Historisch Archief 1877-1940
No. 2582,
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15.
OP DEN ECONOMISCHEN
U I T K IJ K
DOOR THR. MR. H. SMISSAERT
i De trage gang der bezuiniging
T S deze Regeering er nog op uit, te bezuinigen? De
-1 vraag werd gesteld in het Voorloopig Verslag der
Tweede Kamer inzake de Algemeene Beschouwingen
«ver de begrooting voor '27. Gij zegt wel daarnaar te
-streven, zoo werd daaraan toegevoegd, maar wij
gelooven daar niet veel van, want een stellig program,
waarop inperking van de Staatsbemoeiing voorop
staat, hebt ge niet.
Waarop de Regeering antwoordde, dat zij wel
dege.lijk naar bezuiniging blijft streven, ook door reorgani
satie van den Staatsdienst. Verschillende commissies
zijn daartoe onder leiding van de Centrale Reorgani
satiecommissie" werkzaam en effect, schoon niet al
tijd zichtbaar, wordt verkregen. Trots de toeneming
Yan de bevolking stijgt het budgetcijfer niet. Maar het
-werk vordert langzaam en er is nog zeer veel te doen.
In een zoo samengesteld organisme als dat der Staats
huishouding moeten reorganisatievoorstellen deugde
lijk worden voorbereid, liefst door commissies, die
met de te reorganiseeren diensten en de daaraan ver
toonden belangen vertrouwd zijn. Maar de voorstellen
"van elke zoodanige bijzondere commissie moeten
wor?den bezien in het licht der gevolgen, die uitvoering
"van haar denkbeelden voor andere diensten zou mee
brengen. Daartoe dient de (reeds genoemde) cen
trale". Bovendien is nu, als proef, ook de
bezuinigings<;ommissie-Pop in dit raderwerk ingeschoven; deze
^*ntvangt'"cle1 voorstellen der'Centrale
Reorganisatie?commissie, voorziet ze van hare beschouwingen en
zendt ze dan aan de Regeering door. En dit nieuwe
stelsel werkt goed.
Het is natuurlijk gemakkelijk genoeg, maar dan
?ook wat goedkoop, niet billijk en niet juist, met deze
uiteenzetting van de werkwijze te spotten en te spre
ken van een veelheid van kapstokken, waaraan de
bezuinigings-arbeid wordt opgehangen. Bijzondere
?commissies; daarboven eene centrale, samengesteld
uit de leiders van vijf groote dienstvakken; daarboven
dan weer de commissie-Pop.... Het is", zoo las ik
in een onzer leidende" dagbladen, het is alsof het
erom te doen is de bezuiniging toch vooral op de
lange baan te schuiven !" Eene uitlating als deze
bewijst, dunkt mij, niets anders dan dat, naarmate
eenig werk moeilijker is, de kritiek daarop (ik bedoel:
de oppervlakkige kritiek) des te gemakkelijker valt.
Want men behoort, alvorens zoo'n boutade neer te
schrijven, zich toch eerst eens de vraag voor te leggen,
of dit door de Regeering gekozen stelsel zoo dwaas is,
dat men de keuze aan neiging tot opzettelijke ver
traging mag toeschrijven. Waaraan dan eigenlijk nog
deze vraag zou moeten voorafgaan: wat zou zoodanige
neiging bij de Regeering kunnen wekken? Indien
Mr. de Geer verklaart, bezuiniging ook door reorgani
satie van den Staatsdienst ernstig te blijven beoogen,
dan kan en moet men beginnen met hem te gelooven.
£n wanneer hij dan zegt, hoe hij meent dat oogmerk
het best te bereiken, dan kan men, natuurlijk, over
de doelmatigheid van de werkwijze met hem van mee
ning verschillen, doch dan behoort daartoe zijne me
thode zakelijk beoordeeld en, zoo mogelijk, de fout
daarvan aangetoond te worden. Dat de door hem ge
volgde weg een lange weg is, zal ook Mr. de Geer niet
;zijn ontgaan. Maar bij de aanwijzing van geschikte
bezuinigingsmaatregelen is spoed niet zonder belang,
?doch niet het belangrijkste en zeker niet het eenige,
waarop te letten valt.
Is dan zijn argument: de buitengewone samen
gesteldheid van het organisme der Staatshuishouding,
onjuist of ook maar gezocht of overdreven? Mij
dunkt: iedereen, die wat meer dan niets van dat orga
nisme afweet, zal die kenschetsing beamen. En zal
?dan ook moeten toegeven, dat men in een zoo inge
wikkeld raderwerk niet op ne plaats kan ingrijpen,
?of de invloed daarvan doet zich op andere plaatsen
gevoelen. Doch indien men dit toegeeft, dan kan m.i.
de juistheid der gekozene werkmethode in beginsel
?ook niet langer worden betwist. Want waarop komt
nu practisch die methode neer? Eene bijzondere com
missie, bekend met de eigenaardigheden van eenig
-onderdeel der Staatshuishouding, bestudeert de moge
lijkheid van reorganisatie op dit beperkte veld en komt
tot zekere slotsommen. Zijn die zoo maar" door de
Regeering te aanvaarden? De veelzijdigheid van het
geheel verbiedt eenzijdige besnoeiing. De studie dier
bijzondere commissie en haar vrucht komt nu ter
KONINKLIJKE BAZAR
82, ZEESTRAAT DEN HAAG
EEN WANDELING DOOR DEN KON. BAZAR
GELIJKT OP HET DOORBLADEREN V. E.
ENCYCLOPAEDIE, EEN REIS RONDOM DE WE
RELD VAN KUNST EN KUNSTNIJVERHEID"
kennis van de Centrale Reorganisatiecommissie, die,
uit hoofde van hare samenstelling bevoegd mag. wor
den geacht het haar voorgelegde te bezien in het
breedere kader der algemeene organisatie; zij zal letten op
den samenhang tusschen dit onderdeel der staatshuis
houding en andere en nagaan welke invloed pp die
andere zou worden geoefend door ongewijzigde uit
voering van de op n tak van dienst betrekking
hebbende voorstellen. Die centrale commissie verricht
dus wat men zou kunnen noemen werk van technischen
aard: deze vijf hoofdambtenaren, leiders van groote
dienstvakken (hun voorzitter is de Thesaurier-Gene
raal aan het Departement van Financiën), beschou
wen het deel in het licht van het geheel, maken daar
over hunne opmerkingen en geven dan de zaak over
aan de commissie-Pop, die belast is met eene breedere
taak en welker opdracht ruimer is; zij heeft niet op
reorganisatie alleen hare opmerkzaamheid te vestigen,
doch op heel het vraagstuk der mogelijke bezuiniging
en versobering van alle publieke diensten in zijn vollen
omvang. Dus kan en mag de zaak niet buiten haar
om gaan; gebeurde dit wel, verwarring zou niet uit
blijven en evenmin desorganisatie in dit moeilijke
werk, dat slechts slagen kan als het goed georgani
seerd is.
Zoo bezien, schijnt mij dit stelsel niet alleen vol
komen verdedigbaar, doch redelijk en juist. Mij komt
het eigenlijk voor, dat zij, die zoo luid roepen over den
tragen gang der bezuiniging en op spoed, spoed en nog
eens spoed aandringen, zich niet genoeg ervan reken
schap geven, hoe moeilijk het wezenlijk is, om zelfs
maar in eene eenigszins omvangrijke administratie
doeltreffende bezuinigingen aan te brengen. Misschien
is dit hieruit te verklaren, dat deze klagers over traag
heid de groote moeilijkheden van dit werk niet uit de
praktijk kennen, omdat hun zoodanige zware taak
nooit op de schouders is gelegd. Natuurlijk is het ge
makkelijk genoeg, een potlood ter hand te nemen en
links en rechts te schrappen". Maar wie onzer, die
voor den goeden gang van zaken in eenige onder
neming aansprakelijk is en zich den eisch van be
zuiniging gesteld ziet, zal op zoo ruwe wijze dit werk
aanvatten? Hij zal begrijpen, dat hij, alvorens iets te
schrappen, rekening moet houden met wat daaruit
zou voortvloeien. En zoodra hij dat inziet, ziet hij
tevens, hoe gevaarlijk het is, binnen korten tijd en
anders dan na gezette studie en rustige overweging
tot ietwat beteekenende maatregelen te besluiten.
Ook in een particulier bedrijf hangt bijna alles onder
ling samen en het is juist die samenhang, die ertoe
dwingt bij elk onderdeel voorzichtig te werk te gaan,
te letten op de gevolgen.
Is dit zoo voor elke ook maar eenigszins omvang
rijke administratie of organisatie, hoeveel sterker geldt
dit voor een zoo samengesteld complex als onze staats
huishouding. En ik vraag mij alweer af, of de klagers
over vertraging voldoend inzicht in die samengesteld
heid hebben, in wat zij practisch beteekent, in de moei
lijkheden, die daaruit rijzen. Het is zoo gemakkelijk,
de leus van bezuiniging en versobering aan te heffen,
haar luid te doen klinken. En natuurlijk is het best,
dat die leus, sedert jaren reeds, aangeheven is en nog
steeds luidt klinkt. Ook kunnen wij allen het betreu
ren, dat dit werk niet sneller vordert (en ik denk, dat
onder hen, wien spoediger uitkomsten welkom zouden
zijn, ook de Minister van Financiën behoort). Maar de
gewenschte spoed mag niet tot ruw werk verlokken.
En ruw werk zou het zijn, maar raak" te versoberen.
Wat wij zoo eenvoudig noemen de Staatshuis
houding", dat is eene bonte verzameling van diensten
en bedrijven, een samenstel, dat in den loop van
eeuwen is gegroeid en in den laatsten tijd vooral sterk
in omvang is toegenomen, dat ten deele zijn ontstaan
dankt aan wetten, doch dat buiten de wet om zich
ontwikkelt. Tweeërlei weg opent zich hier voor hem,
die op kostenbeperking uit is. De eene is die, welke
leidt naar beperking, door dezen of genen dienst, tot
nu toe voor rekening der overheid komende, op te
heffen; een radicale maatregel, bezuiniging in grooten
stijl zoo ge wilt, maar waartoe niet mag worden over
gegaan voordat vastgesteld is in welke mate gewichtige
volksbelangen daardoor zouden worden geschaad en
vastgesteld tevens of men zich die schade moet
getroosten terwille der besparing, welke wordt na
gestreefd. Hier moeten dus verschillende belangen
tegenover elkaar worden gewogen. Rustige bezinning
mag daarbij niet worden gemist.
De tweede weg is die, welke ons voert tot toepassing
van kleinere middelen, waaruit echter eene te waar
deeren winst aan geringere kosten kan worden ver
kregen. Indien de radicale maatregel, de opheffing
onraadzaam blijkt, dan opent zich het perspectief
der versobering: de overweging van de mogelijkheid
om, met behoud van den grondslag, door doelmatiger
regeling van den dienst, door afsnijding van uitwas
sen, door concentratie en centralisatie wellicht een
zelfde nuttig rendement als voorheen voor minder
geld te verkrijgen. Of misschien: een iets minder nut
tig effect, doch dat zooveel goedkooper dan vroeger
verworven wordt dat het geringe verlies aan te ver
krijgen diensten ruimschoots wordt goedgemaakt
door de winst der zooveel lichtere offers.
