De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 11 december pagina 2

11 december 1926 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2584Nederlandsche Munt Holland's beste 10 cents sigaar SUCCES OF WETENSCHAP HET BEROEP VAN DEN ARTS DOOR DR. JOH. G. SALOMONSON Naar aanleiding van ARROWSMITH door Sinclair Lewis. uit het Amerikaansch ver taald door Arie Querido. Uitgave van Van Holkema en Warendorf's U, M. Amsterdam TV/TEN spreekt in de aankondiging van bovengemeld ?*?*?*? boek van een hernieuwden stormloop van Sinclair Lewis op de eigenaardigheden van een bepaalde groep der Amerikaansche samenleving. Deze aanval zou dan gericht zijn tegen de hebbelijkheden der Ameri kaansche medici. Er wordt in dit boek ongetwijfeld veel aan de kaak gesteld, wat wij, niet-Amerikanen, allerminst oorbaar achten, maar waarschijnlijk wat gauw geneigd zijn typisch-Amerikaansch" te noemen. Sinclair Lewis heeft bovendien in zijn vriend, Dr. de Kruif een Nederlander naar geboorte en medische vorming, zpoals men mij verzekerde een wel uiterst scherpzinnigen, doch misschien wat verbitterden en al te agressieven medewerker en voorlichter op medisch terrein gevonden. Want het ware onbillijk den Amerikaanschen artsen, waaraan wij zoo veel goeds en gedegens te danken hebben en die ons ongetwijfeld in veel tot Voorbeeld zijn geweest, uitsluitend aan te wrijven, wat in werkelijkheid een veel algemeener en daardoor bok ernstiger euvel is, dat steeds, waar ook, zij het Ook in minder opvallenden vorm, onder artsen wordt waargenomen en door zijn aanwezigheid een bedreiging Vormt voor de zuivere afwikkeling van de nu eenmaal Steeds weer opduikende, veelal wat stekelige medische dilemma's.Want het is een feit, dat ethische problemen en conflicten van gemoed en geweten, in medische kringen steeds in toegespitsten vorm voorkomen. Ze zijn in honderdvoudige variatie te stellen, worden veelal met hartstocht, coram publico, niet steeds tot meerdere glorie van den medischen stand uiteengeplozen en trekken, mér dan andere beroepsoneenigheden, de aandacht van het groote publiek, dat er zich zelf min of meer in betrokken gevoelt, als gevolg van de eigenaardige verhouding waarin de dokter tot de rest van het menschdom staat. Wat is de oorzaak van het dikwijls koortsige karakter dezer polemieken? Waarom moeten deze conflicten Vaak op leven en dood worden uitgevochten, in de eenigszins congestieve breinen van verhitte tegen standers, terwijl analoge problemen in andere vakken meestal op gemoedelijke en vredelievende wijze tot een oplossing komen? Wie in koffie doet, of in tabak, in wissels of in rubber, kan zich, wanneer hem zulks behaagt, uit werkelijke belangstelling of tot grootere sierlijkheid van levenshouding, wat studie in cultures, in economie of anderszins veroorloven. Hij kan zelfs tot doctor in de handelswetenschappen promoveeren, maar behoeft, uit hoofde hiervan, niets mér te beteekenen in de uitoefening van zijn beroep en het succes daarbij, dan zijn collega, die het niet verder gebracht heeft dan de middelbare school en het ochtend- en avond blad. Ieder gaat naar eigen inzicht zijn eigen gang en wordt slechts naar het bereikte succes beoordeeld. Zijn zakelijke bekwaamheid en geestelijke diepgang zijn functies, die min of meer parallel gaan. De eene be hoeft om de andere niet in het gedrang te komen, en een zekere mate van rustige evenwichtigheid van het gemoed kan hieruit resulteeren. De professor in de geneeskunde echter, tegelijk docent en klinicus, geleerde en practicus, komt te staan naast den plattelandsdokter met oneindige toe wijding en werkkracht, zoo goed als naast diens collega wiens routine tot sleur geworden is. De patho loog-anatoom of de bacterioloog-seroloog, die in alle stilte in het laboratorium het wezen der dingen BATENBURG 8 FOLMER ' (G. W. FOLMER) DEN HAAG, HÜVGENSPARK 22 BERGPLAATSEN VOOR INBOEDELS ,MET SAFE-INRICHTING VERHUIZINGEN ONDER GARANTIE INTERNATIONALE TRANSPORTEN tracht te benaderen, om de fundamenten der weten schap te leggen, naast den eenvoudigen practicus met scherpen blik, die in zijn overvulde dagen en nachten nog tijd vindt om, met systeem en wetenschappelijken zin, kostbaar materiaal te verzamelen voor klinicus en experimentator. Zij allen zijn, hoe verschillend ook in naam en wezen, vakgenooten gebleven, die voor en met elkan der behooren te werken, en