De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 20 november pagina 5

20 november 1926 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

KERKEN STAAT DOOR PROF. DR. H. BRUGMANS T~}R. de Visser brengt zijn dagen waarlijk niet in ?*-' ledigheid door. Reeds tijdens een in ons demo cratisch land ongewoon lang ministerieel leven, ?dat hem stellig handen vol werk moet hebben gegeven, as hij begonnen aan de samenstelling van een boek -van jij ken inhoud en zwaren omvang. Hij zond dezer ?dagen in het licht het eerste deel van den groot werk met den korten, maar zwaarwichtigen titel: Kerk «en Staat. Dit eerste deel heeft reeds een respectabelen ?omvang van meer dan vijfhonderd bladzijden. Begrij pen wij de voorrede goed, dan zullen althans nog twee deelen, allicht van gelijken omvang, volgen 2). Alle eerbied voor de werkkracht van den ouden staatsman, op wien blijkbaar de jaren nog geen vat Jiebben. Zoo Iemand, dan is zeker dr. de Visser de man om het zware en ook wat stekelige onderwerp der ?verhouding van kerk en staat te behandelen; zijn ?dubbel verleden ,stelt hem in staat de twee zijden ?van het probleem zuiver en objectief in het oog te ?vatten. Als predikant heeft hij niet alleen liefde voor ?de kerk, maar ook begrip van haar organisatie en gevoel voor haar wenschen, behoeften en nooden. Als minister kent hij de staatsmacht door en door, haar sterke kracht, maar ook haar betrekkelijke zwakheid, vooral ook haar goede neigingen en kwade begeerten. Zoo heeft dr. de Visser vermocht het probleem van twee kanten uit te benaderen; zoo heeft hij het in zijn juiste verhouding weten te zien. ?Ook heeft hij voor zich zelf wel een oplossing gevon?den, die hij ons dan ook niet zal onthouden in een ?der volgenden deelen. Maar hij geeft uiting aan den «rnstigen twijfel, of die oplossing wel door velen zal ?worden aanvaard. Intusschen, het werk van dr. de Visser is niet in 'hoofdzaak philosophisch, maar historisch, althans <dit eerste deel. Daarin wordt ongeveer de geheele kerkgeschiedenis behandeld van den aanvang af tot óp onze dagen toe. Dat moest wel: immers van den oorspron'g af heeft het Christendom in contact gestaan met den staat en zich rekenschap moeten geven van dat contact. Dat zoowel practisch als theoretisch. De feitelijke verhouding had men te aanvaarden en te ondergaan, ook, zoo noodig, daar tegen in verzet te komen en die naar eigen wenschen «n idealen te herzien. En zoo kwam men van zelf tot de overdenking van de vraag, hoe de betrekking tusschen kerk en staat behoorde te zijn en waarnaar ?ook moest worden gestreefd. Een wisselwerking dus ?van denkbeelden en feiten, die de geschiedenis de ?eeuwen door heeft beheerscht. Dr. de Visser heeft aan dat alles in ruime mate aandacht geschonken. Voortdurend zet hij uiteen hoe geleerden en kunste naars zich in den loop der tijden de verhouding van kerk en staat hebben gedacht, daarnaast, hoe die -verhouding in werkelijkheid zich onder den invloed -van allerlei omstandigheden heeft ontwikkeld. Het vraagstuk, dat dr. de Visser aan de orde heeft gesteld en historisch heeft behandeld, is daarom -vooral zoo moeilijk, omdat wij hier met twee vast staande factoren hebben te doen. Wat de kerk en ?wat de staat is, kan theoretisch inductief worden vastgesteld, althans worden benaderd. Maar in de geschiedenis wisselen de -begrippen niet alleen voort durend van inhoud, maar is de feitelijke machtsinhoud van staat en ktrk geheel verschillend. De middeleeuwsche leenstaat is geheel iets anders dan de moderne rechtstaat; de middeleewsche generale kerk is geen kerkgenootschap van onzen tijd. Geen wonder, dat 'ook met beider karakter en beider inhoud ook beider conflict in den loop der tijden steeds andere aspecten vertoont. Reeds de gebruikelijke terminologie wijst dat uit: in de middeleeuwen spreekt men niet van het conflict van staat en kerk, maar van keizer en paus. De bezwaren aan een zoo gewichtig en tevens zoo ?omvangrijk onderwerp verbonden, zijn door dr. de Visser wel grootendeels, maar toch niet geheel over wonnen. Zijn boek is zeer rijk aan inhoud; men zou geen onderdeel weten te noemen, waaraan hij geen behoorlijke aandacht heeft geschonken; hij vraagt even goed onze belangstelling voor Thomas ?van Aquino en voor Marsilius van Padua als voor Hobbes en voor Rousseau; hij beschrijft even goed -de Gallicaansche als de Anglicaansche kerk in oor sprong, aanleg en ontwikkeling; de heilige krijgt hier even goed zijn plaats als de ketter. Daaruit -volgt reeds, dat de rijkdom van inhoud gepaard gaat aan een onbevangenheid van voorstelling, die aan alles en allen recht doet en die tot goed begrip der historische ontwikkeling onmisbaar is. En dat alles ?wordt gegeven in een eenvoudigen, duidelijken stijl, die wel nergens meesleept, maar toch ook zelden vermoeit. Daar staat evenwel tegenover, dat de rijkdom van inhoud soms ontaardt in een overvloed van bijzonder heden, die het overzicht van het geheel bemoeilijkt. Het is begrijpelijk, dat een schrijver om den lezer een juisten indruk te geven van den gang van zaken hem geen onderdeel wil sparen. Maar de schrijver, die aan die begeerte toegeeft, loopt toch groot gevaar, dat hij den lezer verwart in het struikgewas der bij zonderheden, in plaats van hem kloekweg den weg te banen door het historische'woud. Reeds Voltaire waarschuwde voor het gevaar van'alles te willen izeggen. NAAR DE O P L O. S S I N G Teekening voor de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan CHI VA PIANO, VA LONTANO" Primo de Rivera Dr. de Visser kent dat gevaar natuurlijk zeer goed, maar heeft het niet overal weten te ontkomen. Men zou hier en daar wel wat meer groote lijnen heb ben gewenscht en wat minder bijzonderheden, die de aandacht afleiden en verwarren. Dat heeft ook tengevolge gehad, dat de bewerking der verschillende hoofdstukken soms wel sterk uit eenloopt. Een van de beste hoofdstukken in dit boek is ongetwijfeld dat over de denkbeelden van Luther, Zwingli en Calvijn over de verhouding van staat en kerk, een allerbelangrijkst onderwerp, dat door dr. de Visser in zeventien goed geschreven bladzijden is behandeld. Maar daarop volgt dan een hoofd stuk over de organisatie der evangelische kerken in Duitschland in de zestiende eeuw en daarna, dat meer dan tachtig bladzijden telt; een overvloed van bijzonderheden wordt ons hier geschonken, die op zich zelf zeker belang hebben, maar die in een algemeen werk even zeker kunnen worden gemist; de groote lijn, die in het vorige hoofdstuk met zoo stevige zekerheid wordt getrokken, is hier veelal niet merkbaar. Misschien moet die ongelijkheid in de bewerking wel worden verklaard door het doel, dat de schrijver beoogde. In de voorrede zegt dr. de Visser, dat hij zijn boek vooral bestemde als handleiding en orienteering op het gebied van deze materie. Daarvoor is het zeker ook zeer goed geschikt, al moet dan toch worden geconstateerd, dat de literatuuropgave dan ten behoeve van verder studeerenden wat uit voeriger had kunnen zijn.Maar het is mogelijk, dat juist met de bedoeling van handleiding en orienteering sommige hoofdstukken wat al te breed zijn uitge vallen. Een boek als dit, dat over zooveel eeuwen loopt, zooveel onderwerpen behandelt, en zooveel personen en geschriften bespreekt, kan bezwaarlijk geheel op bronnenstudie berusten. Zulk een eisch zou zulk een boek eenvoudig onmogelijk maken. Wat men van den schrijver van zulk een boek kan eischen, is, dat hij zijn leidslieden met verstand en oordeel kiest, hen volgt, waar zij naar zijn meening van juist inzicht getuigen, hen ter zijde legt, waar zij naar zijn overtuiging dwalen. Bij het doorlezen krijgt men den indruk, dat het boek van dr. de Visser aan dezen eisch voldoet. Als geheel lijkt het dus betrouw baar en geloofwaardig. En daarmede heeft dit boek dus zeker wel aan de bedoeling van den schrijver voldaan. Met belangstelling zien wij de volgende deelen tegemoet. 1) Dr. J. TH. DE VISSER, Kerk en Staat.' \, Buitenland. Leiden, A. W. Sijthof. z. j. 2) Het tweede deel verscheen deze week. Kunstzaal VAN LIER naast bet Postkantoor te l.arrn (N.-H.) ANTIQUITEITEN OOSTERSCHE KUNST SCHILDERIJEN NEGERPLASTIEK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl