Historisch Archief 1877-1940
KERKEN STAAT
DOOR PROF. DR. H. BRUGMANS
T~}R. de Visser brengt zijn dagen waarlijk niet in
?*-' ledigheid door. Reeds tijdens een in ons demo
cratisch land ongewoon lang ministerieel leven,
?dat hem stellig handen vol werk moet hebben gegeven,
as hij begonnen aan de samenstelling van een boek
-van jij ken inhoud en zwaren omvang. Hij zond dezer
?dagen in het licht het eerste deel van den groot werk
met den korten, maar zwaarwichtigen titel: Kerk
«en Staat. Dit eerste deel heeft reeds een respectabelen
?omvang van meer dan vijfhonderd bladzijden. Begrij
pen wij de voorrede goed, dan zullen althans nog
twee deelen, allicht van gelijken omvang, volgen 2).
Alle eerbied voor de werkkracht van den ouden
staatsman, op wien blijkbaar de jaren nog geen vat
Jiebben.
Zoo Iemand, dan is zeker dr. de Visser de man
om het zware en ook wat stekelige onderwerp der
?verhouding van kerk en staat te behandelen; zijn
?dubbel verleden ,stelt hem in staat de twee zijden
?van het probleem zuiver en objectief in het oog te
?vatten. Als predikant heeft hij niet alleen liefde voor
?de kerk, maar ook begrip van haar organisatie en
gevoel voor haar wenschen, behoeften en nooden.
Als minister kent hij de staatsmacht door en door,
haar sterke kracht, maar ook haar betrekkelijke
zwakheid, vooral ook haar goede neigingen en kwade
begeerten. Zoo heeft dr. de Visser vermocht het
probleem van twee kanten uit te benaderen; zoo
heeft hij het in zijn juiste verhouding weten te zien.
?Ook heeft hij voor zich zelf wel een oplossing
gevon?den, die hij ons dan ook niet zal onthouden in een
?der volgenden deelen. Maar hij geeft uiting aan den
«rnstigen twijfel, of die oplossing wel door velen zal
?worden aanvaard.
Intusschen, het werk van dr. de Visser is niet in
'hoofdzaak philosophisch, maar historisch, althans
<dit eerste deel. Daarin wordt ongeveer de geheele
kerkgeschiedenis behandeld van den aanvang af
tot óp onze dagen toe. Dat moest wel: immers van
den oorspron'g af heeft het Christendom in contact
gestaan met den staat en zich rekenschap moeten
geven van dat contact. Dat zoowel practisch als
theoretisch. De feitelijke verhouding had men te
aanvaarden en te ondergaan, ook, zoo noodig, daar
tegen in verzet te komen en die naar eigen wenschen
«n idealen te herzien. En zoo kwam men van zelf
tot de overdenking van de vraag, hoe de betrekking
tusschen kerk en staat behoorde te zijn en waarnaar
?ook moest worden gestreefd. Een wisselwerking dus
?van denkbeelden en feiten, die de geschiedenis de
?eeuwen door heeft beheerscht. Dr. de Visser heeft
aan dat alles in ruime mate aandacht geschonken.
Voortdurend zet hij uiteen hoe geleerden en kunste
naars zich in den loop der tijden de verhouding van
kerk en staat hebben gedacht, daarnaast, hoe die
-verhouding in werkelijkheid zich onder den invloed
-van allerlei omstandigheden heeft ontwikkeld.
Het vraagstuk, dat dr. de Visser aan de orde
heeft gesteld en historisch heeft behandeld, is daarom
-vooral zoo moeilijk, omdat wij hier met twee vast
staande factoren hebben te doen. Wat de kerk en
?wat de staat is, kan theoretisch inductief worden
vastgesteld, althans worden benaderd. Maar in de
geschiedenis wisselen de -begrippen niet alleen voort
durend van inhoud, maar is de feitelijke
machtsinhoud van staat en ktrk geheel verschillend. De
middeleeuwsche leenstaat is geheel iets anders dan de
moderne rechtstaat; de middeleewsche generale kerk is
geen kerkgenootschap van onzen tijd. Geen wonder, dat
'ook met beider karakter en beider inhoud ook beider
conflict in den loop der tijden steeds andere aspecten
vertoont. Reeds de gebruikelijke terminologie wijst
dat uit: in de middeleeuwen spreekt men niet van het
conflict van staat en kerk, maar van keizer en paus.
De bezwaren aan een zoo gewichtig en tevens zoo
?omvangrijk onderwerp verbonden, zijn door dr. de
Visser wel grootendeels, maar toch niet geheel over
wonnen. Zijn boek is zeer rijk aan inhoud;
men zou geen onderdeel weten te noemen, waaraan
hij geen behoorlijke aandacht heeft geschonken; hij
vraagt even goed onze belangstelling voor Thomas
?van Aquino en voor Marsilius van Padua als voor
Hobbes en voor Rousseau; hij beschrijft even goed
-de Gallicaansche als de Anglicaansche kerk in oor
sprong, aanleg en ontwikkeling; de heilige krijgt
hier even goed zijn plaats als de ketter. Daaruit
-volgt reeds, dat de rijkdom van inhoud gepaard gaat
aan een onbevangenheid van voorstelling, die aan
alles en allen recht doet en die tot goed begrip der
historische ontwikkeling onmisbaar is. En dat alles
?wordt gegeven in een eenvoudigen, duidelijken stijl,
die wel nergens meesleept, maar toch ook zelden
vermoeit.
Daar staat evenwel tegenover, dat de rijkdom van
inhoud soms ontaardt in een overvloed van bijzonder
heden, die het overzicht van het geheel bemoeilijkt.
Het is begrijpelijk, dat een schrijver om den lezer
een juisten indruk te geven van den gang van zaken
hem geen onderdeel wil sparen. Maar de schrijver,
die aan die begeerte toegeeft, loopt toch groot gevaar,
dat hij den lezer verwart in het struikgewas der bij
zonderheden, in plaats van hem kloekweg den weg
te banen door het historische'woud. Reeds Voltaire
waarschuwde voor het gevaar van'alles te willen
izeggen.
NAAR DE O P L O. S S I N G
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan
CHI VA PIANO, VA LONTANO"
Primo de Rivera
Dr. de Visser kent dat gevaar natuurlijk zeer goed,
maar heeft het niet overal weten te ontkomen.
Men zou hier en daar wel wat meer groote lijnen heb
ben gewenscht en wat minder bijzonderheden, die
de aandacht afleiden en verwarren.
Dat heeft ook tengevolge gehad, dat de bewerking
der verschillende hoofdstukken soms wel sterk uit
eenloopt. Een van de beste hoofdstukken in dit boek
is ongetwijfeld dat over de denkbeelden van Luther,
Zwingli en Calvijn over de verhouding van staat
en kerk, een allerbelangrijkst onderwerp, dat door
dr. de Visser in zeventien goed geschreven bladzijden
is behandeld. Maar daarop volgt dan een hoofd
stuk over de organisatie der evangelische kerken in
Duitschland in de zestiende eeuw en daarna, dat
meer dan tachtig bladzijden telt; een overvloed van
bijzonderheden wordt ons hier geschonken, die op zich
zelf zeker belang hebben, maar die in een algemeen
werk even zeker kunnen worden gemist; de groote
lijn, die in het vorige hoofdstuk met zoo stevige
zekerheid wordt getrokken, is hier veelal niet merkbaar.
Misschien moet die ongelijkheid in de bewerking
wel worden verklaard door het doel, dat de schrijver
beoogde. In de voorrede zegt dr. de Visser, dat hij
zijn boek vooral bestemde als handleiding en
orienteering op het gebied van deze materie. Daarvoor
is het zeker ook zeer goed geschikt, al moet dan
toch worden geconstateerd, dat de literatuuropgave
dan ten behoeve van verder studeerenden wat uit
voeriger had kunnen zijn.Maar het is mogelijk, dat juist
met de bedoeling van handleiding en orienteering
sommige hoofdstukken wat al te breed zijn uitge
vallen.
Een boek als dit, dat over zooveel eeuwen loopt,
zooveel onderwerpen behandelt, en zooveel personen
en geschriften bespreekt, kan bezwaarlijk geheel op
bronnenstudie berusten. Zulk een eisch zou zulk
een boek eenvoudig onmogelijk maken. Wat men
van den schrijver van zulk een boek kan eischen, is,
dat hij zijn leidslieden met verstand en oordeel
kiest, hen volgt, waar zij naar zijn meening van juist
inzicht getuigen, hen ter zijde legt, waar zij naar zijn
overtuiging dwalen. Bij het doorlezen krijgt men
den indruk, dat het boek van dr. de Visser aan
dezen eisch voldoet. Als geheel lijkt het dus betrouw
baar en geloofwaardig. En daarmede heeft dit boek
dus zeker wel aan de bedoeling van den schrijver
voldaan. Met belangstelling zien wij de volgende
deelen tegemoet.
1) Dr. J. TH. DE VISSER, Kerk en Staat.' \,
Buitenland. Leiden, A. W. Sijthof. z. j.
2) Het tweede deel verscheen deze week.
Kunstzaal VAN LIER
naast bet Postkantoor te l.arrn (N.-H.)
ANTIQUITEITEN OOSTERSCHE KUNST
SCHILDERIJEN NEGERPLASTIEK