De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 4 december pagina 1

4 december 1926 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

roene y-vrnsterdommer voor Nederland W. A. URBAN AUTOSTALLING Frankcnslag 12 Handel in auto's en toebehooren TELEFOON 50049 SCHEVENINGEN ONDER HOOFDREDACTIE VAN G. W. KERNRAMP Redacteuren: H. BRUGMANS EN TOP VAN RHIJN?NAEFF Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM KEIZERSGRACHT 333 Uitg.: N.V. DE GROENE AMSTERDAMMER AMSTERDAM later waren iws.uimr.onr >ÉAND HEI Sotlts TOE AND HEEL OPGERICHT IN 1877 No. 2583 ZATERDAG 4 DECEMBER 1926 ENGELAND EN DE VOLKENBOND DE Staatslieden, die naar Oenève zijn getrok^ken voor de vergadering van den Volkenbonds raad', zullen zich o.a. hebben bezig te houden met de vraag, of de militaire controle-commissie, die tot nog toe zich ervan overtuigde, of Duitschland de bepalingen omtrent zijn ontwapening naleefde, zal worden opgeheven en vervangen door een commissie uit den Volkenbond. Het uitoefenen van dit toezicht heeft voor hen, die vertrouwen stellen in de veidragen van Locarno, eigenlijk weinig beteekenis meer. Duitschland heeft daarbij immers de onschendbaarheid der oostelijke grens van Frankrijk en Belgiëgewaarborgd en beloofd zich van een aan val op deze rijken te zullen onthouden; het heeft tegelijk erkend, dat een wijziging van zijne grens ten opzichte van Polen en Tsjecho-Slovakije slechts met toestemming van deze staten kan ge schieden. Wanneer het zich aldus de handen gebonden heeft, wat doet het er dan nog toe, of het over wat meer of wat minder soldaten en kanonnen beschikt? Inderdaad zou dit van weinig belang zijn, wanneer men kon bouwen op de hechtheid der verdragen van Loearno. Wanneer deze als onwrikbaar waren be schouwd, had men dadelijk kunnen overgaan, niet alleen tot de opheffing van alle controle op Duitschland's bewapening, maar ook tot de ontruiming van de nog bezette gebieden aan den linker Rijnoever. Dat dit niet is gebeurd, sproot voort uit wantrouwen; men vreesde, dat op den duur in Duitschland de regeering weer in handen zou komen van die partijen, welke zich niet gebonden achten door Locarno, het integendeel als haar plicht beschouwen om met name Elzas-Lotharingen weer bij het Duitsche Rijk te voegen; men koesterde achterdocht, dat Duitschland, ondanks alle controle, zich in het geheim reeds uit rustte voor het voeren "van den revanche-oorlog. Tot dien argwaan hebben allerlei geheime genoot schappen, heeft ook de Reichswehr gereedelijk aan leiding gegeven; tiet is wel zeker, dat een groot aantal Duitschers doortrokken zijn van een anderen geest dan dien der moreele ontwapening; het is alleen maar de vraag, of dit deel van het Duitsche volk er de meerderheid van uitmaakt, en zoo niet, of het dan toch eenmaal zijn wil aan de meerderheid zal kunnen opleggen. De onzekerheid daaromtrent rechtvaardigt echter niet de tweeslachtigheid van een politiek, die hoog opgeeft van de resultaten van Locarno en desniet temin Duitschland onder militaire controle wil houden. Men moet kiezen of deelen. Een staatsman, die geen vertrouwen stelt in de beloften van Locarno, had ook niet behooren mede te werken tot het sluiten van die verdragen; wie het wél doet, behoort er ook de conclusies uit te trekken, niet alleen ten opzichte van Duitschland, maar ook van de beperking van bewapening der overige mogendheden. Het zou te begrijpen geweest zijn, wanneer Frank rijk zich het meest verzet had tegen deze conse quenties van Locarno. Dit is echter tot dusverre niet het geval geweest. In zijn rede over de buitenlandsche politiek heeft Briand dezer dagen in den meest ver zoenenden toon gesproken, en toegegeven, dat de Volkenbond in de plaats moet treden van de militaire controle-commissie. Het Was Frankrijk ook, dat in 1925 te Oenève heeft geijverd voor de bijeenkomst van de algemeene-ontwapenings-conferentie. De tegen stand daartegen komt van andere zijde. Zooals Briand in de zooeven bedoelde rede ook zeide: de ontwapenings-kwestie betreft nog andere landen dan Frankrijk en Duitschland. De landen, die hij niet noemde, zijn Engeland en Italië. Engeland wordt meer en meer afvallig van de Volkenbondsidee. Het heeft het protocol van Qenève" van 1924 doen mislukken. Op de jongste Britsche rijksconferentie hebben Engeland en de Dominions beslist, dat het nog ontijdig" zou zijn, de verplichting te aanvaarden om rechtsgeschillen te onderwerpen aan de beslissing van het Internationale Gerechtshof te 's-Oravenhage. Het zijn wederom Engeland en de Dominions, die de bevoegdheid willen beperken van de zgn. mandatencommissie, d.w.z. de commissie uit den Volkenbond, die toezicht uitoefent op het bestuur over de landen, waarover een of andere mogendheid het mandaat" heeft gekregen; zooals men Weet, is dit b.v. gebeurd met alle vroegere Duitsche koloniën. Het is ten slotte ook Engeland, dat uitstel heeft bewerkt van de ontwapeningsconferentie. Op de laatste Volkensbondsvergadering was de hoop uit gesproken, dat deze conferentie zou samenkomen vóór de eerstvolgende Volkenbondsvergadering van September 1927; dat is thans vrijwel onmogelijk geworden, nu de voorbereidingscommissie, die oor spronkelijk in Januari haar arbeid zou beginnen, daarmede eerst op 21 Maart 1927 zal aanvangen. De verklaring van deze gedragslijn is voor een deel te vinden in de omstandigheid, dat het Britsche rijk, samengesteld als het is uit in alle werelddeelen ge legen gebieden, zijne politiek niet hoofdzakelijk door Europeesche belangen wil laten bepalen. De Volken bond wordt meer en meer en Engeland's wijze van doen stuwt hem juist in die richting?een bond, die vrede en veiligheid in Europa wil verzekeren. Engeland's belangen liggen grootendeels buiten Europa. Het wil de vrijheid behouden om daarvoor op te komen met de middelen, die het zelf noodig acht; het wil zich ook niet laten voorschrijven, hoe sterk het bewapend mag zijn. Misschien moet men dit óók op rekening stellen van zijne vrees voor Sovjet-Rusland, dat aan geen ontwapening denkt en Engeland overal bestookt. Italië, dat in de laatste tijden steeds aansluiting bij Engeland heeft gezocht, trekt ook in deze kwestie n lijn met het Britsche rijk: Mussolini lacht wat om den Volkenbond en om alle ontwapenaars ! Door be perking van bewapening krijgt Italiëniet de expansie, die het zoekt! Zoodat men maar het best doet, nog niet al te groote verwachtingen te koesteren van de ontwape ning van Europa. Wanneer alle leden van den Volken bond met den besten wil daartoe bezield waren, zou de oplossing van het vraagstuk, door de groote moeilijkheden, die er ook dan aan verbonden zouden zijn, reeds lang op zich laten wachten; hoeveel te meer zal dit dan het geval zijn, nu bij sommigen, en niet van de geringsten, ook de wil ontbreekt! KERNRAMP HET VERWEER VAN DEN HEER HEYKOOP De heer Heijkoop heeft, naar aanleiding van het stukje in Neptunus, waarover wij de vorige week hier schreven, in hoofdzaak het volgende medegedeeld aan de Voorwaarts. Het onderzoek van de sollicitanten naar de bedoelde betrekking is geschied door het volledig bestuur van de Gemeentelijke Arbeidsbeurs, waarvan de heer Heijkoop voorzitter is, en waarin personen van aller lei richting zitting hebben. Aan 9 van de ruim 90 sollicitanten zijn, met instemming van alle bestuurs leden, een aantal vragen gesteld, waaruit kon blijken of zij op de hoogte waren van de organisaties der zeelieden, van hun arbeidsvoorwaarden enz.; de bedoeling was hierbij niet, om te informeeren naar de politieke gezindheid der candidaten, maar naar hunne kennis van de toestanden in het bedrijf, waarin zij werkzaam zouden zijn. Het bestuur heeft met algemeene stemmen n dezer 9 sollicitanten ter be noeming voorgedragen; de volgens dit advies be? noemde is geen sociaaldemocraat, ook geen lid van een moderne vakvereeniging, en is dit ook nooit geweest. Tot zoover de heer Heijkoop. Dit alles is heel mooi. Het stukje in Neptunus had echter niet betrekking op een onderzoek, dat door het bestuur van de Arbeidsbeurs was ingesteld, maar op een persoonlijk onderhoud van een der sollicitanten met den wethouder Heijkoop; dit moet men tenminste uit de bewoordingen ervan opmaken; de heer Heij koop erkent trouwens ook zelf, dat er verschillende sollicitanten op zijn spreekuur" zijn geweest. In zijn mededeeling aan de Voorwaarts spreekt hij niet tegen, dat bij die gelegenheid door hem vragen zijn gesteld over het lezen van Het Volk of de Voor waarts, het doen aan politiek, het al of niet lid zijn van den Centralen Bond van Transportarbeiders. Hij bericht echter, dat een der sollicitanten, die op zijn spreekuur kwamen, hem visitekaartjes voorlegde van de partijgenooten Wibaut en Brautigam" en dat hij hem toen aan den tand heeft gevoeld over zijn connecties met onze beweging", omdat het wel eens meer voorkomt, dat sollicitanten den schijn aannemen van goed bekend te zijn met vooraanstaan de sociaaldemocraten (zij verwachten daarvan dus klaarblijkelijk heil). Bij dit aan den tand voelen nu zullen dan de in Neptunus gewraakte vragen ge steld zijn. Wij kunnen in het midden laten, of het gewenscht is, dat een wethouder zelfs maar eenige notitie neemt van zulke visitekaartjes, en zoo ja, of dan de door hem gestelde vragen het beste middel waren om er zich van te overtuigen, of de sollicitant slechts bekend heid met de heeren Wibaut en Brautigam voorwendde. Wij behoeven evenmin de vraag te berde te brengen, of het bepaald noodzakelijk was, dat de heer Heijkoop zich daarbij minachtend uitliet over de Vereen, v. Nederl. gezagvoerders enz. en deze een oudewijvenzooi" noemt. Het is niet noodig op de heele kwestie verder in te gaan, voordat de juistheid is gebleken van de veronderstelling van den heer Heijkoop, dat het verhaal in Neptunus uit den koker komt van dezen afgewezen sollicitant, n.l. van den man met de visite kaartjes van de heeren Wibaut en Brautigam een veronderstelling, die de betrouwbaarheid van dat verhaal aantast. In een volgend nummer van het maandblad Neptunus zal de redactie omtrent dit punt, zoo mogelijk, wel zekerheid willen verschaffen. K.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl