Historisch Archief 1877-1940
No. 2581
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
HET COMMUNISTISCH COMPLOT OP JAVA
DE ZAAIER EN DE MAAIER
DE POSITIE VAN HET
BRITSCHE WERELDRIJK
DOOR DR. JAN ROMEIN
/. ENGELAND EN EUROPA
"P R is een anecdote van Radek in omloop uit den
?*-' tijd, dat men in Rusland en daar buiten nog
lette op zijn scherpe tong. Toen iemand namelijk
hem vroeg naar het tijdstip van de revolutie in Enge
land antwoordde hij: de Engelsche communisten
wachten nog tot zij in het sowjet-stelsel een plaats
voor ,,King Qeorge" gevonden hebben; dan begint
het". Deze anecdote is even treffend voor de geestig
heid van den verteller als juist om haar inhoud.
Indien toch iets karakteristieks is voor het Engelsche
wezen, dan is het Wel de eigenaardige continuïteit
in de geschiedenis van Engeland en zijn instellingen,
gevolg van het on-Bijbelsche vermogen om nieuwe
Wijn te doen in oude zakken. Of men nu de geschiede
nis nagaat van het ontstaan van het Engelsche
Parlement of de ontwikkeling der Engelsche Universi
teiten, dan wel de Wording van het constitutioneele
koningschap of den groei der Engelsche arbeiders
beweging, steeds treft weer dezelfde soepelheid, die
tijdig de bakens Weet te verzetten, slechts geëvenaard
door de taaiheid waarmede men er aan het oude
vasthoudt. De geschiedenis van Engeland laat zich
in dat opzicht slechts vergelijken met die van het
Romeinsche Rijk en van de Roomsche kerk.
De opmerking is niet nieuw, maar zij mag nog Wel
eens herhaald worden in een tijd waarin Engeland
en het Britsche Wereldrijk een crisis doormaken, die
bij velen terecht twijfel wekt aan het voortbestaan
ervan. De nieuwe wijn" is zonder twijfel begonnen
te gisten, zullen de oude zakken" het ook dit keer
houden?
De Britsche rijksconferentie is een dier instellingen,
ontstaan, meer dan geschapen om als het kan,
schokkende overgangen te vermijden. Zij dateert van
het jaar 1887, kreeg echter pas in 1907 haar
tegenwoordigen vorm en naam en de op 19 October j.l.
geopende is de negende in de rij. Men kan gerust
zeggen, dat geen der vorige onder zoo precaire om
standigheden is bijeengekomen als deze.
Wanneer de publiciteit aan de in Downingstreet
No. 10 gevoerde onderhandelingen tusschen Engeland
en zijn Dominions sinds dien gegeven, met het gewicht
der gevoerde besprekingen niet in overeenstemming
schijnt, dan is dat inderdaad slechts schijn, want
óf de conferentie is zelf de zich opstapelende moeilijk
heden uit den weg gegaan, óf men heeft ze wel be
sproken, maar niet kunnen oplossen, hetgeen ze
bijgevolg voor publicatie niet geschikt" maakt.
Het is van algemeene bekendheid, dat Engeland
in het Rijk niet meer die overheerschende positie
inneemt, die het vroeger had. De tijd, dat de minister
van koloniën de rijksconferentie voorzat is lang
voorbij: de prime-minister" zelf moet er nu aan te
pas komen in overeenstemming met de groeiende waar
digheid der Dominions die het ook niet beneden zich
achten er zelf voor over te komen, Mackenzie King
voor Canada, Bruce voor Australië, Hertzog voor
Z.-Afrika, terwijl Ierland zelfs vier leden van zijn
kabinet zond, vier rebellen van '22, nu met staatsie
ontvangen.
Waar echter de positie van het kernland ten op
zichte van de Dominions niet alleen en naar onze
meening zelfs niet in de eerste plaats bepaald wordt
door de machtsaanwas van de laatsten, maar minstens
evenzeer door de machtsvermindering van het eerste,
ligt het voor de hand eerst de huidige positie van
Engeland zelf na te gaan om eerst in een volgend
artikel de onderlinge verhouding der rijksdeelen en de
positie van het Rijk kort te beschouwen.
Het tegenwoordig Engeland, waarvoor, gelijk
bekend, de grondslagen gelegd zijn in de 18de eeuw,
is op steenkool gebouwd. Van 1709 dateert de uit
vinding van Abraham Darby om steenkool als
stookmateriaal te gebruiken inplaats van houts
kool. Niet vóór 1770 kreeg deze uitvinding de
practische beteekenis die haar ten grondslag legde aan de
industrieele revolutie, die in de eerste helft van de
19e eeuw Engeland op stootte in de rijdernatieën",
tot op de eerste plaats waar het zich in het algemeen
gesproken tot aan den wereldoorlog wist te handhaven.
De steenkool bleef de grondslag. 10 millioen ton
productie in 1800: 287 millioen in 1913, waarvan
98 millioen naar het buitenland werden uitgevoerd.
Als eigenlijke overwinnaar kwamen uit dien oorlog
de Ver. Staten te voorschijn: men moet dit met nog
dagelijks groeiende zekerheid constateeren.
Dat neemt niet Weg, dat Engeland's positie in
Europa voorloopig onaangetast scheen, ja, doordat
Duitschland als militair verslagene als het ware uit
de staten-gemeenschap werd uitgelicht, zelf ver
sterkt kon schijnen. Locarno Werd het hoogtepunt
van den Engelschen invloed in Europa. Wanneer
Baldwin dan ook op het begin October te Scarborough
gehouden congres der conservatieve partij zegevierend
uitriep, dat de intrede van Duitschland in den
Volkenbond en de definitieve ratificeering der Locarno
overeenkomst een kennelijke triomf" waren voor
de Britsche diplomatie", dan sprak hij niet een on
waarheid, doch slechts?wat erger is, naar men weet,
de halve Waarheid uit. Locarno is inderdaad het
hoogstpunt, dat Wil, krachtens definitie, inderdaad
zeggen, dat sinds dien de neergang is begonnen.
Het is in dit kort bestek niet mogelijk de verschijn
selen op te sommen, waaraan men dit kan consta
teeren. We moeten ons tot enkel maar sprekend
getuigenis bepalen: terwijl de Duitsche
uitvoercijfers voor ijzer en staal van de laatste drie jaar een
toename aanwijzen van meer dan 100 pCt. en die der
industrieproducten van 20 pCt. en meer. die der Ver.
Staten in de laatste vier jaar met 60 pCt. cijfers
door den premier van Australiëter rijksconferentie
meegedeeld nam de Britsche export in dien zelf den
tijd slechts met 6.3 pCt. toe. Nog sprekender zijn vopr
ons de cijfers die betrekking hebben op den Engelschen
uitvoer naar Europa. Terwijl de algemeene uitvoer
dus, zij het Weinig, althans nog toenam, verminderde
die naar Europa van 1923 op 1925 van £ 250 millioen
tot £ 228 millioen. Wil men de jongste cijfers? Hier
zijn ze over October: terwijl de invoer in Engeland
in vergelijking met October 1925 toenam, daalde de
uitvoer, en kwam zelfs / 13,905.323 lager dan in
dezelfde maand van het vorige jaar. Terwijl het over
schot van den invoer boven den uitvoer in de eerste
9 maanden van 1925 reeds 273.4 millioen pond
sterling bedroeg, beliep het in de overeenkomstige
periode van dit jaar zelfs 316.7 millioen.
Men kan tegenwerpen, dat dit jaar geen goed ver
gelijkingsmateriaal biedt van wege de mijnwerkers
staking, maar daarop moet geantwoord, dat lo blijkens
de bovengenoemde cijfers de dalende tendenz reeds
vóór dit jaar is ingezet en 2o wat van meer belang
is dat deze staking allerminst een toevallig ver
schijnsel is, maar een direct uitvloeisel van de positie
waarin Engeland verkeert, van een tegenstelling in de
huidige economische structuur van het land zelf,
die onoplosbaar is, en van te meer belang voor ons,
omdat zij, vergissen Wij ons niet, mutatis mutandis,
ook voor ons land geldt. Engeland toch, waar door
een reeks maatregelen, die hier niet ter zake dienen,
na den oorlog de inflatie werd vermeden, betaalt
daardoor aan alle rente-trekkers het volle bedrag
van de rente van hun kapitaal. Daarnaast had
de gunstige positie van vóór den oorlog het opkomen
eener arbeidersaristocratie mogelijk gemaakt, die
verhoudingsgewijs eveneens en niet onaanzienlijk
deel van het nationale inkomen het hare kan noemen.
De verarming door den oorlog, Waaraan ook Engeland
niet is ontkomen heeft, populair gezegd, beide uit
keeringen naast elkaar onmogelijk gemaakt en het
streven van de bezitters, daarin gesteund door de
regeering is voldoende duidelijk gebleken uit de her
haalde oproepen tot de arbeiders om de redelijkheid
ervan in te zien, dat zij, de arbeiders, alles wat boven
het minimum was dienden af te schrijven. Begrijpelijk,
van economisch standpunt bezien, maar even be
grijpelijk, dat de arbeiders tot dat offer niet bereid
waren zonder strijd. Vandaar het conflict, dat zijn
onoplosbaarheid dankt aan het feit, dat de Engelsche
industrie, het eerste opgekomen, ook het eerst ver
ouderd is waarbij het bovengenoemde conservatieve
karakter van den Engelschman mede zijn rol speelt
inzonderheid wel de steenkool-industrie, die immers
in de stookolie en het water als beweegkracht nog
steeds in omvang toenemende concurrenten heeft ge
kregen. De achterlijkheid van de Engelsche steen
koolindustrie blijkt voldoende uit het feit, dat de
3000 mijnen geëxploiteerd worden door niet minder
dan 1500 verschillende ondernemingen.
Dit is de oorzaak van Engeland's verzwakte
positie, eenerzijds tegenover Europa, anderzijds tegen
over de Dominions. Een verzwakking, waaraan
treffend uiting is gegeven door den bekenden Rev.
W. R. Inge van de St. Pauls in zijn onlangs ver
schenen boek Engeland".