Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD YOQR NEDERLAND
HET
PRO.fi. VISSCHER CONTRA
' VERDRAG
: COLIJN
Teeketting voor de Groene Amsterdammer" door Joh. Braakcnsick
?A.: i:'.:-! ' JïlG.iïv y 'M '">
DUS TEGEÏ^
. Oftttériéf aan Prof. Dr. H. Visschir
Geachte Collega,: ,'
T7.E hoog.. waardeer ik de betrekkingen, welke on$
?*? in vroeger jaren als ambtgenooten verbonden ;
te zeer betreur ik de zeldzaamheid en vluchtigheid
van latere ontmoetingen, om niet de onverwachte
gelegenheid aan te grijpen tot eene korte openbare
gedachtenwisseling.
In de Groene" beweert gij, met beroep op art. 17,
dat het beginsel-program der A.R.-partij verzet vor
dert tegen het Ned. Belg. verdrag, omdat het de
kracht tot handhaving onzer zelfstandigheid" o. a.
zoekt in de versterking van het internationaal
rechtsbesef", terwijl naar uw oordeel aan dit verdrag
de rechtsbasis ontbreekt". Ik denk er niet aan, uw
betoog op den voet te volgen, noch den inhoud van
het verdrag wederom te verdedigen; doch ik acht
mij verplicht en bevoegd nadrukkelijk te protesteeren
tegen uwe bewering, dat het verdrag een rechtsgrond
mist. Een theoloog van karakter als gij, zal het den
jurist, die eveneens karakter bovenaan stelt, niet
euvel duiden, dat hij hiertegen kbrt en krachtig op
komt.
Het internationaal recht, doorgaans volkenrecht
genoemd, rust op den tweeledigen grondslag van oogen
schijnlijk tegenstrijdige, maar inderdaad gelijkwaar
dige en daarom tot verzoening en verbinding bestemde
factoren: het nationaal belang van eigen vaderland
en het gemeenschappelijk belang der
statensamenleving. Volkenrecht en -rechtswetenschap leeren eene
langzaam voortschrijdende ontwikkeling van een
zuiver nationaal eigenbelang tot een steeds ruimer
gemeenschapsbelang.
De tred dezer ontplooiing is doorgaans traag en telt
zelfs bij eeuwen, maar heeft zich sedert den aanvang
dezer eeuw schier ongelooflijk versneld en na den
wereldoorlog eene verbijsterende vlucht genomen
in mijn oog eene onder de ondoorgrondelijke leiding
van den Almachtige rijpende, doch maar al te vaak
miskende en versmade vrucht van de ontzettende
ramp door den oorlog ontketend.
Intusschen is de verzoening van twee tegenover
gestelde krachten, verpersoonlijkt door staten, niet
minder moeilijk dan die van de egoïstische en al
truïstische elementen in bijna elkmenschelijkgemoed.
Het ontwikkelingsproces leidt, bij elke botsing, nu
eens tot hevige uitbarstingen, dan weder tot netelige
en langdurige onderhandelingen.
De geschiedenis der laatste 20 jaren van Europa
bewijst djt overtuigend. Hét zou geen moeite kosten
hiervan overvloedige en treffende voorbeelden aan
te halen: vóór, gedurende en na den wereldoorlog.
Altijd vordert de oplossing van een conflict, uit de
botsing van tegenstrijdige krachten ontstaan, meer of
minder zware offers: in geld of goed, gebied, macht,
aanzien, enz. De wereldgeschiedenis leert met onaan
tastbare duidelijkheid, dat elke stap op de baan der
wereldorde gepaard gaat met velerlei offers, waaronder
ook slachtoffers, als onvermijdelijke
ontwikkelingsvejschijnsejen. Ook dit verdrag, ontstaan uit een stre
ven naar internationale toenadering en samenwerking,
vordert van NederlancL zware offers, volgens veler
oordeel al te zwaar.
Hoe dit ook zij, het doet hier niets ter zake. Mij is
het alleen te doen om met al den ernst en kracht,
waarover ik nog beschikken kan, te waarschuwen
tegen de voorstelling, alsof de ontwerpers en voor
standers van het verdrag geen rechtsgrond onder de
AAN DE INZENDERS
Alle voor liet redactioneele gedeelte
bestemde inzendingen moeten
worden geadresseerd
AAN HET SECRETARIAAT DER
REDACTIE VAN
DE GROENE AMSTERDAMMER"
KEIZERSGRACHT 333
AMSTERDAM,
zonder vermelding van persoonsnamen.
De geschiktste omvang van artikelen
bedraagt ten Hoogste 1800 woorden.
Indien de bijdrage voor iUustreering
met foto's in aanmerking komt, gelieve
de inzender, zoo mogelijk, de foto's
die niet reeds in andere week- of dag
bladen mogen zijn gereproduceerd ~
tegelijk met net artikel in te zenden.
De copv moet in machinescbrift zijn
geschreven, terwijl slechts n zijde
van het papier mag zijn gebruikt.
WAT MAKEN JELUI ME?"
voeten hadden, omdat zij de tegenover elkander
staande aanspraken en belangen anders schatten dan
de tegenstanders en mitsdien op een ander peil het
evenwicht in de weegschaal van Themis zoeken en
vinden. De toekomst zal hun recht doen wederva
ren. Zulk een verwijt of vermoeden is uwer onwaar
dig, benevelt veler oordeel en is van zulk een man
onduldbaar voor uwen oud-ambtgenoot
J. DE LOUTER
Zeergeachte Collega.
Hoe zeer ik U hoogacht, is U bekend. De sympathie,
die ons als ambtgenooten verbond, is tot heden
onverzwakt gebleven. Moge het verschil in beschouwm
en waardeering van dit tractaat geen aanleiding
worden tot een daling van den thermometer onzer
vriendschappelijke gevoelens. Trouwens dit behoeft
geenszins het geval te zijn.
Wat nu uw schrijven aangaat, meen ik U te moeten
opmerken, dat het eigenlijk niet aan het juiste adres
is gericht. Op blz. 296 der Handelingen (2 Nov. 1926)
kunt U lezen, dat de heer Heemskerk heeft gezegd in
verband met den samenhang tusschen dit traetaat
en de onderhandelingen in 1919: De concessies,
die wij moesten doen, moesten wij niet doen als
compensaties voor de afwijzing van onrechtmatige
eisenen, want die eisenen waren in zichzelf onrecht
matig. Er was geen enkele rechtsbasis, waarop zich
kon steunen het ons medesleepen in eene militaire
combinatie, de afstand onzer souvereiniteit over de
Wester-Schelde of de afstand van grondgebied."
Hier is dus duidelijk, dat in deze beschouwing de
eischen van 1919 geen rechtsbasis hebben. In de
plaats van deze eischen zijn nu getreden de econo
mische eischen van dit tractaat. Het wil mij voor
komen, dat deze economische eischen de kern vormen
van hetgeen Belgiëbedoelde met zijn eischen in 1919.
Het ging natuurlijk niet om eenige duizenden Hol
landers, die tegen hun zin Belgen moesten worden,
maar om België's economische expansie. Als nu de
eischen in 1919 zonder rechtsbasis waren, dan geldt
dit van deze economische eischen, die er de blijvende
kern van vormen, eveneens. Er is geen rechtsbasis
voor.
Daarom is het zeer begrijpelijk, dat er nadruk op
gelegd is, dat wij vooral moeten begrijpen, dat het
geen do ut des" tractaat is. Het is dus geen gewoon
tractaat. Het heeft geen gewone basis. Er moet er
eene voor gezocht worden. De heer Heemskerk vond
die (blz. 440 der Handel. 10 Nov. 1926) in de naasten
liefde, die hij metamorphoseerde in een rechtsbe
ginsel, dat de uitoefening van de souvereiniteit in
het internationale leven moet beheerschen". Hij zelf
stelt dit als een novum voor. Maar uit de nadere
toelichting blijkt, dat dit heel geen erkend rechts
beginsel is. Immers, de heer Heemskerk voegt er aan
toe: Ik zal niet beweren, dat Belgiëzich bij de be
handeling van dit tractaat op deze hoogte verheven
heeft; ik zal ook niet beweren, dat wij er op dit
oogenblik op kunnen rekenen, dat andere Staten univer
seel dit juiste rechtsbeginsel in praktijk brengen."
Nu meen ik dat dit juist het karakter is van een
rechtsbeginsel, dat het door de Staten als recht
erkend en toegepast wordt. Er is nu eenmaal wel te
onderscheiden tusschen de zedewet en het recht.
Het blijkt dus dat de volkerengemeenschap nog niet
zoover in hare rechtsbeginselen is ontwikkeld. Zeer
idealistische internationalisten, bekende beoefenaren
van het volkenrecht als Gij, hooggeachte ambtgenoot,
willen nu gaarne die ontwikkeling snel doen voort
schrijden. En aan dit ideaal al vast een deel van
Nederland's erfgoed ten offer brengen. Ik kan dit
begrijpen. Maar ik hoop, dat U ook zult begrijpen,
dat ik als Calvinist wat minder idealistisch aangelegd
ben en de nuchtere vraag bij mij voel opkomen, of
wij ook van de naastenliefde van anderen iets mogen
hopen, als b.v. het welvaartspeil der natie daalt.
En omdat ik. hoewel ik de naastenliefde als Gods
gebod hoog stel, toch ook weet, dat de
menschenwereld zoo arm is aan naastenliefde, meen ik dat het
voorshands eisen is van de liefde, die Jezus ons ge
predikt heeft, namelijk dat wij onzen naaste zullen
liefhebben als ons zelven en dus niet meer dan ons
zelven, ons te vergewissen, dat wij door dit novum
als rechtsbeginsel ons nageslacht niet de bestaans
voorwaarden onttrekken door nu al vast eene naasten
liefde in toepassing te brengen, die ons heden ten
dage nog niets kost.
Ik wensch er daarom niet aan mee te werken ons
volk tot proefkonijn te maken voor deze nieuwe
rechtsbeginselen, die nog in het geheel, volgens de
woorden van Mr. Heemskerk zelven, geen internatio
nale rechtsbeginselen zijn.
Zie hier, zeer geachte Collega, wat ik meen tj te
moeten antwoorden op Uw open brief, terwijl ik
bovendien gaarne van de gelegenheid gebruik maak,
mij zoo welwillend door de. Redactie van dit blad
door de inzage verstrekt, om U op deze tusschen ons
geheel ongewone wijze mijne hartelijke groeten te
doen toekomen.
U
H. VISSCHER
Huis ter Heide, l Dec. 1926.
ONVERSCHIETBARE
BEAVËRTEEN
EEN ZEER ZWARE EN STERKE
GORDIJN- EN BEKLEEDSTOF ALS
SUEDE LEER, 70 BR. PER MTR.
NIET TE VOEREN
DEN HAAG
.20
AMSTERDAM ? ROTTERDAM
10MEM