Welke weg zal voor elk der vele onderdeden moeten
worden gevolgd? En tot hoever zal men op den twee
den weg moeten gaan? Het is toch duidelijk, dat men
over moeilijke, gewichtige vragen als deze (en van
zooverre strekking) zich wel moet beraden.... eer
men het potlood ter hand neemt.
TOEGEPASTE KUNST
DOOR OTTÖVAM TUSSENBROEK
Toonkamers voor Kunstnijverheid Bij tien
Dom" te Utrecht
Ditmaal heeft aan dezen welvoorzienen disch de
sedert langen tijd in Nederland gevestigde Belg
Semeij de eereplaats en zij komt hem toe. Zijn naam
heeft een goeden klank verworven op het nobel
gebied der weefkunst en hoewel deze veeleer vrouwe
lijk dan mannelijk geaard kan heeten, is juist dit de
deugd dat vooral in de werkproeven waarin, in
ruitmotief, kleur tegen kleur is gesteld, de ontwerper
meer dan in diens geornamenteerde stukken kernig
en krachtig is zooals met dat (ook al is er tusschen
de seksen nivelleering merkbaar in onze dagen) van
een kunstenaar van het sterke geslacht verwachten
mag. Mér technicus, mér uitbuiter der mogelijk
heden welke schuil gaan in de handeling van het
Weven zelve dan wel geboren sierder, uitvinder van
nieuwe vormen, is Semeij zeer zeker.
Het vele, vooral om zuiver materiaal en zorgzaam
bewerken prijzenswaardige, dat Semeij op deze
intieme tentoonstelling (waarin de kamersfeer door
ietwat gedempt licht zijne weefsels en gobelins ten
goede komt) samenbracht, voert mede tot de
overtuigingdat hij (met moedwil?...) zich vrij gevochten
heeft uit de wel eens wat al te weeke
kleurtegenstellingen van vroeger waarin door het te broos
afstemmen van fijnere tinten aan kracht van uit
drukking werd ingeboet
Rondziende trof ons een bijzonder logisch
saamgestelde lamp door Westerhout waarin met rood, zwart
en wit, dus sterk decoratieve combinatie (van roode
hoekige kap, zwart houten banden en plafond-schijf
met daarin gelaten" roode blokjes en ten slotte
zeer rythmisch nevens elkander geschaarde witte
ballen), een zeer aantrekkelijk geheel werd bereikt.
Dit werk houdt ongetwijfeld eene verblijdende
belofte in.
Dieper van bedoeling, maar wat meer zegt, ook
dieper van bezieling der doode stof is wat Helmuth
Lange in enkele werkproeven biedt: gehamerd koper,
een dekseldoos en een groot bord waarin mooi het
middel van bewerking uit de in het licht glanzende
hamerslag-facetten bleef uitgedrukt. Er is van den
zelfden kunstnijvere eenig aardewerk: een logisch
uitgedachte aschbak en kandelaar en, als wij goed
zagen, ook een uit hout gesneden spiegellijst. Ten
slotte (er is mooi glas, aardewerk e.d. in overvloed
dat overbekend, niet tot nadere bespreking aanleiding
geeft) noteeren wij een vlot en gevoelig, in dofrood
en groen gegeven, penseel-batik door mejuffrouw
van Wermeskerken.
Uit alles blijkt duidelijk dat de kunstzinnige
leidster der toonkamers Bij den Dom" zich ver
blijdend verre houdt van het al te veel aan
ininderwaardigs dat in de mode is, doch slechts dat aan
vaardt hetgeen inderdaad in een kunstzaak thuis
behoort.
(Jeugdige Ouderdom
Wanneer ge zoo eens onder Uw be.
kenden rond kijkt naar de opgewekte
menschcn van zestig a zeventig jaar,
dan zult ge zien, dat dit altijd menschen
zijn, die rooken en geregeld een glaasje
Bols drinken.
Wat leert U dit?
Het treffende van o,
devies:
_ Eiken dag n gl.
Eiken dag l
een glaasje !