die gelijkelijk beoordeeld worden naar kundigheid en succes. De mode-chirurg en de barsch-populaire gynaeco loog, de beminnelijk-oppervlakkige huisarts en diens ernstige, zich geheel gevende, doch minder brillante collega, de zich steeds meer specialiseerende specia listen, die triomfen van geperfectionneerde eenzijdig heid kunnen zijn,en de genialen, die, omdat ze juist nog van alles de groote lijnen kunnen zien, n lijn iets verder kunnen doortrekken, n grens iets anders kunnen leggen, zij allen zijn artsen. De Röntgenoloog, die wiskunstenaar en natuur kundige moet zijn, de biochemicus, die bioloog zoo goed als chemicus is, blijft bovendien arts en ambts broeder van hen, die door aanleg, bekwaamheid of mentaliteit, naar elders, in alle richtingen verspreid en uiteengestoven zijn, zóó ver uiteen, dat zij met elkander weinig of niets meer gemeen hebben en zich nauwelijks meer onderling verwant gevoelen. Zij het ook, dat zij de zelfde taal zijn blijven spreken en het zelfde object van studie, den zieken mensch, hebben behouden. Zij zijn ook, in de oogen van het publiek, allen doktoren zonder meer: goede en slechte, beroemde en onbekende, dure en goedkoope, die elkaar steunen of de les lezen, beconcurreeren of aanvullen. En zij worden slechts met ne maat gemeten: geleerdheid of wat men daarvoor aanziet. Andere kwaliteiten vinden moeilijk bewonderaars. Eigenlijk verwacht men van den arts, evenals van den priester, slechts het allerhoogste en allerbeste. Niets wat klein, be rekenend of listig is. Een handig medicus is reeds bijna een schurk, een dokter met flair reeds bijna een kwakzalver, een arts met commercieelen aanleg reeds bijna een flesschentrekker. Zijn het deze onge schreven wetten, die dit heterogene gezelschap bijeen kunnen houden? Ik meen van niet. Gehalte en getal der geneeskundigen van deze tijden bieden er reeds geen waarborg meer voor, dat zoo bleek-formeele voorschriften gerespecteerd zullen worden. Maar er is een deugdelijker, internationaler cement, dat de goede kern kan binden. Gelukkig blijft immers, in het leger van doktoren, dat over onze aarde oprukt en waarin alle rangen en graden vertegenwoordigd zijn, voor ieder gewoon soldaat niet alleen de waarheid gelden, dat hij den maarschalksstaf in zijn ransel mededraagt, maar hij kan tevens een distinctief verwerven dat niet, als de baton de maréchal" van Napoleon, voor velen onvindbaar blijft. Dit distinctief is, bij de wel zeer uitbundige uitbreiding van de medische lich tingen van heden, helaas, hier en daar, zoek geraakt, of tenminste niet meer steeds overal duidelijk waar neembaar gebleven. Het is mér dan het bewijs van lidmaatschap van een vakvereeniging. Het is het eenige goed van hooge geestelijke waarde, dat, de ongelijksoortigheid der elementen ten spijt, gemeenschappelijk en individueel bezit kan zijn van de samenstellende deelen van dit ingewikkelde orga nisme en er een waarborg van bestendigheid aan kan geven. Den arts, die het draagt, welken ook, stempelt het, op zijn niveau, tot waarlijke grootheid. Het is de wetenschappelijke zin, de zin voor waar heid en eerlijk, nuchter opmerken, de pijnlijke voor zichtigheid in het trekken van conclusies, de onver zettelijkheid bij het nastreven van een eenmaal als juist erkend doel en de zedelijke moed om weg te werpen, wat voos en hol blijkt te zijn.Niets meer, maar ook niets minder. Uiterlijke eerbewijzen, f inancieele successen, pseudogewichtigheid, sleur, machtsvertoon, afgunst, con currentie- en reclamezucht of gebrek aan innerlijke beschaving hebben echter maar al te vaak over woekerd, wat opgekweekt had moeten worden in ieder, die het verantwoordelijk ambt van medicus aanvaard heeft. Zoo blijven er, helaas, velen over, die kunstmatig bijeen gehouden moeten worden, door algemeen geldende, dwingende begrippen en bepalingen. En wat is begrijpelijker, dan, dat de massa, die zoo weinig homogeen van samenstelling is, vanzelf tot gisting komt? De leuzen voor de lijdende menschheid", edele zelfopoffering", onbaatzuchtige naastenliefde", en meer van deze wat banale romantiek, vormen de vlaggen voor de niet steeds onberispelijke lading strijd punten en ze geven tevens een ietwat misleidend karakter van hooge en reine gemoedsgesteldheid aan de kibbelende ambtgenooten. Realiseert men nu nog, dat inderdaad een medisch strijdpunt vaak een zaak van leven en dood is voor mensch of wetenschap, en dat de strij denden niet|steeds de weelde van zoo hooge belangen vermogen te dragen, dan zal men inzien, waarom het Doctor's Dilemna" een dilemma van bijzonder allooi is, waarvan de geboorte alleen reeds alle reden tot bezorgdheid geeft. Wie nu dezen wetenschappelijken zin mist, lijdt aan het euvel, waartegen Martin Arrowsmith, van meet af aan, op doldriftige wijze te velde trekt. ?Maaf over het boek zelf?een-volgenden keer,* DE TELEFOON VOOR IEDEREEN DOOR ?. J. BEKAAR "\7 óór 1882 hadden we een formaatzegel op quiv tancies; 't bedroeg vijftien cent in hoofdsom en. bracht niet veel op, daar men 't zooveel mogelijk ontweek. . Toen werd een vast zegel van vijf cent ingevoerd,. en ondanks die verlaging bracht de belasting nu veel meer op. Professor Treub noemde de invoering van dat vastezegel, uit belasting-technisch oogpunt, een meester stuk van financiekunst. Ik zat daarover te soezen. Dat men door lageren prijs veel grooter debiet en grootere opbrengst kan krijgen, is, meende ik, aan enkele menschen in den handel ook nog wel bekend. Het is eigenlijk niet zoo heel bijzonder moeilijk te begrijpen. Ik was directeur van het telefoonkantoor teAmsterdam. Ik droomde. De ambtenaren zagen er allemaal even overwerkt uit. 't Is nooit zoo druk geweest" verzekerde Pennelikker mij, zich het voorhoofd afvegend. Er zullen nieuwe lijnen bij moeten komen". Een telefoniste was juist flauw gevallen, men moest een rijtuig bestellen om haar thuis te brengen. Er wasdan ook een ministerieele missive, die mij machtigde een aantal tijdelijke hulpkrachten aan te stellen tegen het bekende exorbitant hooge salaris, dat de Staat der Nederlanden aan deze gelukkige stervelingen uit betaalt. Ik mengde mij onder het publiek om uit te vinden,. waarom het de laatste dagen zoo verschrikkelijk druk liep. Een slank en blond meisje met oogen waarachter een vroolijk lichtje brandde kwam juist uit de cel. Mag ik eens onbescheiden vragen, waarom u telefoneerde, juffrouw?" Wel, ik heb even met mijn galant gepraat. Die woont te Ede, ziet u. Vroeger kon je dat niet doen toen was 't tarief zoo bespottelijk hoog, vijftig. cent voor drie minuten, en een gulden als 't maar vier minuten is weet u. Nu is het vijftien cent en nu praten we eiken morgen even". Een deftige oude heer kwam nu uit een cel. Twee zware bakkebaarden encadreerden zijn mager en hoekiggezicht, waarin een paar zwarte oogjes nadrukkelijk op post stonden. Meneer, zou ik u een onbescheiden vraag mogen doen? Waarom hebt u zoo even getelefoneerd?" Ja, hm, wie is u?" Ik stel me voor. Hm. Nu, de zaak is deze. Mijn zoon studeert te Leiden. En.... hm.... ik vrees dat hij 's avonds erg laat naar bed gaat hm en wat anders. doet dan studeeren. Daarom telefoneer ik hem 's morgens wel eens op.... hm dan weet ik. tenminste dat hij weer naar 't college kan gaan. Zoo iets kun je nu doen, vroeger waren die tarieven zoo krankzinnig hoog," Ik wandel naar een andere cel. Een dame van mid delbaren leeftijd, geheel in romaanschen rondboog stijl gebouwd, komt er uit. Mag ik u (vraag als voren)." Och meneer, mijn dochter ligt al 'n dag of zes ziek, te Utrecht; ze moet geopereerd worden. Nu begrijpt u er alles van, meneer, hè? 'n Moeder heeft geen rust in zoo'n geval. En zij ligt daar ook zoo alleen, 't is zoo prettig, voor haar, eiken dag aanspraak van haar moeder te hebben. " Mijn vriend Pennelikker kwam mij hier storen. Nu moet je eens zien, hoe dat verkeer is toege nomen", zei hij, een vel papier, zoo zwart van cijfers als een mierennest, ontvouwend. Twaalf millioen intercommunaal in 1923, nu zija er al vier maal zooveel en 't jaar is nog niet om. 't Zal nog wel harder gaan loopen, naarmate de menschen zich meer aanpassen. De opbrengst van de posterijen wordt natuurlijk nu 'n beetje minder, maar dat weegt er niet tegen op." Onze hersens werken altijd door; ze vragen niet om den achturendag. Je kunt je moede leden al uit strekken op die schoonste uitvinding van het menschelijk genie, het veerenbed je zintuigen kunnen in sluimeren rusteloos gaan je hersens voort. Al meen jij te moeten gaan slapen, wij doen onzen plicht zooveel we kunnen", redeneeren ze blijkbaar. Kon. Meubeltransport-Maatschappij DE GRUYTER 6 Co. SMI eva sss DEN HAAG a^> "^ oxs AMSTERDAM ~ ARNHEM Verhuizingen per Auto-Trein

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl