Historisch Archief 1877-1940
No. 258!
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
is als marmer volkomen voltooid. Oe
zult het zelf moeten toegeven, gij die
gezoogd zijt in de marmerwerkplaats:
niet zuiverder van kristallijne samen
stelling, niet vaster van korrel.niet stram
mer van lichaam zou het kunnen zijn".
Maar, lade, die vier beeldhouwwer
ken; daar voor mij, zijn niet af! Half
blok, half beeld zijn ze. Half marmerstof,
half beeldwezen. Hebriden, die met hun
halfgevormde leden vastgeklonken zijn
aan de stof en met hun marmerstof
half uitpuilen in het beeldleven".
Half! Half!!"
Michel de Groote, waarom hebt ge
aan het nageslacht iets halfs nagelaten ?"
Was het onmacht of onwil?"
De onmachtigheid, waartoe de booze
wereld om je heen je dwong, of de onwil,
die uit je norschen, rusteloozen aard
voortkwam?"
Maar, Michel Angniolo, waarom
zoudt ge het half laten! ? Waarom
zoudt ge niet aan den Goeden God
vragen of Hij nog nmaal aan je geest
dat sterke lichaam zou willen geven om
je schepping te kunnen voltooien?"
Zie naar het tapijt van meester
Barend ! Zie hoe vol goddelijke vriende
lijkheid de Heer is. Waart ge niet Zijn
liefste kind? Aan welken Zijner zonen
gaf Hij een grooter erfdeel van Zijn
scheppingsvermogen ?"
David, jij die den beeldhouwer het
naast aan het hart lag, jij de onver
saagde, ga naar de Tre Croce! Klop aan
de graftombe ! Klop zoo krachtig met
je steenen knokels, dat de zerken sprin
gen zullen en je groote vader zal kunnen
verrijzen uit zijn graf! Voer hem dan
hierheen, opdat hij kunne voltooien
zijn schepping!"
David, doe het!!" riep mijn stem,
en de Wanden weerkaatsten haar geluid.
Maar het waren niet meer de wanden
der Werkelijkheid, die mij omgaven,
doch die der verbeelding, die woont in
een hoogere wereld, en die uitbloeit in
de lagere, gelijk een witte nachtbloem
ontluikt in den maannacht.
Die wanden weken uiteen, toen David
zich op weg begaf; in die wereld waren
Florence's straten, toen hij ze
doorschreed, gaande naar de Tre Croce. In
haar was hij, toen hij klopte aan de graf
tombe, en in haar waarachtigheid
Spleten de marmeren zerken open.
Het lichaam van den kunstenaar
'steeg op; zijn onsterfelijke geest nam
weer bezit van het vleeschelijk hulsel'.
Ga mede, mijn vader! Gij wordt
geroepen ! Er wacht U nog een laatste
taak". .
'?Welke taak? Waarom verstoort gij
tnijn rust?" vroeg verwonderd de
herrezene.
Ga mede !" riep dringend David, en
half vrijwillig, half medegevoerd volgde
de beeldhouwer den jongen beeldmensch.
En weer weken uiteen de wanden dier
wereld eener andere wezenlijkheid en zag
ik ze binnentreden: den gr zen beeld
houwer in zijn donkere werkkiel en de
jongeling met zijn witmarmeren leden.
Wat moet ik afmaken?" vroeg
norsch de eerste.
Hen daar, hen, de slaven, die ten
halve slechts uit de vormlooze marmer
stof steken ! Voltooi ze, zooals gij mij
voltooid hebt!"
Jonge dwaas, die gij zijt! Hebt ge
daarom mij in de rust der eeuwigheid
gestoord??Voltooien ! Waarom, waar
toe?"
Voltooi hen !" riep David. En andere
stemmen begon ik te vernemen. Uit de
nevenzalen kwamen ze en de gestalten
der roependen zag ik aankomen. Filippo
Lippi, de penseel nog in de hand, ver
scheen.
Buonarroti" riep hij den beeld
houwer toe, voltooi toch je werk!
Grijp aan de gelegenheid, die de Goede
God je nog geeft! Ik heb het Hem
hooren zeggen: zoolang deze dag en de
nacht, die volgt, nog duren, zoolang
moogt ge den beitel voeren. Houwen
moogt ge tot bij het verbleeken van de
morgenster, die aan den rooden ooster
hemel fonkelt, de haan zal kraaien.
Zie naar Hem, zooals Hij daar voor ons
staat op het tapijt van meester Barend.
Zie ! Hij knikt, dat ik naar waarheid
overbreng, wat Hij geordonneerd heeft.
Voltooi je werk! Hoe kunt ge rust
vinden in de eeuwigheid, als je schepping
onvoltooid blijft? Zou ik fust hebben
als mijn Kroning der Heilige Maagd half
kleurloos ware gebleven!"
Andere gestalten doken op, en ze
riepen tot den kunstenaar, die be
sluiteloos het voorhoofd rimpelde, vol
tooi je werk! Maak af hetgeen gij
aanvingt!"
Zie mijn Kruisafneming l" riep Fra
Angelico. Kijk naar mijn Madonna met
de heiligen en engelen !" zei Botticelli.
Mijn hemelvaart van Maria !" kwam
uit Perugino's mond. Giotto en
Ghirlandaio mengden zich in het koor.
Zie onze schilderstukken hier, ze stralen
in den glans der voltooidheid; maar
jouw werk, dat al het onze in schoonheid
moest overtreffen, onvoleindigd staat
het hier. In pijnlijke halfheid geklemd
tusschen de wanden van het
vormenvolle en het vormenlooze !"
En zoo dringend was hun smeeken,
dat op eenmaal de als door moeheid
gebukte grijsaard opveerde door een
dejvolmaakte vormen der beeldmenschen.
Maar Michel Angelo was nog als
vroeger de rustelooze. Niet ieder der
vier beelden afzonderlijk voltooide hij,
maar telkens, steeds wisselend, greep hij
met zijn beitel n hunner aan. Wel
naderden ze tot de voltooiing, maar geen
van hen bereikte nog de voleindiging.
Zijn houwen was ononderbroken.
Geen oogenblik verpoosde hij. Als
hadden die eeuwen van rust in> het graf
hem bovenmenschelijke krachten ge
schonken, zoo arbeidde hij met on
stuimige vaart verder. De wringende
slavenarmen kwamen met hun ge
spannen spieren uit het steenblok te
voorschijn. De gebogen nekken, de ge
kromde ruggen, zij werden vrij onder het
ratelend gehamer en knarsend slijpen.
De uren verliepen; de dag was al ge
weken voor den nacht. De maan lichtte
MET TOOMELOOZE VAART WERKTE HIJ
wilsbesluit.
Geef op den beitel, geef hier den
hamer !" riep hij, en hij rukte ze uit de
handen van Lucca della Robbia, die ze
hem al aangeboden had. - Hier er
mee !" En hij snelde naar het marmer
toe en met zijn oude, wilde woede begon
hij te werken. Met toomelooze vaart
hakte hij het gesteente weg. Vonken
sproeide de beitel; ratelend klopte de
hamer. De steenscherven schoten heen
in doodelijken angst voor het grimmige
staal, dat onverbiddelijk wegsloeg, wat
de vormen in de vormenlooze marmer
massa bedekte.
In stomme verbazing keken ze toe,
de kunstbroeders, die hem tot het werk
hadden aangezet en nog nimmer zijn
scheppende werkdadigheid hadden aan
schouwd. Voor hun verbijsterde
oogen zagen ze uit de blokmassa groeien
moeizaam het werk bij, blijde dat het
marmer zoo wit was en zoo gretig haar
licht ontving. Maar nog was geen der
vier beelden gereed !
Onverstoorbaar schreed de tijd verder
en reeds begon een bleek lichtscherm uit
de oostelijke kim op te rijzen.
Met verdubbelden ijver arbeidde de
grijze beeldhouwer.?Hij vijlde en sleep,
en nauwelijks was een arm, een hand
of voet afgewerkt, of hij greep 'n ander
lichaamsdeel met het staal aan.
Warme tinten vloeiden door het licht
gordijn van den morgentrans. En zie,
n der beelden was voltooid ! De
menschelijke vormen hadden zich geheel en
al vrij gemaakt van de steenstof. In
volmaaktheid van we_ergave zag ik den
beeldmensch voor mij; van het leven 'n
weergave, die zelf tot leven was ge
worden.
Lichte vederwolkjes kleurden zich
aan het luchtgewelf met paarlmoeren
tinten en weer was een der beelden gereed.
Even verrukkelijk van genialiteit als het
eerste was ook deze tweede figuur.
Eindelijk hulde zich de hemelkoepel
in een sluier van rozerood licht en in het
teere weefsel trilde als 'n eenzaam
juweel de stralende morgenster.
Nog 'n laatste paar vijlstreken en
bij het verbleeken van de morgenster
slaakten ook de derde en vierde gestalte
de laatste boeien, die hen nog aan de
vormenlooze stof bonden en werden tot
levende beeldmenschen.
Toen klonk klaar door de ochtend
lucht het hanengekraai, en ik zag hoe
Michel Angelo het hoorde met 'n glim
lach van zalige voldoening op zijn gelaat;
want vóór zich zag hij zijn schepping
voltooid staan. Te midden van de
brokken en scherven, die hij van de
blokken had afgeslagen, oprijzende uit'n
bodem wit van slijpsel, zag hij de ge
stalten in marmeren stoffelijkheid voor
zich, zooals hij ze in zijn scheppende
verbeelding als geestelijke werkelijkheid
had aanschouwd.
Opnieuw schalde de roep van
Chantecler en 't was of 'n wachter van het
kamp der Eeuwige Rust de trompet had
gestoken om den uitgezondene terug te
roepen. Volbracht was de taak, welker
voltooiing hem was toegestaan; niet
langer mocht hij dus vertoeven in de
aardsche spheer.
Nog klonk de roep mij in de ooren,
toen de gestalte van den ouden beeld
houwer voor mijn oogen vervaagde en
de zaalwanden weer opdoemden uit het
tafreel der verbeeldingswereld. Zij
klonk nog in mij, toen datgene, wat men
werkelijkheid noemt, om mij heen op
nieuw zich vertoonde en ik gewaar
werd, dat de slavenfiguren met hun
lichamen onveranderd vastgeklonken
waren in het logge gesteente. In de
spheer van mijn stoffelijke werkelijkheid
bleef de schepping van den kunstenaar
onvoltooid.
Of had het visioen mij geleerd, dat ze
niettemin toch voltooid is en dat enkel
de beperktheid mijner menschelijke
zintuigen mij belet haar in haar voltooid
heid te bewonderen?
Is zij wellicht voleindigd in een hoogere
Wereld? Die wereld, welke in de eeuwige
rust van het tijdlooze verkeert en die
wij met het voertuig van onzen tijd
doorreizen?
Zou alles, wat wij meenen, dat door
menschen geschapen wordt, alreeds
in haar bestaan, en zou dat, wat wij
scheppen noemen niets anders zijn dan
de ontmoeting met die eeuwige dingen
op onze tijdreis?
Maar dan zullen wij ook nimmer
kennen het ware scheppen, omdat het
scheppen van die eeuwige wereld uit het
Niets, het voor ons volkomen onbe
grijpelijke is en blijven zal.
AAN DE INZENDERS
Alle voor Het redactioneele gedeelte
bestemde inzendingen moeten
?worden geadresseerd
AAN HET SECRETARIAAT DER
REDACTIE VAN
DE GROENE AMSTERDAMMER"
KEIZERSGRACHT 333
AMSTERDAM,
zonder vermelding van persoonsnamen.
De geschiktste omvang van artikelen
bedraagt ten Hoogste 1800 woorden.
Indien de bijdrage voor illustreering
met foto's in aanmerking komt, gelieve
de inzender, zoo mogelijk, de foto's :
die niet reeds in andere week- of dag
bladen mogen zijn gereproduceerd ???
tegelijk met Het artikel in te zenden.
De copy moet in macHinescHrift ziin
gescHreven, terwijl slecHts n zijde
van Het papier mag zijn gebruikt.
Indien inzenders prijs stellen op terug
zending van ongevraagde bijdragen,
?wanneer deze niet worden geplaatst,
dan moet daarvoor porto worden
ingesloten.