Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2583
Haute couture.
Représent de la haute ~ctrtffitfe
Parislenne solde sa superbe collec-;
tion d'hlver de modètês de robes'
et manteaux des prix «Urisoirs.
Exposltion tous les jours de 2 a 4
h. ap. midi ou sur/rendw-vous.
M. ANINE, 3e Helmer&traift 27httÏJ/
A M S T E R DAM. -'-4
FEUILLETON:
W. J, VOGEL Jr.
2e Jan van der Heijdenstr. 3
b. h. Sarphatipark
Telefoon 24747
BEGRAFENISSEN
CREMATIE
TRANSPORTEN
f.
G. SAIGNES FILS.
NARBONNE (Ande) Frankrijk.
Depotefranscfiewijnmerken
Minstens 4 jaar oud
uitgezochte merken
Garantie voor oorsprong en zuiver
heid, van f 0.65 tot f 0.95 per flesch,
levering franco huis in alle plaatsen
van Holland.
Gebotteid in de plaats van herkomst.
Minimum per kist van 25 flesschen
naar keuze.
Vraagt gratis en franco monsterzen
ding aan onzen hoofdagent:
S.-UOllllDI'i Eprl-lmport Corporation
3e Helmersstraat 27huis, Amsterdam.
voorn
TAFELZILVER
(HANDWERK)
EN
IMITATIE ANTIEK
ZILVERWERK
IN DEN SILVEREN
MOLENBEECKER"
AMSTERDAM
Kalrentnat 32
DEN HAAG
HoogitruX 31
ZE GE P KAAL
EEN VERHAAL UIT AC AM
DOOR Mr. C, A. W1ENECKE
T ~) E oude Minangkabaueï'-Hasan- gala
t-* Radjo Goenoeng had het
asargebed 1) verricht, en zat nu eenzaam te
rooken dp de voortrap van zijn
familiehuis, dat lang en smal als een boot, met
aan weerszij opsprietende dakspitsen,
op hooge palen stond.
De westerzon brandde het idjoeqdak
der woning blinkend wit, met groen
juweeligen rand van mos, en dreef tot
gloeiende vloeiing het purper van den
voorwand, waartusschen gouden lijnen
van snijwerk fonkelend kringden.
Sierspiegeltj'es ingezet op den wand weer
kaatsten fel het zonnelicht.
Maar, als een groote langgevingerde
hand, als dreigende wieken van een
wonderbaarlijken molen lag de
kroonschaduw van een klapperboom donker
over het witgeblakerde dak.
Langs melati-struiken trilde vrouwen
gelach.
Liefelijk danste door de lucht de roep
van een karbauenhoedstertje en er
klonk zacht gelui van koperen klokjes,
wiegelend aan de nekken der log
voortloopende snuivende buffels.
Lang werden de schaduwen der dingen,
vervloeiend bij het dalend licht.
Reeds lagen om de woning in schaduw
de sawah's, bruin, in spiegelend water,
donker gevat in grillige bochten van
dijkjes, en bezet met rijen lichtgroene
stipjes van plantjes, pas gepoot.
Maar boven op het bergpad was 't
nog licht.
En daarlangs schreden, gaande naar
Kota padang, acht vrouwen achter
elkaar in adat-feestkleedij.
Elk droeg op 't hoog gehouden hoofd
de gouden kain, tot een hooge drie
hoekige muts gevouwen, vrij het
bronsbruine gelaat.
Gouden en purperen geweven doeken
plooiden haar allen om de sterke schou
ders en lendenen.
Eenigen hadden op het hoofd ge
vlochten korfjes met zoetigheden voor
het feest dat haar wachtte.
Zij schreden voort, rank en recht de
hooge gestalten, half beschaduwd door
het ijle loof van asemboomen.
Maar elk van haar werd, als zij, de
boomen voorbij, voortschreed, gegrepen
door de vrije stralen der stervende zon,
en omhuld met een wolk van sprenkelend
gloeiend licht, waarin het goud van kains
en slendangs vlamde, als een glorie om
het half bruin, half witblinkend hoofd.
En als statige godinnen schreden zij
allen een oogenblik voort in een rij,
pralend van licht dat scheen te vloeien
uit haar eigen heerlijkheid.
En achtmaal daalde er n flonkerend
af waar het bergpad steil neerslingert,
en verdween achter den rotswand.
De zon was verzonken.
Zwaluwen glipten piepend weg; vleer
muizen fladderden in wemelenden sche
mer. Dichtbij begon een krekel de
kadans van zijn scherp gillend lied.
De oude zat onbewegelijk.
* Vroeger was zijn familie groot ge
weest, maar door ziekten in Tarataq,
zijne in Agan dichtbij Fort de Koek
gelegen nagari 2), waren velen der
huisgenooten bezweken, en hij was over
gebleven als familiehoofd van si Amat,
si Leka en haar zoontje Hoesein, kin
deren en kleinkind van zijn overleden
zuster si Oepiq Pendeq. De
familiesawah's konden zóó niet meer behoorlijk
bewerkt worden gedeeltelijk waren
zij al verpand.
Zonder dochters van si Leka zou het
huis uitsterven. Immers krachtens den
adat wordt de familie voortgezet door
de kinderen harer vrouwelijke leden.
Deze kinderen blijven in het familiehuis
hunner moeder, en staan als kamanakans
onder de macht van haar en hun
panghoeloe (familiehoofd). Deze panghpeloe
woont in hetzelfde groote familiehuis als
de kinderen en is een broer van hun
moeder of is een ander mannelijk fami
lielid in de vrouwelijke lijn. De vader der
kinderen blijft in zijn':eigen familiehuis
wonen, en bezoekt nu,en dan zijn vrouw
in haar familiehuis, vooral 's nachts. Hij
heeft geen gezag over zijn kinderen, 't
geen hij dan ook moeilijk zou kunnen
uitoefenen daar hij in een ander huis
woont dan zij.
Radjo Goenoeng zag den familie
ondergang al .... si Leka was nog
jong .... maar ....
De stilte van den avond werd nauwe
lijks gestoord door voetstappen bij het
erf; een tengere jonge man in de donkere
minangkabausche kleederdracht ver
scheen tusschen de pisangstruiken aan
den ingang. Hij naderde de trap, maar
de oude bleef in gepeinzen zitten; de
bezoeker kuchte, en nu pas zag de
ander hem in het gelaat.
Het was Soetan Bagindo, de man van
si Leka.
Door zijn rankheid, zijn groote oogen,
den grooten regelmatigen neus, den
welgevormden mond en zijn bruingele
huidkleur week hij af van de grover
gebouwde, donkere Agammers. Zijn
familie was afkomstig uit Pajakorboeh.
Soetan Bagindo had al sinds een week
de woning gemeden.
Hij bracht den oude den
gebruikelijken groet door, vooroverbuigend, met
beide handen diens rechterhand te
drukken, en daarna zijn eigen rechter
hand aan het hart te brengen.
Het familiehoofd noodigde zijn be
zoeker de trap op te komen en ging met
hem de lange binnengalerij in, waar zij
op matjes neerhurkten. Na eenig ge
praat over den stand van het gewas
zwegen ze. Eindelijk begon Soetan
Bagindo nauw hoorbaar te spreken:
Gij kent nan Batoeah daar?" en hij
wees met den duim over den schouder
naar het Zuiden.
De ander knikte.
Vervloek hem! Hij heeft schande
gebracht over uw huis".
Ik weet het", zei de oude afwerend.
Welnu, gij kent den adat. Hij moet
sterven. Help mij. Dan zal onze eer
weer opgericht worden uit haar onder
dompeling".
De jonge man had zich half opge
richt en staarde den oude met strakke
oogen aan.
En zacht sprak Radjo Goenoeng,
voor zich uit ziende:
Gelijk de doode in de aarde, zoo
ligt de mensen in den adat.
Eén schande, en n eer heb ik met
mijn kamanakans met al mijne
familieleden die reeds stierven en die
nog volgens Allah's wil het licht zullen
zien.
Groot is onze schande ! .... die man
moet gedood worden".
Hij hief het hoofd met fonkeling in
de oogen, de lippen op elkaar geklemd,
zoodat zijn tandelooze mond tusschen
het doorplooide vel der wangen breed
werd als de kaken van een doodskop.
Maar toen liet hij als machteloos het
hoofd zinken en zuchtte: mijn kracht
is vervallen .... mijn arm zwak als een
molmig koord .... ik kan niet ....
vraag si Amat .... wellicht ...."
De ander hurkte weer neer en sprak
berustend: Ik begrijp het. Ik zal zonder
u strijden, maar wilt gij dan getuige
zijn?"
Het is goed".
Vadertje, mocht ik vallen, bericht
het dan mijn familiehoofd, zeg hem, dat
ik den adat bewaarde en wil mijn
moeder troosten".
De oude knikte. Hij greep de hand
van den jongen man en drukte die. Toen
staarde hij vóór zich op den vloer, waar
allengs een blinkende strook maanlicht,
schuin het raam doorgezakt, smaller en
scherper van omtrek was geworden.
Van de bergen trilde zwak gefluit
van een sawahwaker door den avond.
Waar is si Amat?" vroeg Soetan
Bagindo.
Bij de karbau. Hij zal dadelijk weg
gaan" 3).
De ander liep de huistrap af, en kwam
weldra terug met si Amat, een slordig
gekleeden, zestienjarigen jongeling.
Soetan Bagindo liet hem naast den
panghoeloe neerhurken en begon fluis
terend te spreken van zijn'voornemen ..
als broeder van si Leka", besloot hij,
ben je krachtens den adat verplicht
de wraak te volbrengen .... je bent
jong, doch krachtig".
Maar is die man wel schuldig?"
merkte de jongen schuchter op.
Zijn schuld is.duidelijk als een witte
vogel gevlogen in een bladerlópzen
boom". '
Wrevelig naar den grond ziende zweeg
si Amat. Hij zou niet meedoen dat
stond vast .... hij was bang voor den
sterken nan Batoeah , doch, wat
zou hij zeggen? maar, wat had hij
nog redenen op te geven aan Soetan
Bagindo ! Een blosje van schaamte en
toorn gloorde op zijn bruine wangen;
hij schudde haastig het hoofd met
scheeven, afkeurenden knik, en zei op
staande: Ik ben te jong, dat zegt gij
zelf. Ik doe niet mee".
Het gelaat van Soetan Bagindo werd
vaal, een bitse trek groefde hem om
den mond en scherp flitste het: door
je krachtig te weren zou je in onze
nagari een man genoemd worden".
Wat zou het baten wat vermag
de dageraad tegen den dag?" zei de
jongen.
Denk aan je verplichtingen, laat je
familie niet in schande !" riep de ander,
door half bedwongen toorn luider
sprekende.
Ik ga weg", wrevelig keerde de
jongen zich naar de trap.
Blijf", riep de oude hem toe, en
luister !"
l» Hij kwam met norsch gelaat weer bij
zijn panghoeloe neerhurken.
Soetan Bagindo begreep dat hij alleen
zou moeten strijden.
Hij aanvaardde het. Zijn toorn luwde.
Alle hindernis leek hem weggevallen.
Rustig zei hij:
Je doet dus niet mee; maar, weiger
niet om evenals je panghoeloe getuige
te zijn".
Si Amat keek den oude aan, en, toen
deze knikte, stemde hij toe.
Zij zwegen.
In hun ooren trilde krekelgesjirp in
kadans en draaiende wiegeling; een ge
luid, dat nu krachtig aangolfde. en dan
wegdeinde, alsof de deuren van den
nacht zich afwisselend openden en
sloten. Van verre plonsde dof geroep
van een uil.
Maar eensklaps scheurde geweeklaag
den nacht, 't Was si Leka. Met haar
zuigeling rustend in n van de achter
kamertjes der te groot geworden woning,
had zij de stem van Soetan Bagindo
herkend.
Hartstochtelijk riep ze zijn naam en
smeekte erbarming, naderend met het
kindje in de armen. En het wicht
mengde zijn gekrijt met haren
smartgalm.
De mannen waren opgestaan.
Soetan Bagindo bleef even besluite
loos wachten en keek in het dikke ge
zicht van zijn vrouw, die grof gebouwd,
en kortbeenig als een gans, voor hem
stond te schreeuwen .... Hij wendde
zich af, en liep strak voor zich uit ziende
naar de huistrap, begeleid door zijn twee
aanverwanten. Hij fluisterde hun toe
dat hij den volgenden avond vóór zons
ondergang terug zou komen, groette,
ging de trap af en verwijderde zich.
De beide anderen poogden si Leka en
haar zoontje tot bedaren te brengen en
leidden haar weer in haar kamertje.
Daarna ging si Amat heen.
Radjo Goenoeng legde zich te ruste
in een schuurtje op zijn erf. Hij hoorde
si Leka nog nasnikken in de groote
woning.
Loopende langs smalle wegjes naar
zijn nachtverblijf, een bijgebouwtje van
zijn familiehuis, overdacht Soetan Ba
gindo hoe hij de daad zou volvoeren.
Langs zijn gelaat en kleeding ver
schoten onder het loopen de schaduwen
der deinende boombladeren in het
blanke maanlicht.
Den volgenden avond kwam hij weer
bij Radjo Goenoeng. Deze zat op de
huistrap, naast hem stond si Amat. Zij
gingen hun aanverwant tegemoet en na
de begroeting noemde Soetan Bagindo
hun de plaats waar zij heen zouden
gaan; daarop begaven zij zich allen op
weg.
Soetan Bagindo droeg als knots de