De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 20 november pagina 3

20 november 1926 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 2581 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND HET COMMUNISTISCH COMPLOT OP JAVA DE ZAAIER EN DE MAAIER DE POSITIE VAN HET BRITSCHE WERELDRIJK DOOR DR. JAN ROMEIN /. ENGELAND EN EUROPA "P R is een anecdote van Radek in omloop uit den ?*-' tijd, dat men in Rusland en daar buiten nog lette op zijn scherpe tong. Toen iemand namelijk hem vroeg naar het tijdstip van de revolutie in Enge land antwoordde hij: de Engelsche communisten wachten nog tot zij in het sowjet-stelsel een plaats voor ,,King Qeorge" gevonden hebben; dan begint het". Deze anecdote is even treffend voor de geestig heid van den verteller als juist om haar inhoud. Indien toch iets karakteristieks is voor het Engelsche wezen, dan is het Wel de eigenaardige continuïteit in de geschiedenis van Engeland en zijn instellingen, gevolg van het on-Bijbelsche vermogen om nieuwe Wijn te doen in oude zakken. Of men nu de geschiede nis nagaat van het ontstaan van het Engelsche Parlement of de ontwikkeling der Engelsche Universi teiten, dan wel de Wording van het constitutioneele koningschap of den groei der Engelsche arbeiders beweging, steeds treft weer dezelfde soepelheid, die tijdig de bakens Weet te verzetten, slechts geëvenaard door de taaiheid waarmede men er aan het oude vasthoudt. De geschiedenis van Engeland laat zich in dat opzicht slechts vergelijken met die van het Romeinsche Rijk en van de Roomsche kerk. De opmerking is niet nieuw, maar zij mag nog Wel eens herhaald worden in een tijd waarin Engeland en het Britsche Wereldrijk een crisis doormaken, die bij velen terecht twijfel wekt aan het voortbestaan ervan. De nieuwe wijn" is zonder twijfel begonnen te gisten, zullen de oude zakken" het ook dit keer houden? De Britsche rijksconferentie is een dier instellingen, ontstaan, meer dan geschapen om als het kan, schokkende overgangen te vermijden. Zij dateert van het jaar 1887, kreeg echter pas in 1907 haar tegenwoordigen vorm en naam en de op 19 October j.l. geopende is de negende in de rij. Men kan gerust zeggen, dat geen der vorige onder zoo precaire om standigheden is bijeengekomen als deze. Wanneer de publiciteit aan de in Downingstreet No. 10 gevoerde onderhandelingen tusschen Engeland en zijn Dominions sinds dien gegeven, met het gewicht der gevoerde besprekingen niet in overeenstemming schijnt, dan is dat inderdaad slechts schijn, want óf de conferentie is zelf de zich opstapelende moeilijk heden uit den weg gegaan, óf men heeft ze wel be sproken, maar niet kunnen oplossen, hetgeen ze bijgevolg voor publicatie niet geschikt" maakt. Het is van algemeene bekendheid, dat Engeland in het Rijk niet meer die overheerschende positie inneemt, die het vroeger had. De tijd, dat de minister van koloniën de rijksconferentie voorzat is lang voorbij: de prime-minister" zelf moet er nu aan te pas komen in overeenstemming met de groeiende waar digheid der Dominions die het ook niet beneden zich achten er zelf voor over te komen, Mackenzie King voor Canada, Bruce voor Australië, Hertzog voor Z.-Afrika, terwijl Ierland zelfs vier leden van zijn kabinet zond, vier rebellen van '22, nu met staatsie ontvangen. Waar echter de positie van het kernland ten op zichte van de Dominions niet alleen en naar onze meening zelfs niet in de eerste plaats bepaald wordt door de machtsaanwas van de laatsten, maar minstens evenzeer door de machtsvermindering van het eerste, ligt het voor de hand eerst de huidige positie van Engeland zelf na te gaan om eerst in een volgend artikel de onderlinge verhouding der rijksdeelen en de positie van het Rijk kort te beschouwen. Het tegenwoordig Engeland, waarvoor, gelijk bekend, de grondslagen gelegd zijn in de 18de eeuw, is op steenkool gebouwd. Van 1709 dateert de uit vinding van Abraham Darby om steenkool als stookmateriaal te gebruiken inplaats van houts kool. Niet vóór 1770 kreeg deze uitvinding de practische beteekenis die haar ten grondslag legde aan de industrieele revolutie, die in de eerste helft van de 19e eeuw Engeland op stootte in de rijdernatieën", tot op de eerste plaats waar het zich in het algemeen gesproken tot aan den wereldoorlog wist te handhaven. De steenkool bleef de grondslag. 10 millioen ton productie in 1800: 287 millioen in 1913, waarvan 98 millioen naar het buitenland werden uitgevoerd. Als eigenlijke overwinnaar kwamen uit dien oorlog de Ver. Staten te voorschijn: men moet dit met nog dagelijks groeiende zekerheid constateeren. Dat neemt niet Weg, dat Engeland's positie in Europa voorloopig onaangetast scheen, ja, doordat Duitschland als militair verslagene als het ware uit de staten-gemeenschap werd uitgelicht, zelf ver sterkt kon schijnen. Locarno Werd het hoogtepunt van den Engelschen invloed in Europa. Wanneer Baldwin dan ook op het begin October te Scarborough gehouden congres der conservatieve partij zegevierend uitriep, dat de intrede van Duitschland in den Volkenbond en de definitieve ratificeering der Locarno overeenkomst een kennelijke triomf" waren voor de Britsche diplomatie", dan sprak hij niet een on waarheid, doch slechts?wat erger is, naar men weet, de halve Waarheid uit. Locarno is inderdaad het hoogstpunt, dat Wil, krachtens definitie, inderdaad zeggen, dat sinds dien de neergang is begonnen. Het is in dit kort bestek niet mogelijk de verschijn selen op te sommen, waaraan men dit kan consta teeren. We moeten ons tot enkel maar sprekend getuigenis bepalen: terwijl de Duitsche uitvoercijfers voor ijzer en staal van de laatste drie jaar een toename aanwijzen van meer dan 100 pCt. en die der industrieproducten van 20 pCt. en meer. die der Ver. Staten in de laatste vier jaar met 60 pCt. cijfers door den premier van Australiëter rijksconferentie meegedeeld nam de Britsche export in dien zelf den tijd slechts met 6.3 pCt. toe. Nog sprekender zijn vopr ons de cijfers die betrekking hebben op den Engelschen uitvoer naar Europa. Terwijl de algemeene uitvoer dus, zij het Weinig, althans nog toenam, verminderde die naar Europa van 1923 op 1925 van £ 250 millioen tot £ 228 millioen. Wil men de jongste cijfers? Hier zijn ze over October: terwijl de invoer in Engeland in vergelijking met October 1925 toenam, daalde de uitvoer, en kwam zelfs / 13,905.323 lager dan in dezelfde maand van het vorige jaar. Terwijl het over schot van den invoer boven den uitvoer in de eerste 9 maanden van 1925 reeds 273.4 millioen pond sterling bedroeg, beliep het in de overeenkomstige periode van dit jaar zelfs 316.7 millioen. Men kan tegenwerpen, dat dit jaar geen goed ver gelijkingsmateriaal biedt van wege de mijnwerkers staking, maar daarop moet geantwoord, dat lo blijkens de bovengenoemde cijfers de dalende tendenz reeds vóór dit jaar is ingezet en 2o wat van meer belang is dat deze staking allerminst een toevallig ver schijnsel is, maar een direct uitvloeisel van de positie waarin Engeland verkeert, van een tegenstelling in de huidige economische structuur van het land zelf, die onoplosbaar is, en van te meer belang voor ons, omdat zij, vergissen Wij ons niet, mutatis mutandis, ook voor ons land geldt. Engeland toch, waar door een reeks maatregelen, die hier niet ter zake dienen, na den oorlog de inflatie werd vermeden, betaalt daardoor aan alle rente-trekkers het volle bedrag van de rente van hun kapitaal. Daarnaast had de gunstige positie van vóór den oorlog het opkomen eener arbeidersaristocratie mogelijk gemaakt, die verhoudingsgewijs eveneens en niet onaanzienlijk deel van het nationale inkomen het hare kan noemen. De verarming door den oorlog, Waaraan ook Engeland niet is ontkomen heeft, populair gezegd, beide uit keeringen naast elkaar onmogelijk gemaakt en het streven van de bezitters, daarin gesteund door de regeering is voldoende duidelijk gebleken uit de her haalde oproepen tot de arbeiders om de redelijkheid ervan in te zien, dat zij, de arbeiders, alles wat boven het minimum was dienden af te schrijven. Begrijpelijk, van economisch standpunt bezien, maar even be grijpelijk, dat de arbeiders tot dat offer niet bereid waren zonder strijd. Vandaar het conflict, dat zijn onoplosbaarheid dankt aan het feit, dat de Engelsche industrie, het eerste opgekomen, ook het eerst ver ouderd is waarbij het bovengenoemde conservatieve karakter van den Engelschman mede zijn rol speelt inzonderheid wel de steenkool-industrie, die immers in de stookolie en het water als beweegkracht nog steeds in omvang toenemende concurrenten heeft ge kregen. De achterlijkheid van de Engelsche steen koolindustrie blijkt voldoende uit het feit, dat de 3000 mijnen geëxploiteerd worden door niet minder dan 1500 verschillende ondernemingen. Dit is de oorzaak van Engeland's verzwakte positie, eenerzijds tegenover Europa, anderzijds tegen over de Dominions. Een verzwakking, waaraan treffend uiting is gegeven door den bekenden Rev. W. R. Inge van de St. Pauls in zijn onlangs ver schenen boek Engeland".

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl