De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 27 november pagina 17

27 november 1926 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

No. 2582 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 17 UIT DE AAD DOOR BARBAROSSA MET TEEKENINGEN VOOR DE GROENE AMSTERDAMMER" DOOR B. VAN VLIJMEN LAAT ons de geschiedenis dezer begrooting eens nagaan. Het is een stuk historie waarover onze kinds kinderen het nog zullen hebben. In den zomer van dit jaar, zoo om trent den tijd als ieder fatsoenlijk mensen in bosch of zee ligt, verscheen het eerste ontwerp. Laat ons het noemen het ont werp der directeuren". Getrouw aan de sinds jaren met zooveel succes gevolgde politiek van den Raad, was deze be grooting opgemaakt volgens het be ginsel: het beste is voor Amsterdam nog niet goed genoeg. Het was een begrooting met een eind cijfer van ver over de 106 millioen. Het 'gewichtige stuk kwam, nadat B. en W. terug waren van hun vacantie, in de vergadering van het college. Een mooi begrootinkje, zei de Machtige en wreef zijn handen. Een dot van een begrootinkje. Wat zal mijn vrind Walrave daar van opkijken ! Heb jullie al eens naar den anderen kant gekeken, zei Jan ter Haar, die als koopman in sokken, verstand van ba lansen heeft. Wat niet zeggen wil dat de oude firmant van Aukes en Bonte koning, in hout, er niets meer van zou begrijpen. Er zal een schepje af moeten, zei de Burgemeester. Het is jammer van zoo'n mooi stukje werk, mompelden de drie roode BOEKMAN PLEEGT HARIKIRI wethouders. Er staat nu Ietterlijk?alles op wat wij ons graag zouden wenschen en straks als de verkiezingen er zijn Dat moet ons juist tot voorzichtig heid stemmen, zei Vosje, die een pil van Walrave had ingekregen. Hoe staat het eigenlijk met de inkomstenbelasting? vroeg Drabbe, die volgens Wierdels, een voortreffelijk financier moet zijn. Nou, zei de Machtige, die loopt niet zooals ik me dat gedacht had. Het beste zal zijn dat wij er een millioen^of zes afgooien. Dan blijft er toch genoeg over om er mee voor den dag te komen. Ik zal het dingsigheidje terugsturen naar de directeuren. Na eenige weken kwam het nieuwe ontwerp terug. Er was een zes millioen op geschrapt en Wibaut schreef met een sierlijken haal van zijn pen: Was het hier vroeger volop en best, nu moeten wij tevreden zijn met het goede, maar dat goede is gelukkig nog van de bovenste beste kwaliteit. Veel dat ons dierbaar is en dat wij graag verwezenlijkt zouden zien, is verdwenen en nu is alles zoo berekend dat er niets, maar dan ook niets meer af kan, willen de ons toevertrouwde belangen niet een kneep en een douw krijgen. Met deze aanmaning werd de be grooting aan den Raad overgelegd. De Raad bekeek het lijvige stuk het ziet er uit als de Leninsche cathechis, zoo dik en ontdekte dat er een belastingverhooging van 16 percent in werd voor gesteld en rilde. De roode helft van schrik, de andere helft van stil ge noegen. Met een belastingverhooging op ons geweten de verkiezingen in te gaan, rede neerden de rooden, is een zachte poging tot zelfmoord. Hoe kon Wieb ons daar nu mee op het lijf vallen? En de andere helft redeneerde: wat een prachtgelegenheid om onze burger deugd te toonen en koste wat het kost, voor te stellen de verhooging niet aan te nemen. En in beide kam pen rook men zwaar politiek. Toen kwamen de amendementen. Daar was dat van Ketelaar. Hij en zijn vrijainnigdemocraten zei den : waar voor maak je een reserve fonds a/s je het niet zoudt aan spreken o/s je de duiten gebruiken kunt?" Een doodgezonde redeneering waar tegen de wethou der aanvoerde, dat een reserve-fonds er is om te potten en dat het mis schien voor 1928 zou kunnen dienen als de toestand nog een tikje slechter is dan nu. En Romme re deneerde: ik stel voor, niet het heele reserve-fonds op te maken WIBAUT ONTDOET ZICH VAN HET BOETEKLEED maar er alvast zooveel uit te nemen dat er voor 1927 geen belastingverhooging noodig is en verder zooveel te bezuinigen op de begrooting als wij met goed fatsoen doen kunnen.." Daar lagen de twee amendementen en zij waren voor de meerderheid des Raads allebei zeer aantrekkelijk. Dat van Ketelaar had voor de democratische vrienden dit voordeel dat er aan de kwaliteit van wat Amsterdam voor het volgend jaar geboden werd, niet zou ge raakt worden. Het goede, dat al niet meer het allerbeste was, bleef intact. Romme daarentegen wilde ook aan het goede gaan tornen en desnoods met het voldoende of even voldoende genoegen nemen en nu zou men verwacht hebben, dat B. en W. zich als n man achter Ketelaar schaarden om althans het goede te redden. En wat zien wij ge beuren? Dat Wibaut asch op zijn hoofd strooit, zich hult in het boetekleed, zelfs dat boetekleed zich van de leden rukt, zich a poil vertoont, zich op de borst slaat en na veel vieren en vijven ver klaart: ik ben bereid nog te bezuinigen waar ik kan, ik ben dus bereid te peuteren aan het goede en zelfs sta ik er niet meer op dat mijn vermenig vuldiger 0.7 maar laat ons zeggen 0.65 of daaromtrent wordt. En hij sprak zacht en zoet en was zoo vervuld van zijn eigen hei ligheid dat hij voortdurend sprak van den canon" in plaats van de factor", zoo dicht lag in zijn hersenkronkels de ge dachte aan zijn canonisatie bij zijn een paar slagen teruggedraaiden vermenigvuldiger. Maar Romme hield voet bij stuk en stond er op dat de vermenigvuldiger thuis zou gelaten worden en er van belastingverhoo ging dus geen spra ke zou zijn. Ik ben zoo soepel als een slangenmensch, ver klaarde de Mach tige en lachte als iemand die stijf is van de rheumatiek. En als de Raad nu eens een motie aannam in den geest zooals ik het straks heb aan gegeven, dan wil ik hem wel even dicteeren. Een potloodje heb ik klaar. Zal ik maar vast? Maar niemand wilde er aan. Romme liep met hooge kleurtjes rond en Kete laar zag er meer dan ooit uit als een verbolgen zeekoe en Wierdels lachte als de maan die een verliefd paartje snapt en Boissevain staarde den Raad in en verweet zich zelf in stilte: waarom heb ik geen amendement voorgesteld" en Weiss riep den wethouder, na een van diens verlokkendste zangen toe: ik haal je der toch niet uit!" en Wijn koop was bleek van de emotie en Boek man kreeg een geheimzinnig briefje van Wibaut en keek ontdaan naar den Exter, die voor den vermenigvuldiger al de maat genomen had en na een combat de générosité, welk amende ment de verste strekking had van be lang omdat Ketelaar verklaard had: ik stem tegen Romme" en Romme op zijn beurt gezegd had: als mijn amen dement er aan gaat, stem ik voor Kete laar", werd het eerst Ketelaar in stem ming gebracht. Verworpen. Waarna Romme met 24 tegen 19 triomfeerde. De verslaggevers holden naar de tele foon en mijn makker van de Tijd" riep zijn redactie langs de draad toe: zet er als hoofdje boven: DE KATHOLIEKEN STUITEN DE BELASTINGVERHOOGING !" De politieke strijd is dus meteen begonnen .... KETELAAR ALS ZEEKOE Ni i e u w e Uit gaven De africhting van paarden voor den rijdienst, door H. F. W. KATTENBUSCH. Tweede omgewerkte druk. Uitgave J. Noorduijn & Zoon, orinchem 1926. Dit boekje, een meer uitgebreide behandeling gevende dan de als brochure verschenen eerste druk, behandelt den grondslag van de africhting, enkele opmerkingen betreffende het practisch rijden, den dressuurgang voor remonteklassen en geeft een leidraad (bij een herdruk moet het woord leidraad niet als leiddraad worden afgedrukt) tot het leeren overwinnen van hindernissen. Het boek bevat talrijke illustraties en kan beginners groote diensten bewijzen. M. W. XHEEREN» SCHOEISEL BERNARD ELIAS 51 LEIDSCHESTRAAT S AMSTERDAM tfi

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl