Historisch Archief 1877-1940
Nö. 2583
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
23
harde nerf van een groot palmblad.
Zij. liepen achter elkander een smal
bergpad op, en kwamen na eenige
minuten in een dal, waar de Merapi en
. Slnggalang, vereenigd door het gebogen
'?zadel", driehoekig, bruinen groen den
flauwblauwen hemel schakeerden.
De zon was al onder, maar hoog
zweefde schitterwit nog een gier langs
den hemel.
De Singgalang begon te gloeien met
rossen gloed, alsóf hij van binnen uit
lichtte.
Allengs verbleekte dat schijnsel.
Het licht, dat nog even, blank als
water, stond onder den westerhemel,
brak en verschemerde.
De avondster fonkelde aan het donzig
hemelblauw. In het zuiden tintelde al
het sterrenkruis.
Nu schreden de mannen bergop tot
een grooten koebangboom, waar de weg
weer daalde naar het zuiden.
Soetan Bagindo stond stil, tuurde
voor zich uit en hurkte neer bij den
stam. Ook zijn metgezellen hurkten
neer.
Zwijgend wachtten zij. Nu en dan
richtte Soetarf Bagindo zich op om uit
te kijken.
Intusschen had nan Batoeah het huis
van zijn moeder si Siti verlaten om te
gaan slapen bij zijn jonge vrouw si
Djaliah die eenige palen noordelijk
woonde.
Hij ging langs een pad bij den stellen
wand van den Ngarei, den wijden feilen
afgrond, meer dan een uur gaans lang,
en half zoo breed, waarin de plaats
Fort de Koek geleidelijk wegbrokkelt,
en door de rivier die zich op den bodem
kronkelt wordt weggespoeld.
Hij ging langs de plek, waar de
Duizendtrappen" meer dan honderd
vaam in het dal van dien afgrond steil
neerwentelen.
Wijd zeeg het ijle maanlicht als in
een toovermeer in de ontvangende
diepten van den Ngarei, waarvan de
wreedheid, die er 's daags kan heerschen,
geheel was verbroken.
De wouden, die tusschen geelwitte
loodrechte steilten van het
opengegruizeld tufsteen zwaar neerhangen over
den rand van den afgrond tot den
bodem, daar waar de wand schuin is
afgebrokkeld, leken, omplast van het
wijde, trillende licht, vreemde waterge
wassen in een sproke.
De sawah's op den bodem van den
Ngarei waren niet, als de rijstvelden
van Radjo Ooenoeng, pas beplant, maar
gelijk de gouden schat op den bodem
van een heilig meer der sage, praalde al,
prachtig in de vloeiing der maanstralen,
haar gele halmen-rijkdom. ?
Dichtbij den rand was een jonge
klapperboom opgegroe d, ver van zee
en van vlakte, en dus niet hoog.
Overdag had die boom slechts vorm
en kleur en wat schoonheid wellicht,
maar nu, in .de lichtende rust van den
avond, leek het of hij blinkend opzag
naar den hemel.
Met lenigen pas liep nan Batoeah
voort onder tintelende sterren, in den
avond vol geuren van rijpende gele rijst
velden, van melati, van kemoening en
van rozen.
Bij een hoog tweehoornig rijsthuisje,
met roode wanden goud en zwart
dooraderd, waarnaast een breede water
straal uit een sawah neerklaterde, was
een vrouw bezig met het
maghribgebed 4).
p. Zij lag op de knieën, het voorhoofd
ter aarde. .En rank rees zij op tot de
staande gebedshouding, terwijl het licht
van de maan blinkend golfde langs haar
van hoofd en schouders tot den grond
neerplooienden witten mantel.
Zij stond onbewegelijk, a's een jonge
pralende nymphegestalte; slechts het
lijnig, bronzen gelaat verried haren
ouderdom.
De sawah's begonnen te gloren als
licht goud.
* De oranjevacht van een tijgerkat, met
bruine kringen omzet, fonkelde
juweelig tusschen rotsblokken, waar hij
krijschend zijn wijfje najoeg.
Nan Batoeah lette niet op de schoon
heid om zich. Zelf deel van de natuur
gevoelde hij haar vooral onbewust, zoo
als zij hem onbewust in zich opnam.
Hij kwam nu bij den heuvelrug,
zoodat zijn vijand hem gewaar werd.
Maar zonder erg liep hij voort, hoog
het hoofd met den grooten hoofddoek,
wiegelend het forsche soepele lijf.
Hij dacht aan de lieftallige si Djaliah,
sinds enkele dagen zijn vrouw.
Soetan Bagindo, opgestaan, zette
zich schrap. Onbewegelijk wachtte hij
zijn vijand.
Toen deze tot zes pas genaderd was,
deed de ander een schrede vooruit en
riep:
Zijt gij nan Batoeah?" en die, zijn
tegenstander herkennend, bleef staan en
schreeuwde: Ja".
Soetan Bagindo greep zijn knots vast,
boog het lichaam naar voren en riep
nog eens: zijt gij nan Batoeah?" en
die schreeuwde weer, uitdagend: Ja".
Toen stormde Soetan Bagindo, zijn
wapen heffend, vooruit en sloeg hevig
naar het voorhoofd onder den pronkend
hoogen hoofddoek.
Maar de ander sprong snel op zij, trok
zijn houtsnijmes uit den gordel, en
haalde het zijn vijand fel door de lende,
zoodat het kromme lemmet hem vlijmde
door vleesch en ingewand.
Lever en middenrif werden door
sneden, en, ter aarde zijgend, strekte
Soetan Bagindo zich in den dood.
Zwaar vloot het bloed hem uit de
wonde; het omgaf hem als een purperen
mantel.
De maan rees pralend omhoog,
gloorde over het stille lichaam, deed de
wijd open oogen schitteren, maakte het
gelaat blinkend.
De aarde droeg hem door den
onmetelijken nacht.
Een lach plooide hem om den open
mond.
Si Amat en Radjo Goenoeng vloden,
en ook nan Batoeah, ontzet over zijn
daad, als over het uitbarsten van vul
kanen, snelde terug naar het huis van
zijn moeder.
Een roode vlinder vloog op van den
doode, en verdween in het maanlicht.
Naschrift.
Ik heb van bovenstaand verhaal
grootendeels kennis gekregen door een
rechtzaak. Nan Batoeah werd n.l. door
het bestuur vervolgd en door schrijver
dezes, destijds voorzitter van den
landraad te Fort de Koek, naar de terecht
zitting dier rechtbank verwezen.
Bij vonnis van 23 Mei 1911 werd hij
ontslagen van alle rechtsvervolging, om
dat hij uit noodweer had gedood.
Dit vonnis werd door den Raad van
Justitie te Padang bekrachtigd.
Het verhaal heeft de gebleken feiten
als grondslag. Hier en daar heb ik mij
enkele wijzigingen, ook wat plaatsen
en toestanden betreft, veroorloofd. Zoo
is b.v. door de goede zorgen van het
Binnenlandsch Bestuur reeds lang in
Agam een einde gemaakt aan de ver
schillende tijden van beplanten der rijst
velden, afhankelijk van verschillen in
bijgeloovigheden", waarvan weliswaar
niemand de onjuistheid bewijzen kan,
maar die toch in strijd zijn in het alge
meen met hetgeen de landbouwweten
schap leert, n.l. om te planten in den
tijd die, wat neerslag en andere natuur
lijke omstandigheden betreft, daartoe
het gunstigst is; dus in n streek in
denzelfden tijd.
Dit geschiedde reeds ten tijde dat
mijn verhaal speelt, maar ik heb het
oude gebruik nog laten blijven, om zoo
veel mogelijk de locale kleur te bewaren.
Ik hoop dat kenners van het mooie
Minangkabausche land en volk mij,
mocht het hun gebeuren dat zij deze
schets lezen, mogelijke leemten of afwij
kingen wel zullen willen vergeven.
l"
U
l) Moslimsch gebed vóór zonsondergang.
2) Minangkabausche uitspraak van:
negert.
3) Volgens den minangkabauschen adat
mogen de mannen niet in hun eigen
familiehuis den nacht doorbrengen, als zij
daar vrouwelijke familieleden hebben; zij
verlaten dat huis 's avonds om, in de
bijgebouwen in bedehuis/es of in de
familiehuizen hunner vrouwen te gaan slapen.
De vrouwelijke familieleden die 's nachts
allen in hare familiehuizen blijven, ont
vangen daar als ze gehuwd zijn hare
echtgenooten.
4) Het moslimsch gebed kort na
zonson dergang.
~ In den Winter »»..«. De Zomer in Uw kuis ~
MET HET NIEUWE SYSTEEM
CENTRALE VERWARMING
SIERLIJKE RADIATOREN - DE KACHEL EEN VULKACHEL
Vele honderden referenties .-..-Vraagt onze brochure
HERINGA & WUTHRICH
HAARLEM TELEF. 11966
Voor den Haag: C. OLDENBURG Jr., RIJSWIJK - Tel. den Haag R. 410
? 11 ^?^?-?m 11 ?
Complete Badkamer
van af f 285.?.
Prima drukautomaat, Bad, Kranen, Bidet,
Waschtafel met marmer en spiegel.
G, J, DE KONING 6 ZOON
Keizersgracht 447, A'dam
Voor alle doeleinden
N.V
Oiem.Kunstinrictiting
DirKScimabei
Amsterdam.
DE GROENE AMSTERDAMMER
Weekblad voor Nederland
kost slechts f3.- per kwartaal of f
10.
per jaar bij vooruitbetaling
W. L. E T Z E R
LAREN
(GOOI)
Hoekhuis Brink naast Hotel Hamdorff
Telefoon 325
FIJNE VLEESCHWAREN
COMESTIBLES SCHOTELS
VOOR LUNCH
DINER SOUPER
Uitzending van Diners zeer billijk
en smakelijk.
VERSCHENEN:
VOOR ALTIJD BEZIGE
KINDERHANDEN
JEen reeks van zelf te maken speelgoed en
handwerk j es voor kinderen, bijeengebracht
door
E L S A BES KO W
en
ANNA WARBURG
Voor Nederland bewerkt door S. E. VERRIJN STUART
Prijs gecartonneerd f l .90
Uitgave van VAN HÓLKEMA & WARENDORF's
Uitgevers-Maatschappij Amsterdam