De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 20 november pagina 7

20 november 1926 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

s Ho. 28É1 1>E ROE14E AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND D£ NATUUR: VOGELS EN VOGEL BESCHERMING DOOR DR. JAC. P. THIJSSE J. Drijver: Vogels en Vogelbescherming. Uitgave van de Maatschappij voor goede en goedkoope lectuur 200 p.p. met 53 illustraties, prijs f 1.25, gebonden f 1.75 T~\ IT boekje is verschenen in de Serie: Elck 't ?L' Beste". Wel, over vogelbescherming kunnen wij moeilijk iets beters verwachten dan wat de ijverige secretaris van de Nederlandsche Vereeniging tot Bescherming van Vogels uit den rijken schat van zijn ervaring en bemoeienis kan mededeelen. Tijdens de besprekingen, die vooraf gingen aan het tot stand komen van de nieuwe Vogelwet van 1912, hebbende voorstanders van Vogelb'escherming tegenover de regeering de moreele verplichting aanvaard, om getrouw en krachtig mede te werken tot de uitvoering van die wet. Die belofte wordt nog dag aan dag door de Vereeniging naar vermogen vervuld en met vreugde mogen wij constateeren dat haar krachten met en door de vervulling van die belofte zijn toegenomen. Daarbij is samenwerking met politie en justitie onvermijdelijk en onmisbaar en het is juist deze samenwerking, die in de laatste jaren vooral door Drijver's invloed hoe langer hoe beter en vruchtbaar der is geworden. Dat is tegenwoordig bij velen onzer bekend en daarom grijpen wij in dit boekje allereerst naar de hoofd stukken, die voornamelijk handelen over vogelbe scherming, dat is de Inleiding, het hoofdstuk over Nut en Schade en het Slothoofdstuk: Beschermingsarbeid. De hoofdstukken daartusschen in bevatten een beknopte beschrijving van het vogelleven van de plassen en moerassen van de kust, van de weide streken en van het woud. De grondtoon van al die beschrijvingen is het gevaar, waarmee de vogels bedreigd worden door de cultuur, en of dat' gevaar ook bezworen kan worden. Eigenlijk had ik hierbij nog wel graag een beschrijving gehad van de vogel wereld onzer landbouwstreken en van onze ontgin ningen. De cultuur ondervindt zooveel voordeel van de vogels, dat deze op hun beurt toch ook wel van de cultuur zullen profiteeren en zeer zeker mogen wij haar dan ook wel dankbaar zijn, niet alleen voor den aanwinst aan spreeuwen, zwaluwen en wat dies meer zij, maar ook voor zulke minder bekende vogels als grauwe gors en ortolaan. In een volgenden druk moet Drijver ons daarover ook eens iets vertellen', al is hij ook gebonden aan een beperkte ruimte. De groote bekoorlijkheid van dit boekje zit in de omstandigheid, dat we hier geen opgewarmden ouden kost krijgen, maar kennis uit de eerste hand. Drijver vertelt eenvoudig, duidelijk en raak. Een enkele grappige onduidelijkheid heb ik aangestreept. Hij heeft het over de watersnip en zegt dan: ,,De toekomst ziet er evenwel voor de watersnip somber uit, want sinds het in werking treden van de nieuwe Jachtwet wordt de jacht op deze vogels, die als nuttig voor den landbouw moeten worden beschouwd, in geheel Nederland in den broedtijd gesloten." Zoo oppervlak kig lezend zou je zeggen, nu, dat is juist goed voor die watersnippen, want nu worden ze dus in den broed tijd met rust gelaten. Ongelukkig is het net andersom; Drijver wil zeggen, de jacht op watersnippen wordt pas gesloten, wanneer de broedtijd al lang is begonnen en wij schieten dus nog op broedende snipjes. Die nieuwe Jachtwet, onze onsportieve en onwetenschap pelijke Jachtwet, is een doorn in Drijver's vleesch en niet van hem alleen. Zij bedreigt niet alleen onze broedende watersnippen en houtsnippen, maar ook de eendensoorten die hier broeden, behalve dan misschien de wilde eend alleen. Maar de slobeenden, de wintertalinkjes, de zomertalingen, de pijlstaarten, de tafeleenden, de kuifeenden, de krak eenden mogen veelal geschoten worden tot diep in den broedtijd. Dit zijn maar enkele van de vele gevallen, dat de Jachtwet de vogelbescherming hin dert. Zeer belangrijk is ook, wat Drijver vertelt van de bemoeiingen van de overheid ten opzichte van de schade, die vogels kunnen aanrichten en het verleenen van vergunningen tot het dooden of vangen van schadelijk geachte vogels. Deze vergunningen worden verleend door de burgemeesters. Drijver zegt: Nu zijn er burgemeesters genoeg(?), die deze aangele genheid met den noodigen ernst afwikkelen, doch anderen maken zich er gemakkelijker af. De Commis sarissen der Koningin in verschillende provinciën hebben het zelfs noodig geoordeeld, de aandacht der Burgemeesters er op te vestigen, dat er meermalen een te ruim gebruik wordt gemaakt van de hun ver leende bevoegdheid. Onnoodig is een dergelijke aanschrijving niet, als men weet, dat er zelfs machti gingen zijn verstrekt tot het dooden van kieviten, futen, spechten, uilen enz en erger nog, van alle beschermde vogelsoorten. Het staat den houders van laatstbedoelde vergunningen dus vrij zelfs zwaluwen en ooievaars te verdelgen, als dat hun goeddunkt." Het klinkt haast ongelooflijk, en ik zou wel graag willen weten wat er van die vergunningen en vooral wat er van die burgemeesters is terecht gekomen. Van de euvelen der musschengilden en van de kpoivogelvangst weet Drijver ook veel te vertellen en hij besluit zijn boekje met het opwekkend relaas van het positieve werk, dat de Vereeniging kan doen voor de onmiddellijke vogelbescherming. Zij bevordert het verschaffen van nestgelegenheid en het aan bieden van voedsel en water gedurende den winter. Daarvoor verspreidt zij kleine geschriftjes onder de schoolgaande jeugd en richt ook vertoogen tot besturen van gemeenten en stichtingen. Ook helpt zij de politie zeer practisch door op verschillende plaatsen in ons land bewakers aan te stellen, gedurende den broed tijd. Als ik mij goed herinner, dan is het begonnen met een enkel mannetje op Texel, maar thans heeft zij al een heele brigade onder de wapens. Texel, Schiermonnikoog, het Kampereiland, de duinen bij Wassenaar, Schouwen, de Beer aan den Hoek van Holland worden alle bewaakt door ambtenaren van de Vereeniging tot Bescherming van Vogels, die voor dit doel thans jaarlijks ? 3500 uitgeeft, uitmuntend besteed geld. Wanneer ge nu bij de genoemde, gebieden nog voegt al de bezittingen van de Vereeniging tot behoud van Natuurmonumenten met daarbij nog de nieuwe Staatsnatuurmonumenten dan krijgen we toch al gauw meer van twee honderd vierkante kilometers aan Neerlands bodem waar de vogels absoluut veilig zijn. Heel aan het slot krijgen wij nog te hooren, dat Vogelbescherming nieuwe maatregelen treft voor de beveiliging van de trekvogels aan de vuurtorens en wel volgens het systeem, dat Dr. Weigold op Helgoland heeft ingevoerd, de verlichting van den toren zelf door krachtige lampen. Deze inrichting voldoet beter en is eenvoudiger dan de bekende rekken en is thans aangebracht op den Brandaris van Terschelling en op den vuurtoren van Ameland. Zoo geeft Drijver ons in zijn eenvoudig boekje de nieuwste snufjes. Moge het hem gegeven zijn, om in menigen herdruk weer voor den dag te komen met nog nieuwer nieuws dat hij in zijn zoo sympa thieken werkkring zelf heeft helpen maken. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD DOOR CONSTANT VAN WESSEM Concertgebouw: Maria Ivogün; Cecilia Hansen ; Robert Casadesus ; Kamermuziek ' T~~\ E weinigen der generatie, die zich Adeline Patti nog -"-^herinnert, weten er alleen van te vertellen dat deze zangeres zoo prachtig vogelgeluiden kon ten gehoore brengen. Inderdaad schijnt het voortbrengen van hikkende kop-toontjes de hemelsche zaligheid voor het publiek in te houden en nog altijd zijn deze vogel geluiden op de podiums en in de opera's te hooren. Een enkele maal moest ik aan deze imitatie-vogels denken toen ik Maria Ivogün hoorde, die een meester lijk en volleerd zangeres is, met een warm charmee rend-week stemgeluid. De gelijkenis was minder op vallend in de aria van Mozart's II re pastore", een weelde en een geluk van melodie, als men zich alleen nog maar op het eiland der Gelukzaligen denkt te bestaan, dan wel bij Strauss' Zerbinetta-aria, een stuk in die Oostenrijksche barok-stijl, die eerder de Rokoko schijnt te parodieeren dan te imiteeren en dat een staalkaart behelst van alles wat een zangeres, die zich als virtuose wil laten respecteeren bij het publiek, zonder haperen dient te kunnen uitvoeren. Maria Ivogün héft het zonder haperen uitgevoerd. Maar Mozart hoorden wij liever. Cecilia Hansen heeft het vioolconcert van Tschaikowsky gespeeld. Cecilia Hansen is een Zweedsche. Haar spel is Noordelijk. Voor dit casino concert van Tschaikowsky mist zij het Zigeunerbloed. Zóó, louter technisch-virtuoos en constructief-evenwichtig gespeeld, met een koelen, kuischen toon, wordt deze muziek wel zeer armelijk en banaal. Waarom kiest mej. Hansen, die als violiste uiterst meesterlijk haar instrument beheerscht, uit de viool literatuur, die genoeg oplevert voor haar aanleg (Bach bijv.), juist dit werk, dat van haar een tempe rament vraagt, dat zij niet heeft? Het groote succes, dat zij behaalde is onbegrijpelijk, indien het niet een hommage aan de begaafde en aantrekkelijke viool speelster was. Maar het publiek in het Concertgebouw is wel mér onberekenbaar in zijn toejuichingen. Daarentegen hoorden wij Zondagmiddag een pia nist, Robert Casadesus, die ons een Mozart-spel liet hooren, dat wel een unicum van zuiverheid, een voud en pianistische gaafheid mocht heeten en waar voor geen toejuichingen te veel waren geweest. Les qualités de légèretéet de précision font que les oeuvres de Mozart, faciles a lire, sont tres difficiles a tre bien executées", schreef Wanda Landowska reeds en wij beseffen zeker niet genoeg bij dezen eenvoud van voordracht, bij deze heldere duidelijkheid waarbij ons geen noot ontging, hoe een beheersching en een meesterschap daarvoor noodig zijn. Hier was geen droog meesterschap van precies afgepaste passages en rythmen, doch een edele klaarheid van uitvoering, een evenwichtige gemoedsuitdrukking, ruis OTAAED HEERENGRACHT OO AMSTERDAM j^EUBE MEUBELEN TAP'JTEPi :DÜNET^ als men te zelden in het spel van talrijke vertolkers aantreft. Casadesus handhaafde, met juist begrip van deze muziek, in zijn spel de vroegere intieme stijl van met een orkest concerteerend klavier, en liet den klavierklank zonder geforceerdheid naast het orkest klinken, er hem mee verwevend, doch hem nergens uitputtend tot de overspanning van een instrumentaal effect. Hoewel tenger en teeder: geen Rokoko-gespeel, doch alleen pianistisch." Bravo \ Zulk een les in Mozart, die het wezen van Mozart uitdrukt zonder de malle historische toelichting van een Rokoko-tijdbeeld er bij te beoogen, mogen wij ons ter harte nemen. ' ^ | Memoreeren wij nog een gedenkwaardige vertolking van Beethoven's 8ste symphonie door Monteux, een der weinige werken, waarin Beethoven zulk een speelsch en vlot musiceeren toelaat en waardoor Monteux het zelfs in het gunstigste licht kon zetten. En Zondagmiddag een Symphonie Fantastique van Berlioz, die alle furiën in Monteux scheen op te jagen: zoo spontaan en verwoed zien wij dezea dirigent niet vaak. Een der Kamermuziekavonden van het Concert' gebouw was gewijd aan moderne kamermuziek.. Het programma had vooral attractie om de combi natie van harp met fluit, altviool of viool. Wij hoorden de harp in haar functie van achtergrond en begelei dingsklank, die anders aan een klavier wordt opge dragen, en zij deed dat vee! harmonischer, zooalp een cembalo veel harmonischer met strijken klinkt dan een klavier. Men dacht voortdurend aan dit veryangend-pianistisch gehalte van de harp, die door Mej. Rosa Spier ook wel opvallend in dezen geest werd bespeeld, dunkt mij. Het concert Werd geopend met een charmante Suite van Goossens. Daarop speelde het eenigszins geïm proviseerd strijkkwartet-ensemble van de heeren Helmann, Meyer, Denayer en v. Leeuwen Boomkamp niet erg gelukkig het kwartet van Fauréóp 121, waar alles droog en ondoorzichtig klonk, wat de muziek, die reeds weinig boeit en eindeloos chroma tisch moduleert, niet in het gunstigste licht zette. De sonate voor fluit, alt en harp van Debussy klonk echter als een betoovering. Het visionair timbre, dat de samenklank dezer drie instrumenten verwekt, riep onvatbare beelden op, een ritselen en ruischen als van bloemen en bladeren in den nacht, waarboven uit soms een schril-elegische fluit zong. Ook een jong Nederlander kwam aan het woord: Leo Smit met een trio voor fluit, alt en harp. De combinatie was hier minder suggestief gebruikt, en er werden ook moderne dingen, mee gedaan. Hoewel dit werk van Leo Smit evenwichtiger aandoet dan een vroeger, zijn er toch te veel effecten pogingen gebleven en de modern invloeden (de octaven vormeij door hun vermindering bitonale lijnen) blijven te veel moderne constructie-middel. Alleen in het laatste deel kwam iets als een spontane uiting naar voren. Een brillant slot vormde Ravel's geraffineerd Introduction et Allegro" dat men nog steeds gaarne hoort. DIT MERK IS EEN WAARBORG VOOR ONOVERTROFFEN REPRODUCTIE EN ONGEËVENAARDE AFWERKING. N.V. DUTCH GRAMOPHONE COMPANY. AMSTERD. VEERKADE 22A DEN HAAG.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl