperds zullen zijn
die zich er op zullen toeleggen met open oogen
een dutje te doen en die zul je alleen kunnen snappen
als ze snurken.
Maar er zit toch ook een mooi stuk symboliek
in. De verlichte Eerste Kamer!
Het werd tijd, dat ben ik met je eens. Jullie
zaten al te lang in het donker. En wat een
goed oogenblik hebben jullie uitgekozen. Net een
week of wat voor de behandeling van het Belgische
verdrag, als jullie ze allemaal bij elkaar moet
hebben.
Spreek me er niet van? Wat een verzuchtingl
Zijn er misschien al een paar niet lekker?
Jongen, al drie wie het nu al te machtig ge
worden is !
Je moet ze een hart onder den riem steken.
Je moet een of ander historisch woord spreken als
je de zitting opent. Bijvoorbeeld: Vergeet niet dat
van de hoogten van deze tribunes drie honderd
millioen Europeanen u gadeslaan !"
Geloof je werkelijk dat er zouden zijn die dan
uit angst wegbleven?
Spreek dan het woord van Cambronne
Neen, het andere: la garde meurt mais ne se
rend pas !"
Ja, jij kent ze beter dan ik. Dus maar net
doen of er niets bizonders aan de hand is?
Anders worden ze maar zenuwachtig, ja, je
hebt gelijk. En laat ze zich vooral niet te veel in
spannen. Dan krijg je nooit het qourum bij elkaar
als het op de stemming aankomt.
Sterkte voor je zelf in de eerste plaats, en
houd wat compressen met ijs klaar. Het komt
er op aan ! En neem vast wat les in het
Europeesch Dan kun je van Karnebeek beter verstaan.
Adieu !!
kaart van kroost, al deze meer of minder vergevorder
de losse verkeeringen", die men minder ziet naar
mate men ze meer hoort dat is tenslotte óók het
ras van Amsterdam. Dit publiek reageert primitief,
hevig maar gezond. Zij eischen het grove accent, maar
men zou het niet moeten wagen, hun iets anders voor
te zetten dan het strikte, simpele recht tegenover het
even tastbare onrecht. Daarom is dit tooneel
uitteraard reeds zoo natuurlijken zoo levend, door-en-door
sympathiek.
Schadelijk was dit stuk dan ook alleen voor de
kleine kinderen, die in grooten getale hun ouders
chaperonneerden en nu ineens te hooren kregen, dat
de ooievaar in 't geheel niet, Sinterklaas daarentegen
in vele exemplaren bestaat.
Dt BESTE VA R l N AS
j[§g)"pfutt OM pakje >