De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 4 december pagina 22

4 december 1926 – pagina 22

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2583 Haute couture. Représent de la haute ~ctrtffitfe Parislenne solde sa superbe collec-; tion d'hlver de modètês de robes' et manteaux des prix «Urisoirs. Exposltion tous les jours de 2 a 4 h. ap. midi ou sur/rendw-vous. M. ANINE, 3e Helmer&traift 27httÏJ/ A M S T E R DAM. -'-4 FEUILLETON: W. J, VOGEL Jr. 2e Jan van der Heijdenstr. 3 b. h. Sarphatipark Telefoon 24747 BEGRAFENISSEN CREMATIE TRANSPORTEN f. G. SAIGNES FILS. NARBONNE (Ande) Frankrijk. Depotefranscfiewijnmerken Minstens 4 jaar oud uitgezochte merken Garantie voor oorsprong en zuiver heid, van f 0.65 tot f 0.95 per flesch, levering franco huis in alle plaatsen van Holland. Gebotteid in de plaats van herkomst. Minimum per kist van 25 flesschen naar keuze. Vraagt gratis en franco monsterzen ding aan onzen hoofdagent: S.-UOllllDI'i Eprl-lmport Corporation 3e Helmersstraat 27huis, Amsterdam. voorn TAFELZILVER (HANDWERK) EN IMITATIE ANTIEK ZILVERWERK IN DEN SILVEREN MOLENBEECKER" AMSTERDAM Kalrentnat 32 DEN HAAG HoogitruX 31 ZE GE P KAAL EEN VERHAAL UIT AC AM DOOR Mr. C, A. W1ENECKE T ~) E oude Minangkabaueï'-Hasan- gala t-* Radjo Goenoeng had het asargebed 1) verricht, en zat nu eenzaam te rooken dp de voortrap van zijn familiehuis, dat lang en smal als een boot, met aan weerszij opsprietende dakspitsen, op hooge palen stond. De westerzon brandde het idjoeqdak der woning blinkend wit, met groen juweeligen rand van mos, en dreef tot gloeiende vloeiing het purper van den voorwand, waartusschen gouden lijnen van snijwerk fonkelend kringden. Sierspiegeltj'es ingezet op den wand weer kaatsten fel het zonnelicht. Maar, als een groote langgevingerde hand, als dreigende wieken van een wonderbaarlijken molen lag de kroonschaduw van een klapperboom donker over het witgeblakerde dak. Langs melati-struiken trilde vrouwen gelach. Liefelijk danste door de lucht de roep van een karbauenhoedstertje en er klonk zacht gelui van koperen klokjes, wiegelend aan de nekken der log voortloopende snuivende buffels. Lang werden de schaduwen der dingen, vervloeiend bij het dalend licht. Reeds lagen om de woning in schaduw de sawah's, bruin, in spiegelend water, donker gevat in grillige bochten van dijkjes, en bezet met rijen lichtgroene stipjes van plantjes, pas gepoot. Maar boven op het bergpad was 't nog licht. En daarlangs schreden, gaande naar Kota padang, acht vrouwen achter elkaar in adat-feestkleedij. Elk droeg op 't hoog gehouden hoofd de gouden kain, tot een hooge drie hoekige muts gevouwen, vrij het bronsbruine gelaat. Gouden en purperen geweven doeken plooiden haar allen om de sterke schou ders en lendenen. Eenigen hadden op het hoofd ge vlochten korfjes met zoetigheden voor het feest dat haar wachtte. Zij schreden voort, rank en recht de hooge gestalten, half beschaduwd door het ijle loof van asemboomen. Maar elk van haar werd, als zij, de boomen voorbij, voortschreed, gegrepen door de vrije stralen der stervende zon, en omhuld met een wolk van sprenkelend gloeiend licht, waarin het goud van kains en slendangs vlamde, als een glorie om het half bruin, half witblinkend hoofd. En als statige godinnen schreden zij allen een oogenblik voort in een rij, pralend van licht dat scheen te vloeien uit haar eigen heerlijkheid. En achtmaal daalde er n flonkerend af waar het bergpad steil neerslingert, en verdween achter den rotswand. De zon was verzonken. Zwaluwen glipten piepend weg; vleer muizen fladderden in wemelenden sche mer. Dichtbij begon een krekel de kadans van zijn scherp gillend lied. De oude zat onbewegelijk. * Vroeger was zijn familie groot ge weest, maar door ziekten in Tarataq, zijne in Agan dichtbij Fort de Koek gelegen nagari 2), waren velen der huisgenooten bezweken, en hij was over gebleven als familiehoofd van si Amat, si Leka en haar zoontje Hoesein, kin deren en kleinkind van zijn overleden zuster si Oepiq Pendeq. De familiesawah's konden zóó niet meer behoorlijk bewerkt worden gedeeltelijk waren zij al verpand. Zonder dochters van si Leka zou het huis uitsterven. Immers krachtens den adat wordt de familie voortgezet door de kinderen harer vrouwelijke leden. Deze kinderen blijven in het familiehuis hunner moeder, en staan als kamanakans onder de macht van haar en hun panghoeloe (familiehoofd). Deze panghpeloe woont in hetzelfde groote familiehuis als de kinderen en is een broer van hun moeder of is een ander mannelijk fami lielid in de vrouwelijke lijn. De vader der kinderen blijft in zijn':eigen familiehuis wonen, en bezoekt nu,en dan zijn vrouw in haar familiehuis, vooral 's nachts. Hij heeft geen gezag over zijn kinderen, 't geen hij dan ook moeilijk zou kunnen uitoefenen daar hij in een ander huis woont dan zij. Radjo Goenoeng zag den familie ondergang al .... si Leka was nog jong .... maar .... De stilte van den avond werd nauwe lijks gestoord door voetstappen bij het erf; een tengere jonge man in de donkere minangkabausche kleederdracht ver scheen tusschen de pisangstruiken aan den ingang. Hij naderde de trap, maar de oude bleef in gepeinzen zitten; de bezoeker kuchte, en nu pas zag de ander hem in het gelaat. Het was Soetan Bagindo, de man van si Leka. Door zijn rankheid, zijn groote oogen, den grooten regelmatigen neus, den welgevormden mond en zijn bruingele huidkleur week hij af van de grover gebouwde, donkere Agammers. Zijn familie was afkomstig uit Pajakorboeh. Soetan Bagindo had al sinds een week de woning gemeden. Hij bracht den oude den gebruikelijken groet door, vooroverbuigend, met beide handen diens rechterhand te drukken, en daarna zijn eigen rechter hand aan het hart te brengen. Het familiehoofd noodigde zijn be zoeker de trap op te komen en ging met hem de lange binnengalerij in, waar zij op matjes neerhurkten. Na eenig ge praat over den stand van het gewas zwegen ze. Eindelijk begon Soetan Bagindo nauw hoorbaar te spreken: Gij kent nan Batoeah daar?" en hij wees met den duim over den schouder naar het Zuiden. De ander knikte. Vervloek hem! Hij heeft schande gebracht over uw huis". Ik weet het", zei de oude afwerend. Welnu, gij kent den adat. Hij moet sterven. Help mij. Dan zal onze eer weer opgericht worden uit haar onder dompeling". De jonge man had zich half opge richt en staarde den oude met strakke oogen aan. En zacht sprak Radjo Goenoeng, voor zich uit ziende: Gelijk de doode in de aarde, zoo ligt de mensen in den adat. Eén schande, en n eer heb ik met mijn kamanakans met al mijne familieleden die reeds stierven en die nog volgens Allah's wil het licht zullen zien. Groot is onze schande ! .... die man moet gedood worden". Hij hief het hoofd met fonkeling in de oogen, de lippen op elkaar geklemd, zoodat zijn tandelooze mond tusschen het doorplooide vel der wangen breed werd als de kaken van een doodskop. Maar toen liet hij als machteloos het hoofd zinken en zuchtte: mijn kracht is vervallen .... mijn arm zwak als een molmig koord .... ik kan niet .... vraag si Amat .... wellicht ...." De ander hurkte weer neer en sprak berustend: Ik begrijp het. Ik zal zonder u strijden, maar wilt gij dan getuige zijn?" Het is goed". Vadertje, mocht ik vallen, bericht het dan mijn familiehoofd, zeg hem, dat ik den adat bewaarde en wil mijn moeder troosten". De oude knikte. Hij greep de hand van den jongen man en drukte die. Toen staarde hij vóór zich op den vloer, waar allengs een blinkende strook maanlicht, schuin het raam doorgezakt, smaller en scherper van omtrek was geworden. Van de bergen trilde zwak gefluit van een sawahwaker door den avond. Waar is si Amat?" vroeg Soetan Bagindo. Bij de karbau. Hij zal dadelijk weg gaan" 3). De ander liep de huistrap af, en kwam weldra terug met si Amat, een slordig gekleeden, zestienjarigen jongeling. Soetan Bagindo liet hem naast den panghoeloe neerhurken en begon fluis terend te spreken van zijn'voornemen .. als broeder van si Leka", besloot hij, ben je krachtens den adat verplicht de wraak te volbrengen .... je bent jong, doch krachtig". Maar is die man wel schuldig?" merkte de jongen schuchter op. Zijn schuld is.duidelijk als een witte vogel gevlogen in een bladerlópzen boom". ' Wrevelig naar den grond ziende zweeg si Amat. Hij zou niet meedoen dat stond vast .... hij was bang voor den sterken nan Batoeah , doch, wat zou hij zeggen? maar, wat had hij nog redenen op te geven aan Soetan Bagindo ! Een blosje van schaamte en toorn gloorde op zijn bruine wangen; hij schudde haastig het hoofd met scheeven, afkeurenden knik, en zei op staande: Ik ben te jong, dat zegt gij zelf. Ik doe niet mee". Het gelaat van Soetan Bagindo werd vaal, een bitse trek groefde hem om den mond en scherp flitste het: door je krachtig te weren zou je in onze nagari een man genoemd worden". Wat zou het baten wat vermag de dageraad tegen den dag?" zei de jongen. Denk aan je verplichtingen, laat je familie niet in schande !" riep de ander, door half bedwongen toorn luider sprekende. Ik ga weg", wrevelig keerde de jongen zich naar de trap. Blijf", riep de oude hem toe, en luister !" l» Hij kwam met norsch gelaat weer bij zijn panghoeloe neerhurken. Soetan Bagindo begreep dat hij alleen zou moeten strijden. Hij aanvaardde het. Zijn toorn luwde. Alle hindernis leek hem weggevallen. Rustig zei hij: Je doet dus niet mee; maar, weiger niet om evenals je panghoeloe getuige te zijn". Si Amat keek den oude aan, en, toen deze knikte, stemde hij toe. Zij zwegen. In hun ooren trilde krekelgesjirp in kadans en draaiende wiegeling; een ge luid, dat nu krachtig aangolfde. en dan wegdeinde, alsof de deuren van den nacht zich afwisselend openden en sloten. Van verre plonsde dof geroep van een uil. Maar eensklaps scheurde geweeklaag den nacht, 't Was si Leka. Met haar zuigeling rustend in n van de achter kamertjes der te groot geworden woning, had zij de stem van Soetan Bagindo herkend. Hartstochtelijk riep ze zijn naam en smeekte erbarming, naderend met het kindje in de armen. En het wicht mengde zijn gekrijt met haren smartgalm. De mannen waren opgestaan. Soetan Bagindo bleef even besluite loos wachten en keek in het dikke ge zicht van zijn vrouw, die grof gebouwd, en kortbeenig als een gans, voor hem stond te schreeuwen .... Hij wendde zich af, en liep strak voor zich uit ziende naar de huistrap, begeleid door zijn twee aanverwanten. Hij fluisterde hun toe dat hij den volgenden avond vóór zons ondergang terug zou komen, groette, ging de trap af en verwijderde zich. De beide anderen poogden si Leka en haar zoontje tot bedaren te brengen en leidden haar weer in haar kamertje. Daarna ging si Amat heen. Radjo Goenoeng legde zich te ruste in een schuurtje op zijn erf. Hij hoorde si Leka nog nasnikken in de groote woning. Loopende langs smalle wegjes naar zijn nachtverblijf, een bijgebouwtje van zijn familiehuis, overdacht Soetan Ba gindo hoe hij de daad zou volvoeren. Langs zijn gelaat en kleeding ver schoten onder het loopen de schaduwen der deinende boombladeren in het blanke maanlicht. Den volgenden avond kwam hij weer bij Radjo Goenoeng. Deze zat op de huistrap, naast hem stond si Amat. Zij gingen hun aanverwant tegemoet en na de begroeting noemde Soetan Bagindo hun de plaats waar zij heen zouden gaan; daarop begaven zij zich allen op weg. Soetan Bagindo droeg als knots de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl