Historisch Archief 1877-1940
No. 2584
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19
GESCHIEDENIS DES VADERLANDS
ACHTTIENDE EN LAATSTE ZANG, I
DE AFSTAND VAN KAREL V TE BRUSSEL, 25 OCTOBER 1555
Mijn ziel, eens afgesolt op d'ongestuime baren,
Der weerelt, na verloop van vijf en vijftig jaren,
Verlangt, als 't moede schip, naer een gewenschte kust
Van veiligheid, en loopt de haven van de rust
' Met volle zeilen in.
Vondel
Gebogen door den last van vijf-en-vijftig jaren,
Van zenuwslopend werk vol zorgen en gevaren,
En in zijn levensideaal teleurgesteld,
Gevoelde Karel zich als een geslagen held.
Zijn levensideaal: een wereldrijk te vormen,
Met Rome's Cathedraal als schutse tegen stormen
Bourgondiëverloren Frankrijk groot en sterk
Half Duitschland schier afvallig van de Moederkerk
Zijn ziel was zwaar gewond. Maar 't lichaam leed niet minder,
Zijn kwalen deden hem pndragelijken hinder,
Vervallen, vroeg vergrijsd, verouderd vóór zijn tijd,
Besloot hij heen te gaan, vol smart en bitterheid,
Het klooster van St. Yust, in 't zonnig zoele Spanje,
Zou thans de toevlucht zijn van Caesar Karlemanje;
Daar wilde hij aan 't einde van zijn levensreis
Verwijlen, ongestoord, in rust en vroom gepeis.
Maar toch, aleer zich van de waereld af te keeren,
Moest hij zijn abdicatie statig celebreeren.
Hierboven roemd' ik Karel's regisseertalent,
Bij 't tragisch-comisch Spel De tuchtiging van Gent",
Thans wachtte het publiek een grootschere vertooning:
Treurspel in n tafreel: Eens Keizers Zelf-onttroning."
De schouwburg was 't paleis te Brussel. d'Eerezaal,
Voor die gelegenheid versierd met pracht en praal
Van kostbare tapijten, dekkend vloer en wanden,
Getooid met vlag en vaan en plant en bloemguirlanden,
Scheen een geschikt tooneel. De groote dag is daar.
De zaal is vast gevuld. Aanschouwen wij de schaar.
Daar zien wij dan vooreerst de Algemeene Staten,
In tabbaard en baret de hooge magistraten,
Gezanten van 't gewest, als Vlaming, Zeeuw en Fries,
En, naast den troon, de ridders van het Gulden Vlies.
Al verder, in hun pittoreske ambtsgewaden,
De leiders en de leden van de groote Raden,
Voorts, wat men heden noemt de militaire macht,"
Boogschutters, enzoovoort, in bonte kleederdracht.
Daar, in die menigte, bespeuren wij zoovelen,
Die in het Drama straks hun rollen zullen spelen:
Als Viglius van Zwychem, Antoon Perrenot,
Van Berlaymont, Van Aremberg, van Brederoo,
Voorts Egmont, Hoorne, Bergen, Montigny, van Megen
Wat al bekende klanken klinken ons hier tegen !
Men beidt in spanning. Hoor, daar gaat een zachte bel,
En langzaam opent zich de deur van de kapel.
Hij komt. Hij strompelt binnen, d'eens zoo koene krijger.
Zijn hand rust op den schouder van den Grooten Zwijger,
Zijn gunsteling. O, ironie van 't lot, voorwaar:
Oranje en Philips, thans als broeders bij elkaar !
Want Philips sloot den stoet. Maria toch, zijn tante,
Schrijdt voor. Ook zij zal afstand doen, als Goevernante.
't Publiek is op het sein eerbiedig opgestaan.
De keizer neemt het woord. De fok op. Hij vangt aan.
Het is," zoo leest hij voor, thans veertig jaar geleden,
Dat ik als zwakke knaap mijn eerste, wankle schreden
Moest zetten op den weg, die, doornig, steil en hard,
Zou leiden door een land van Kommer, Zorg en Smart.
Sinds heb ik, onvermoeid, op onderscheiden tochten,
In streken die, vóór mij, geen vorsten ooit bezochten,
Met roem het zwaard gevoerd, de zegevaan geplant,
En toefde daardoor schaars in mijn geliefde land;
Maar 't schonk mij grooter kracht en 't stemde mij geruster,
Dat gij als Hoedster hadt mijn hooggeschatte zuster.
Zij heeft, door plichtsbesef en godsvrucht aangevuurd,
Mijn land voorbeeldiglijk" Maria boog bestuurd".
Hij zei maar niet, door wie, in meenge zware bede,
Die glorie was betaald; dat hoort niet in zoo'n rede.
Ook de manier-waaróp was algemeen bekend;
Wie 't mocht vergeten zijn vlak in de buurt lag Gent.
Ik heb," ging Karel voort, mijn zorgen moeten dragen
Met smart en tegenzin, al wild' ik nimmer klagen,
En somber stemt het mij, nu 't uur van scheiden slaat,
Dat ik u niet in rust en voorspoed achterlaat.
Mijn moeder, krank van geest, kon nooit mijn steun ontberen,
Mijn zoon, schoon krachtig, was te jong om te regeeren,
Had niet dit dubbel blok mij in den weg gestaan,
Dan had ik al veel eerder dezen stap gedaan.
Thans mag ik mij van 't knellend harrenas ontgorden:
Mijn moeder leeft niet meer, mijn kind is man geworden.
Ik bid dat God hem grooter kracht dan mij verleen'!
Gods antwoord wachtend, ga ik vol vertrouwen heen.
Gaf ik u ooit iets goeds, thans kunt ge mij beloonen,
Door aan mijn zoon dezelfde liefde te betoonen,
Dezelfde plichtsbetrachting en aanhanklijkheid,
Waarmee ge mij gesteund hebt in mijn zwaren strijd.
Bewaart de Eenheid, die ik u, door God, mocht brengen,
Wilt onrecht, opstand, twist, noch ketterij genengen.
Wanneer ik heb misdreven, heb ik mij vergist,
't Was uit onwetendheid, en zonder erg of list.
Vergeeft mij, en vaart wel, geliefde onderdanen !"
Hij zweeg, en zijn gehoor smolt weg in heete tranen.
Daarna zei Philips wat. Maria ook. 't Refrein
Kwam op hetzelfde neer. Hernieuwd geween.
Gordijn
CHARIVARIUS
van de machtige rivier, die hier (en dat is vreemd ge
noeg) de oeverbewoners niet heeft vermogen aan te
zetten tot nobele sier in hun bouwwerken. Overigens,
zwier is hier te vinden, maar uitsluitend op de rivier.
Breed en machtig is hier de Merwestroom, draagster
van geweldige duitsche kasten en duitsche sleepers,
en toch hier en daar, gansch buiten haar algemeen
beeld om, heel fijntjes, vooral aan de rietboorden.
We zijn langs een overjaars biezenzwet gekomen,
even voor de Steenenhoeksche Sluis, en dat was in de
felle zon een wondermooi gebrand-zilveren vlak
tegen de blonde rivier aan. Somber zal dit
zwartgrijze zwet wel in winterdagen zijn; nu, geadeld door
het heerschende licht, is het van een geheimzinnige
pracht geworden, die onvergelijkbaar is. Trouwens
onder alle luchten zal dit doode zwarte biezenzwet
schoon zijn; ge kunt er een tocht op wagen, in elk
seizoen.
En zie, dichter op Giessendam aan, wordt
hetlandsbeeld rijker. Langs den dijk staan de spaanderruiters,
met hun schelven bestaande uit bussels teenslijpsel
uit de hoepmakerijen. Deze rijshoutspaanders geuren
zoet en ze zijn ook al van zilver in dit hooge
zomerlicht. Maar heel anders, veel blijder dan dat biezen
zwet. De zilveren gloed dezer spaanderruiters is
lichtflitsend, fonkelend en blond. Ze doen wat den
ken aan topgeveltjes in den vorm, Hollandsche huisjes
die verzilverd zijn. En buitendijks liggen de bedrijven,
waar al die spaanders het afvalproduct van zijn. Uit
gestrekte hoepmakerijen, echt nationale werkplaatsen
en kanjers van rietbedrijven, de oorden waar het
blonde rieten hoevedak ontstaat.
En daar ineens: een verrassing voor het oog, daar is
B(H)TMOTOREN MOTORBOOTEN
Bingham & Lugt - Slepersvest l <? Rotterdam
dat kanaal van Steenenhoek weerom; hier staat het
op de Merwe, en hier, aan de Steenenhoeksche Sluis,
ligt even landwaarts het wonderlijkste stoomgemaal
van Holland. Als ik zou zeggen, het schoonste gemaal,
dan zou dat een erkenning zijn van onze volslagen archi
tectonische onmacht, ten opzichte van den bouw van
stoomgemalen. Want eerlijk gezegd, bouwkundig
is 't een klungel, een heusch klungel, en dat waren
ze voor wat jaren terug trouwens allemaal. Maar toch
is 't een wonderlijk dink, dit sterke stoomgemaal
met de zes hooge schepraderen. 't Is natuurlijk voor
namelijk het typische dat ons trekt, al juist als bij
verreweg de meeste watermolens. En voor het typi
sche moeten we ons hoeden, we overzien er zoo licht
door, dat het schoone ontbreekt, alhoewel natuurlijk
niet alle dingen die typisch zijn, schoonheid ontberen.
Hier heeft de ontwerper, die molens heeft verjaagd,
een prachtige kans gehad om andere schoonheid van
nieuwe orde te stellen. Een breed, imponeerend wa
ter, een vorstelijke hooge [voorboezem, schitterende
gelegenheid aldus om een kei van een
bemalingswerktuig te zetten, geld, noodzaak, alle goede aanlei
dingen compleet en de verslagen sierlijke molens
zullen zich nochtans kunnen beklagen, de vervanger
bleef, wat sier betreft, in gebreke. En hier was dat
niet noodig geweest. Ja, ik ben er van overtuigd, dat
als er wér zoo'n machtig werk in Holland zal worden
opgetrokken, de ingenieurs niet alleen naar het
perfectste op 't gebied der waterverzwelging, maar ook
naar het aesthetisch perfectste zullen streven. En als
er, per gelukkig abuis, eens een bom valt op het nu
slechts typische gemaal van Steenenbroek, dan ne
men we eindelijk revanche op de meulentjes, die wél
sierlijk waren, en we herbouwen het, in imponeeren
der vorm. Want dat het, zoo argeloos weg, toch al
typisch kon worden, 't is uiteindelijk maar een
magere troost. Het laatste wat wij vernamen geeft
hoop: het gemaal moet inderdaad geheel worden
herbouwd; de schoonheid krijgt een goede kans.
En we wenden ons af, naar nieuw oogenschoon.
Want even onder de sluis, daar is de aanlegplaats
Neder-Hardinxveld van de raderbooten. De meeste
steigers gelijken elkaar, als steigers, maar dit
steiger is ongemeenj en bovendien rank en sierlijk. Om
tusschen de kribben uit te komen, is dit steiger (een
ijle ijzeren pier met een zwarten ponton aan 't uiteinde)
diep de rivier in gesitueerd, als een krib tusschen de
kribben. Van welken kant men dit steiger nadert,
altijd blijkt het een fijne oeverstoffeering te zijn, ook .
Paviljoen Vondelpark"
Tel. 24190-27595
Groote en kleine Zalen voor Déjeuners,
Diners, Soupers, Bals en Recepties
Huize ZOMERDIJK BUSSINK.
van de rivier af. Ja, 't is merkwaardig, schier alle
nuttige dingen die aan of bij onze rivieren gebouwd
of aangelegd worden, ze passen er zoo zuiver.
Zie nu zoo'n grindbedrijf eens aan, dat daar
stillekens miert onder een der dijken. Zonder dat klippertje
met zijn fraaie tuigage zou de rivier toch óók schoon
zijn. Maar nu 't daar ligt, naast die grindscheepjes,
wordt de oever er toch maar weer wat fijner door. Ons
oog kan er blijde op rusten; we voelen, dat is een be
drijf dat hier past; grind is er noodig, voor
dijkbeveiliging en om de lange oneindige wegen hard te
maken, en we hebben daarom al vanzelf vrede
met dit gemoedelijke gedoe onder aan den dijk.
Maar waarlijk, als 't mocht uitkomen, dat we geen
behoefte meer hebben aan grind, dan moeten we ook
die lieve genegenheid weten af te snijden. Want achter
af beschouwd: dit wijdsche MerweJand heeft, om
schoon te zijn, dergelijke kleinmalerei niet van noode.
O, wij onverbeterlijke romantici zelfs bij negentig
graden in de schaduw.... we hebben welgevallig
naar dat gedoetje van de grindschippertjes gekeken.
VANNELLE'STABAK
KWAÜITEIT
ALOM VERKRIJGBAAR