De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 11 december pagina 9

11 december 1926 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

" «0.2584 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND VOOR VROUWEN O O N E E L VOOR KINDEREN DOOR J. B. SCHUIL "E* R bestaat in ons land geen overvloed van tooneel?-*-' stukjes, geschikt om voor en door kinderen te wor den opgevoerd. Nolst Trenitéheeft indertijd met zijn ..?onmogelijk spel van de school" Hel Nieuwe Systeem *en nog altijd onovertroffen school-blijspel geschreven, maar dit stuk is bestemd voor de oudere jeugd". De tooneelbibliotheek voor het jongere goedje", de kinderen van 10 tot 13 jaar, is altijd nog uiterst ; beperkt. Het is zeker niet gemakkelijk om tooneelstukjes ?voor kinderen te schrijven. Het is er mee als met het ^schrijven van een kinderboek; men moet bij intuïtie voelen, wat het kind boeit en pakt. De schrijver moet rzich herinneren, hoe hij zelf dacht en voelde als kind, ?^wat hij zelf mooi en heerlijk en tegelijk, wat hij leelijk «en vervelend vond. Hij moet de fantasie bezitten van ?«en kind, die gelukkig grooter is dan van de -volwassenen. En hij mag vooral nooit kinderachtig .zijn. Want er is niets, Waarvoor kinderen zich gauwer .-schamen dan in het publiek voor kinderachtig ver sleten te Worden. De eisen, dat de stukjes door kinderen gespeeld moeten Worden, maakt, dat de schrijver zeer beperkt Os in zijn uitdrukkingsmiddelen. Hij zal er altijd reke ning mee hebben te houden, dat hij voor de opvoering rslechts over uiterst zwakke krachten en zeer primi tieve hulpmiddelen zal kunnen beschikken. Tooneel=stukjes voor kinderen moeten zeer eenvoudig zijn, zoowel voor het begrip van de jeugdige toeschouwers -als voor de krachten der executanten. Maar ze moeten -tegelijk Wil het kind ze werkelijk mooi vinden «eenigszins fantastisch zijn. Komediespelen beteekent voor kinderen in de allereerste plaats: zich verkleeden! Van realisme op het tooneel zou het kind niets moeten 'hebben. Als de jongens en meisjes op de planken er «net zoo uitzagen als op school en in huis, zou het ? -.zoowel voor de uitvoerenden als voor de toeschouwers -?geen komedie zijn. De artisten" moeten in mooie, kleurige pakjes ??zoo mogelijk met pruiken op ~voor hen verschijnen, dan is het voor de kinderen pas iheelemaal echt". Dit heeft ook de heer H. G. Cannegieter, die inder tijd in Jan Altijd Tevreden een sprookje van Andersen voor het kindertooneel bewerkte en nu weer een nieuw "tooneelstukje voor de jeugd: ,,De Nachtegaal van Bergambacht" heeft geschreven, volkomen begrepen. Hij stopt de kinderen in een pak van een burgemeester, -een Wethouder luisterend naar den naam van ?Simon Saggerijn, iemand die dus de eigenschappen van een karakterspeler" op het tooneel moet mede-brengen van Aai, den diender, juffrouw Fibule'.kwint en haar dienstbode Mabet, Koekeloen, den ::zigeuner en Belladonna, des zigeuners vrouw. Dat zijn ?dadelijk namen en personen, waarachter Lucas, Ineke, Tony, Kees, Tootje en hoe de artisten verder heeten mogen, algeheel verdwijnen. Het pak maakt :hen tot burgemeester, diender, zigeuner en zigeuner vrouw. En de intrige, die Cannegieter voor zijn ,3dnderkomedie bedacht heeft, is alleraardigst. Heel het dorp Bergambacht is in opschudding ! Wat nog nooit aan de oevers van de Lek is gehoord, hoort men nu. Er zit een nachtegaal in het wilgenboschje achter het roomhuis van moeder Pleuntje. Een nachte rgaal is voor de bewoners van de vette kleigronden aan - de Lek zoo iets wonderbaarlijks, dat de boeren en boerinnen uit den omtrek tot zelfs van Lekkerkerk, Ammerstol en Schoonhoven op komen zetten -«m den koning der zangers bij het roomhuis van Pleuntje te hooren zingen. Pleun maakt zulke prach tige zaken, dat ze den nachtegaal ook wel voor den zomer zou willen huren. Het wonderbeestje wordt . als je dit van een zoo poëtisch diertje als een nachtegaal zoudt mogen zeggen een melkkoetje voor het dorp en de burgemeester vindt het zelfs noodig ondanks de protesten van Wethouder Saggerijn, die niet van - pleizier en zingende vogels houdt het Wilgenboschje ? door Aai, den diender te laten bewaken, opdat de nachtegaal niet in zijn gezang door al te luid buren, gerucht van feestende bezoekers gestoord zal worden. Totdat Jacob, de molenaarsknecht, die naar de hand van Pleuntje's dochter dingt, er op uit trekt om den zangvogel voor zijn geliefde te vangen en met een : zigeuner inplaats van een nachtegaal uit het wilgen boschje terugkeert. Want het was geen echte maar een valsche nachtegaal, die daar aan de Lek was neerge; streken. Als de kikkers in de slooten dat hooren, be ginnen ze alle van louter vreugde te kwaken. In Berg ambacht heerscht rouw over dat zoo groote, onver wachte verlies, maar als Pleun alle menschen op het verlovingsfeest van haar dochter met den molenaars knecht uitnoodigt, is tegelijk het verdriet vergeten en zingen de boeren en boerinnen uit Lekkerkerk en Ammerstol, en Aai de diender, en juffrouw FibelenDE MEDESPELERS IN HET SLOTTAFEREEL kwint, ja zelfs Simon Saggerijn in koor het lied van den nachtegaal van Bergambacht, den nachtegaal, die een zigeuner bleek te zijn. Men ziet: dat is kinderlijken niet kinderachtig. Het is van een fantasie, die de jonge toeschouwers vol komen bevredigt. Het is vol leven en beweging en het brengt een stel personen op het tooneel, dat al bij voorbaat van het succes bij de kinderen verzekerd is. En dat het stukje den jeugdige executanten niet al te veel moeilijkheden oplevert, bleek mij bij de opge wekte opvoering, die ik er op een schoolfeest te Haarlem van bijwoonde. De Nachtegaal van Bergambacht zal zeker wel evenals Cannegieter's Jan Altijd Tevreden zijn weg door Nederland vinden. SINTERKLAAS, DE BOEMAN DOOR JET LUBER NU is het Sinterklaas-feest weer achter den rug en de goede Bisschop wordt verondersteld weer naar Spanje terug te zijn gegaan. Nu moeten de moeders weer iets anders bedenken om als boeman te gebruiken. Er is natuurlijk altijd wel wat: als je niet zoet bent, mag je niet naar dat kinderpartijtje als je niet zoet bent, krijg je geen cadeautjes op je verjaardag" enz. Maar niets heeft zoo'n suggestieve kracht als het Sinterklaasfeest; niets is zóó zeer in staat, een, naar een broertje opgeheven handje te doen zakken, als de dreiging: Ik zal het aan Sinter klaas vertellen. Stoute kinderen krijgen geen pakjes van Sinterklaas !" Paedagogen zullen hun wijze hoofd schudden over zóó'n paedagogie ! Dreigen en bangmaken en hulp troepen laten aanrukken! Maar de paedagogen uit de stille studeerkamer, die geen kleine kinderen hebben of die hun eigen jeugd en de jeugd hunner kinderen vergeten zijn, hebben makkelijk praten ! Wij, moeders, zijn maar menschen, onvolmaakte menschen ! En onze kinderen zijn onvolmaakte kinderen ! Zijn onze kinderen zooveel verder van de volmaaktheid af dan wij, volwassenen? En toch moeten wij, hen opvoeden ! Op de een of andere manier moeten we het maar zien klaar te spelen en laten we dan maar liever eerlijk de momenten van onmacht onder de oogen zien en op die momenten de hulp van iets of iemand anders inroepen. En de goede Bisschop is zoo'n gewillig en zoo'n nobel helper! M'n kleine jongen moest en zou 'n nieuwe brief" van mijn bloc-note hebben, om zijn teeken-rage verder te kunnen uiten. En ik was me nét aan het verkleeden en had ze nog zóó gezegd, vijf minuten zoet te zijn ! Hij kwam boven zeuren en dreinen en eischen en maakte me zoo machteloos-kriegel, dat ik, zonder na denken, gehoor gaf aan een ingeving en met tooneelspeelsterstalent naar de zoldering keek: O, ik geloof, dat ik Zwarte Piet op zolder hoor !" Weg was de booze heerschzucht uit de kinderoogen. In het in spanning opgeheven gezichtje blonken de oogen van angstige verwachting. Komt Zwarte Piet hooren of ik zoet ben?" Ja, dat denk ik wel, maar ik weet niet zeker of ik hem gehoord heb" trok ik terug. Ja, ik hoor hem" fluisterde hij. Vertelt ie aan Sinterklaas, als ik stout ben?" Ja, hij moet alles aan Sinterklaas vertellen, wat hij hoort en ziet". Hij stond nog even ernstig te kijken en ging toen stilletjes naar beneden. Toen ik even later in de huis kamer kwam, stond hij met zijn andere kleine broertje bij de kachel te zingen: Kom binnen, groene Bis schop". Een versje, dat de oudste op school leerde. (Ze gebruikten nooit anders dan rood kleurkrijt voor de kleeding van Sinterklaas, als ze hem teekenden, maar in het liedje was de goede Bisschop groen geworden !) O, ik geloof niet, dat het was om Sinterklaas gunstig te stemmen, of, heel huichelachtig, extra-lief te lijken ! Ze waren lief en onschuldig op dat moment, ze vergaten hun ongeduldige hunkering naar het teekenpapier en waren geheel vervuld van het heer lijke wonder: Sinterklaas-en-Zwarte-Piet. En even later stonden ze buiten in de frissche kou naar het dak te kijken. En als ze een schijn van Piets zwarte snuit meenden te zien, riepen ze vroolijk (niet angstig, hoor): Dag Zwarte Piet, dag Sinterklaas!" Even de kinderen over een verkeerde stemming heen helpen, is dat zoo erg? Welke moeder durft beweren, dat ze nooit, zegge nooit, Sinterklaas of zijn handlanger als boeman heeft gebruikt? (Laten we hopen: als goedige" boeman !) Vroeger gebeurde dat veel erger nog ! Maar de paedagogie is vooruit gegaan sindsdien en angstaanjaging is eruit ver bannen. Denk eens aan veler angst voor Sinterklaas vroeger ! De tegenwoordige kinderen zijn zelden bang voor hem. Denk eens aan die vreeselijke plaatjes uit onze jeugd, waarop Zwarte Piet, met een leelijke grijns, de ongelukkige boosdoeners in de zak stopte om ze mee naar Spanje te nemen ! Dat zou jij niet goed vinden, Moes, al was je nog zoo boos op ons", zegt mijn oudste vol vertrouwen. Eindeloos zijn de vragen en de veronderstellingen en de gedachten over den Heiligen Sint-Nicolaas bij de kinderen. Hoe rg je stout moet zijn om in de zak gestopt te worden, of zijn paard van pudding houdt, of Pieterman zooveel marsepein mag eten als ie wil, enz., enz. Maar eigenaardig, dat deze kinderen alle kinderen die zoo logisch kunnen denken en hun ouders op ieder onlogisch gezegde betrappen, nu zoo geloovig iedere onmogelijkheid aanvaarden. Ze aan vaarden immers ieder wonder in hun leven! En Sinterklaas is geen grooter wonder dan de stem in de radio en de vliegmachine in de lucht. Hein had best gezien, dat Sinterklaas een baard van watten had, maar dat bracht zijn geloof niet aan het wankelen. Een gewoon mensch heeft een baard van haar, maar Sinterklaas een baard van watten. Daar is hij Sinter klaas voor ! Het is eenvoudig de aanvaarding van het wonder, maar de leugen van de menschen: het zijn geen watten, dat lijkt maar zoo" zou hem misschien aan het twijfelen gebracht hebben. Nu zal iets anders hem aan 't twijfelen brengen, als hij innerlijk aan de twijfel toe is. De heilige Sint Nicolaas zal het ons niet al te kwalijk nemen, dat we in tijdelijke paedagogische onmacht 'n klein beetje met hem dreigen, als hij ziet met hoeveel genot de moeders in de winkels het speelgoed uitzoeken, waarvoor ze tegen de kinderen zijn goed heid en vrijgevigheid prijzen ! Wie YOGHURT van OUD-BUSSEM eet, wordt oud, maar blijft jong, KERKSTRAAT 187. - TELEFOON 49344.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl