De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 4 december pagina 19

4 december 1926 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

No. 2583 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND THE PERUVIAN CORPORATION DOOR PAUL SABEL Voor hel eersf kan het volle dividend op de preferente aandeden worden uitgekeerd A L is de belangstelling voor de waarden der Lon?**-densche Peruvian Corporation hier ter beurze niet meer zoo groot als die voorheen was, toch is deze nog altijd groot genoeg om de resultaten der maatschappij met bijzondere aandacht te volgen. En dan kan reeds direct geconstateerd worden, dat de financiëele uitkomsten de laatste jaren in steeds stijgende mate redenen tot tevredenheid geven. Dit is des te meer opmerkelijk, waar de waarde der Peruaansche valuta (de sol, zijnde het tiende deel van het Peruaansche pond) zich de laatste jaren in dalende richting heeft bewogen. Immers bedroeg deze vóór den oorlog geregeld circa ? l .20 en tijdens en gedurende de eerste jaren na den oorlog bewoog zij zich nog niet onbelangrijk daarboven, zoodat een niveau van ongeveer ? 1.50 bereikt werd, maar in het op 30 Juni j.l. geëindigde bedrijfsjaar was de gemid delde waarde teruggeloopen tot /0.95 en thans is zij nog verder gedaald. Ondanks deze groote waardevermindering vertegen woordigen de ontvangsten der Peruvian Corporation den laatsten tijd recordbedragen. Ten einde hiervan een beeld te geven, laten wij onderstaand de resul taten van de spoorweg- en stoombootdiensten der maatschappij over de vier laatstelijk verloopen. bedrijfsjaren volgen: boekjaar. netto-ontvang- netto-ontvang1922/23 1923f24 1924/25 1925[26 sten in soles. 4.559.677 5.781.787 3.375.344 7.481.360 sten in Engelsche ponden. 417.970 529.997 302.374 592.274 De resultaten van het 30 Juni j.l. geëindigde boek jaar hebben dus weder ruimschoots den achteruit gang van het vorige jaar goedgemaakt. De teleur stellende uitkomst over 1924/25 waren uitsluitend te wijten aan de groote overstroomingen, die Peru toen geteisterd hebben. Zoo stond toen bij de belangrijkste onder Directie der Peruvian Corporation staande spoorwegmaatschappij, de Central Railway, het ver keer van 16 Februari tot 12 Mei van het vorige jaar geheel of nagenoeg geheel stil. Dientengevolge ver minderden de bruto-ontvangs'ten in dat jaar van £ 839.000 tot £ 739.000 en de exploitatiekosten namen daarentegen toe van £ 566.000 tot £ 651.000, zoodat het batig saldo verminderde van £ 273.000 tot £ 88.000, zijnde een achtergang met meer dan twee derden. Dit jaar zijn gelukkig dergelijke rampen aan de maatschappij bespaard gebleven, zoodat het overschot der Central Railway in Engelsche ponden nog dat van het gunstige jaar 1923/24 kon overtreffen. Om rampen als de lijn het vorige jaar getroffen hebben, voortaan zooveel mogelijk te voorkomen, is een lijn der Central Railway zoodanig verlegd, dat zij thans om een dal, vanwaar bij overstroomingen steeds buitengewoon gevaar dreigde, heen loopt. Van 16 September van dit jaar af is de nieuwe lijn voor het publiek opengesteld. Een andere belangrijke spoorwegdienst, de Southern Railway, ondervond den gunstigen invloed van uit breidingen en verbeteringen, die in de steden Arequipa en Cuzco worden aangebracht, zoodat daardoor de ongunstige invloed, door de daling der wolprijzen uitgeoefend, meer dan opgeheven werd. De nettoontvangsten beliepen n.l. £ 202.000 tegen £ 149.000 het vorige jaar. Ook bij de vijf overige spoorwegondernemingen, die de Peruvian Corporation exploiteert, waren de uitkomsten aanmerkelijk beter dan in het vorig ARMHEMSCHE HYPOTHEEKBANK PANDBRIEYEN BEURSKOERS DIRECTIE M? 5-J.VANZlJST-M?J.F.VERSTEEVEN bedrijfsjaar, al bleven zij in de meeste gevallen beneden die van het boekjaar 1923/24, waarvoor de lage waarde der Peruaansche valuta hoofdzakelijk aansprakelijk moet worden gesteld. De in Bolivia liggende Guaqui La Paz Railway leverde echter betere resultaten op, niettegenstaande ook de daar in gebruik zijnde Boliviano in waarde was verminderd. De Chimbote Spoorweg, die het vorige jaar met een verlies werkte, kon thans weder een behoorlijk overschot toonen. De ontvangsten der door de Corporation geëx ploiteerd wordendestoombootdiensten op hetTiticacaMeer nemen van jaar tot jaar toe: over 1925/26 beliepen zij ruim het dubbele van die in 1923/24, welk gelukkig resultaat te danken is aan de sterke stijging van het goederenvervoer op het meer. Na aftrek van administratiekosten en belastingen bedroegen de netto-inkomsten der spoorwegen en stoomboot diensten ruim £516.000, zijnde bijna het dubbele van wat die inkomsten in het voorafgaande boekjaar hadden bedragen. In tegenstelling tot bovenvermelde inkomsten waren die uit de guano-exploitatie en den koffie-aanplant lager dan het vorige jaar. Wat güano betreft, zoo had de qualiteit van dit artikel geleden onder de overstroomingen van het vorige jaar, zoodat de winst daarop verminderde van £110.000 tot £76.000. De weinig beteekenende koffieaanplantingen leverden ten gevolge van het ongunstige weder een winst van nog niet £ 5.000 op, welk resultaat nog geheel aan de betere koffieprijzen is te danken. De krachtens de overeenkomst van Juni 1907 aan de Corporation door de regeering te betalen annuïteit van £ 80.000 kwam als gewoonlijk weder normaal binnen. Volgens die overeenkomst is de Peruaansche regeering ver plicht 30 annuïteiten aan de Corporation te betalen van £ 80.000 elk, in maandelijksche termijnen, waar mede in Juli 1907 een aanvang is gemaakt, zoodat de laatste in 1936 vervalt. Als speciaal onderpand voor deze betaling is de suikeraccijns aangewezen, die geïnd wordt door de Compania National de Recaudacion. Laatstgenoemde maatschappij is verplicht maandelijks een bedrag van ruim £ 6.666 aan de Corporation af te dragen, waartoe zij een eventueel tekort aan door haar geind bedrag aan suikeraccijns uit andere door haar geïnde belastingen moet aanvullen. In totaal beliepen de bruto-inkomsten het laatste jaar £721.000 tegen £502.000 in het voorafgaande jaar en de netto-inkomsten, na betaling van alle onkosten, belastingen, interest en afschrijving van geleden verlies uithoofdevankoersverschillen£301.000 tegen £209.000, zijnde een vooruitgang van bijna 50 pCt. Door aan dit netto-bedrag het onverdeeld gebleven bedrag van £ 123.000 toe te voegen, kon de Corporation voor het eerst sedert haar bestaan overgaan tot uitkeering van het volle dividend van 4 pCt. op het cum. pref. aandeelenkapitaal, groot £ 7.500.000 en £ 126.000 op nieuwe rekening over brengen. Dit beteekent inderdaad een mijlpaal in de geschiedenis der maatschappij, die overigens niet altijd een onbewogen bestaan heeft geleid. Met uitzondering van het vorige jaar viel den laat sten tijd een geregelde verhooging in de uitkeerigen op de preferente aandeelen waar te nemen. Zoo is het preferente dividend van 1920/'21 af, toen de uit keering 0.5 pCt. bedroeg, thans geleidelijk gestegen tot 4 pCt. Het is derhalve begrijpelijk, dat thans de vraag rijst, of nog geen maatregelen moeten worden genomen ten opzichte van het in te halen achter stallige dividend, dat nu tot 1091/8pCt is gestegen. In het laatst verschenen jaarverslag deelt het Bestuur der Corporation, waarin ook ons land vertegenwoor digd is, mede, dat over een regeling wordt nagedacht. Men mag te eeniger tijd dan ook een voorstel verwach ten ten einde het achterstallig dividend in een of anderen vorm te fundeeren. Onderwijl duiken na tuurlijk diverse geruchten op omtrent de wijze, waarop die fundeering zal plaats vinden. Zoo ver luidde deze week te Londen, dat 40 pCt. van den achterstand in tweede preferente aandeelen zou wor den uitgekeerd. Het is niet onmogelijk, dat aan een dergelijken vorm wordt gedacht, hoewel van algemeene bekendheid is, dat aan elke wijze van fun deeren nadeelen verbonden zijn en zoo ook aan dezen. Immers kan het voor de houders van gewone aan deelen, ten bedrage van £ 9.000.000, alles behalve aangenaam zijn, dat zij een groot bedrag tweede pre ferente aandeelen vóór zich geschoven zien. Intusschen zullen op de jaarlijksche algemeene vergadering van aandeelhouders, die op 20 December a.s. te Londen zal gehouden worden, wel nadere mededeelingen dienaangaande van de zijde van het Bestuur worden gedaan. De debenture-leening moest feitelijk op l April worden afgelost, maar daar de Corporation daar toe niet bij machte was, is een regeling getroffen, volgens welke voortaan jaarlijks 7 pCt. van het oorspronkelijke bedrag der leening ad £ 5.400.000 op zijde zou worden gezet en wel voor 6 pCt. rente en het restant voor amortisatie. Het bedrag der leening is thans nog groot £ 3.997.800, terwijl thans £131.910 aan het sinking fund kon worden toege voegd. Aflossing der leening vindt nu voortaan a 105 pCt. plaats, terwijl de afiossingsdatum tot April 1945 is verschoven. Dit jaar vloeien de ontvangsten weder op bevre digende wijze, zoodat als dit zoo voortgaat, de re sultaten over 1926/27 zeker niet ten achter zullen blijven bij die van het afgeloopen boekjaar. BOEKBESPREKING Algemeene Staatsleer: onderzoekingen over inhoud en ontwikkeling van het staatsbegrip door Mr. H. F. R. Vrijens. Eerste Boek. Antiek Staatsbegrip. Maas tricht, Ge.br. van Aelst: 1925 Blijkens het door den schr. geteekend boeknummer werd ons het exemplaar no. LVIII toegezonden. Een eigenaardig boek. Want wanneer ge argeloos de In leiding (blz. 5?62) hebt doorgelezen, wordt ge daar verrast door een noot, waarin de schr. meedeelt dat de vier boeken (waarvan dit het eerste is) reeds gereed' en tusschen 1898 en 1925 geschreven zijn, dat een eerste aflevering van dit eerste boek reeds in 1924 is. verschenen, Waarna 41 van de 200 voor de uitgavevereischte inteekenaren zich aanmeldden. Geen enket publiciteitsorgaan behalve het Alg. Handelsblad'" had eene aankondiging geplaatst van dit werk, hoeweh de eerste aflevering aan 30 organen was gezonden_ Echter hadden twee critici die aflevering met smaad bejegend. Hunne recensies geeft de schr. dan in Bijl.. VI (?Aankondigingen en verguizingen") letterlijk weer. Nu, na dit nootje opent dan het Eerste deel met een Hoofdst. I over het staatsbegiip der Hindoes,. waarna het Egyptisch en het Israëlietisch staatsbegrip, dat van Confucius, het Perzisch en het Carthageenscht aan de orde zijn. Dit alles vordert slechts 30 blz.. Hoofdzaak is het Helleensch staatsbegrip (blz. 97 172) en het Romeinsch (blz. 175?206). Een nawoord over de Galliërs volgens Caesar, en de Germanen vol gens Tacitus besluit met 9 over het Byzantinisme dit eerste boek, waaraan nog 7 bijlagen zijn toegevoegd, (de laatste behelst de namenjder bekende inteekenaren een veertiental en die der boekhandelaren, bij wie 27 onbekenden inteekenden). Op de 7 bijlagen volgen nog 7 ,,indices"eneen blanco blad,,errata"en een dito aangeduidals,,librisummariumindividuale"_ Nu is niet alleen' dit alles vrij ongewoon, maar ik kan mij ook levendig indenken, dat de twee ,vergui zende" critici over de eerste aflevering, de Inleiding,, verbijsterd waren. Mr. Vrijens' onderzoekingen over het staatsbegrip brachten hem tot een studie over dierstaten", over de praehistorische horde, het ont staan der gemeenschap, herediteit enz. enz. Zeker,, hierin is geweldig veel stof verwerkt, allerlei bonte Lesefrüchte" vindt men hier bijeen en door elkaar,. want de schrijver kent inderdaad geen maat, komt van 't een op 't ander, spaart zijn lezers niet, legt zich, niet de beperking op, waarin de meester zich toont. En komt er aldus ook toe veel aan te stippen, te poneeren, te beweren , maar vindt reeds op blz. 10 het woord demagoochelaar", voor welke vondst ik. hem veel vergeef. Telkens leidt hij ons op zijpaden,, komt al schrijvende weer op wat anders, dat dan met vele noten doorspekt" Wordt opgedischt. Doch van noten gesproken, Waarom noemt hij op blz. 42 bij de vermelding der drie Europeesche rassen (Noordsche,. Alpine en Mediterrane) niet Lothorp Stoddard, aan wiens (door dr. Easton vertaald) werk over Racia Realities in Europe deze onderscheiding immers is ontleend? Een merkwaardige proeve van gemis aan zelfbeperking is weer Bijl. II: lexikon politikon", waarin wij b.v. akropolis" vertaald vinden door arx of burcht, maar als schr. dan aan aphorismos"' (= brevis sententia") toe is, kan hij niet nalaten, eer hij letter a enz. verder afwerkt, een achttal bladzijden met 104 aphorismen (van hem en anderen) te vullen ! No. 86 luidt: la critique est aisée et l'art difficile" met de bijvoeging: (Descouches). Is dit niet on bekende aphorisme juist aangehaald? Is de tekst niet: Ia critique est aisée mais l'art est difficile";, zoo vormt het ook een versregel als antwoord op de voorafgaande opmerking: mais on dit qu'aux. auteurs la critique est utile". Intusschen, ik kom hier als aankondiger op gevaarlijkterrein. Nuttige kritiek ! Over een eerste boek,. dat in 28 hoofdstiftken over drie deelen verdeeld is. met 128 paragrafen en ongeveer 700 noten ! H. S. NIEUWE UITGAVEN Het Kerstboek van de Wereldkroniek brengt o.a. oorspronkelijke bijdragen van AHe Smeding, Herman de Man, Cyriel Buysse, Ivans, Ant. Thiry en een aan tal reproducties in kleur van schilderijen. Van Koningin, deel I van den cyclus De Oude Waereld, door Is. QUERIDO deden de uitgevers Scheltens en Giltay te Amsterdam een nieuwen, goedkoopen druk het licht zien. Keizer Wiüap de Eerste, door Luigi Bertdli is de door J. HENSEL uit het Italiaansch vertaalde, geschiedenis van een jongen die mier werd. Het is een goed boek voor jonge menschen, die het leven van insecten oppervlakkig willen leeren kennen, zonder zich met het doorwerken van leerboeken, te moeten bezighouden. Mooie illustraties verluchten deze uitgave van W. J. Thieme et Cie te Zutphen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl