De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 18 december pagina 13

18 december 1926 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

Nd. 2585 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND SCHILDERKUNST DOOR A. PLASSCHAERT De Brug: van Uytvanck. Zonder twijfel is de inzending van Valentijn van Uytvanck n der bijblijvende van deze tentoon stelling. En dat is niet alleen om het portret van Jan Sluyters, dat ik u reeds beschreef; zij blijft ook .zeker, de inzending, u nog bij om twee andere uitin gen, en wel om het geschilderd portret van Mej. -Marcelle de Meyer en om de teekening van Mevr. van Uytvanck vóór haar vleugel. Het portret van den tooneelschrijver Defresne is te ongelijk in de verf om daardoor de aandacht niet onaangenaam te storen, .maar het portret van het meisje (met het stilleven) mist deze ongelijkheid in de verfmassa en is, nauwJceurig bekeken, verfijnder van kleur dan het te ?waardeeren afbeeldsel van den schilder Sluyters. Ge vindt in deze beide werken een neiging om kleur n psychologie tot een geheel te binden van bepaald Taffinement. De groote teekening van Mevrouw v. Uytvanck <én van vier dergelijke) was voor mij een verrassing. -Zeker heeft deze teekening zwier, maar dit woord is hier niet te verstaan als een ontkenning tegelijk van rijkdom. De grijsheid van deze teekening is onge twijfeld niet schraal of armelijk; zij is gevarieerd, geschakeerd; gaat van een diepte tot een blankheid, en opnieuw is hier de nerveuse, wat tragische psycho* logie te ervaren, die Van Uytvanck typeert tusschen veel anderen. Karet van Veen en Jan Heyse. Twee Veersche buren, Karel van Veen en Jan Heyse hangen hier naast malkander. Beiden zijn zij uit op uiterste nauwkeurigheid in de vormen, en op een totale stofuitdrukking; beide zijn ze dus realisten, Hollanders. Toch is er een verschil. Jan Heyse, de oudste van de twee, is een stillevenschilder; hij schil'dert ook zijne figuren zeer goed als altijd als stilleven (dus als niet-psychisch-actief). Vermoedelijk vindt dat zijn oorzaak niet in een bepaalde houding of moedwilligheid, maar in een gebrek aan innerlijke spanning. Hij mist door dit gebrek aan innerlijke spanning het langdurig boeien; ge waardeert het werkmanschap, maar ge wordt niet zeer geactiveerd. Het beste schilderijtje van Karel van Veen (naast het portret van den tooneelspeler van Veen) is onge twijfeld het vrouwe-naakt tegen den blauwen achter grond. Het is, als Heyse doet, met een niet-aflatende zorg geschilderd, en het mag velen misschien koel toelijken, omdat wij gewend geraakt zijn aan heviger innerlijke actie, voorgesteld op werken van grooter afmeting. Maar het naakt van Karel van Veen over treft voor mij het werk van Heyse in dit naakt; niet alleen door zijn blankheid, maar, omdat, hoe stilgehouden ook, het leven openbaar is in dit lichaam, omdat dit mensch geen stilleven werd. De overige schilderijen (buiten Dick van Veen's portret) zijn minder. H. Wiegersma Ie Deurne. Bij sommige schilders vermoedt ge een vooruitgaan, die sprongs-gewijs zal geschieden. En het gebeurt, dat zulke voorgevoelens of zulke vermoedens uitkomen (dat is niet altijd het geval!) Bij Wiegersma komt de verwachting niet te kort; hij gaat inderdaad snel vooruit. Hij had altijd het dramatische, het levende en levendige reeds in de nog niet veel-bekende werken, dje hij heeft gemaakt; er was altijd een innerlijk voorval, dat zich soms vertolkte ook in uiterlijke gebaren, maar de felle regelmaat der schoonheid, der stof en der beheerschte vormen (voor zoover dit kan bij deze explosieven boersch"), debeheersching,die noch geweld noch drama uitsluit, was er niet. In den laatsten tijd is er een verandering te ervaren, die op het verwerven van dit alles duidt. Hij schilderde in het donker, gebonden gamma een portret van een vrouw en een man, dat bij soberheid, stijging en reeds eenzaamheid bezit; hij schildert een compositie van blauwende vrouwelijven, die hier en daar, niet overtuigend eigen, d'intimiteit van een atmospheer bezit, n die fleurig van kleur is tegenover het sobere der portretten; hij schilderde pas den motor rijder en een graflegging. In deze twee schilderijen zit zeker reeds dat element der hechtheid, dat b.v. de Intocht in Jeruzalem niet bezat, nog niet bezat. Er is zoowel in de graflegging als in den Motorrijder" een gebondenheid, die steeds is te zoeken. Bij den Motorrijëer staan de huizen van een dorp dood-stil rond de tot vlak bij u komende rusteloosheid van den rijder; int de graflegging met de mannefiguren, die den gekruiste en van het kruis afgenomene gaan leggen op de baar, zijn al de gezichten innerlijk-bezig met den dier baren l ast, en is ieder op verschillende Wijze betrokken in deze>n verwonderlijken bindenden arbeid. De kleur is daar meer geschakeerd, meer ontbloeid tot ver scheidenheid (hoewel dit alles toch de innerlijkheid der huiden op de grooter nog gebouwde schilderij van den Moftorrijder niet overtreft). Deze twee schilderijen zijn in /hun winst op de vorigen inderdaad een sprong vooruj/t. En als om deze zekerheid voor den be schouwer te vergrooten, is het teekenwerk, soms voorstudie vóór een werk, soms de nabepeinzing daarover, ook van duidelijker kracht geworden, zoowel in de,naakten naar de natuur, als in de composities, Jofum Braakensiek Een ouderwetsche Hartjesdag DU, voor hel Historisch Museum bestemde, schilderij is gereed gekomen. Het s tot 31 Dec. a.s. te zien op de tentoonstelling van schilderijen en teeken/ngen van Johan Braakensiek, die bij Buffa & Zoon te Amsterdam wordt gehouden. die dikwijls op naïeve Wijs- (dat beteekent daarom niet op onsubtiele manier) een Kerstnacht voorstellen, of een vlucht naar Aegypte, of het hoofd van den Dooper op een ondiepen, ronden schaal ter bezichti ging geboden aan Herodes (een valsch en toch piteus heerscher, of gebieder). Zooals ge uit deze opsomming zult begrijpen, kwam de verwachting niet te kort ! Er was altijd bij Wie gersma expressie", maar dit laatste Werk, deze laatste schilderijen zijn persoonlijker geuit, en leniger geschilderd, terwijl het geheel hechter is van samenstel; ze zijn meer overdacht in hun verwezenlijking. De tentoonstelling der ,,Negen" schilders in Den Kentaur" te Brussel Waarschijnlijk zal ik nog over de tentoonstelling zelve schrijven dezer negen schilders, maar er is een andere aanleiding om over de IX te schrijven, die op een andere wijs en met een ander getal dan de Twin tig" iets willen volbrengen, dat, gegeven schilders als Permeke, de Smet, Ramah, Daeye en de anderen, vele mogelijkheden in zich bevat tot het volbrengen van iets goeds en blijvends. Die andere aanleiding, die andere reden om over hen te schrijven is iets van zeldzaam-verheugenden aard. Het is bijna iets ongewoons in dezen tijd, en zeker werd het in Holland nooit zóó vastbesloten aangetroffen. Negen rijke of invloed hebbende lieden, bijna allen met Vlaamsche namen, hebben besloten de nieuwe Belgische kunst, verpersoon lijkt in bovenstaande mannen, met volle macht te steunen. Wij hebben in Holland misschien maar n man, die dit op zich genomen heeft, werkelijk op xich genomen, uit liefde en uit een overtuiging, die gaat tot het zich ontzeggen van veel persoonlijke genoegens en die, zóó gaat het in ons land vol kleine twisten, daarvoor stank krijgt in plaats van dank. Maar in Belgiëhebben deze negen lieden een nieuw consortium gevormd, wat ge zoudt kunnen noemen het consortium ter verdediging van de nieuwe kunst. Dat is een tloven daad, en die is niet, met plechtigheid en oor konde gesierd, in 't leven gekomen en openbaar ge worden, maar een noenmaal heeft de negen vrienden der schilderkunst vereend met de negen uitgekozen schilders. Qezellig-weg dus, ikzou, wanneer ikaanons land denk, willen zeggen, ondanks den vasten wil tot slagen. En dadelijk reeds niet beperkt, niet dog matisch, maar met het voornemen dat, zóó er een nieuw talent opdaagt, dit te betrekken in den nieuwen kring ! Ook dit is juist en hoort bij den breeden opzet. En een onmiddellijk effect van dit alles is de tentoon stelling der IX in den Kentaur" te Brussel, van de acht schilders en van den beeldhouwer Jespers. En er is niets van zieke philanthropie in dit voornemen: de schilders en de beeldhouwers zijn mannen, die reeds bewezen wat te zijn. Het zou niet meer dan billijk zijn, dat in Holland (in Amsterdam is dat misschien alleen mogelijk) iets dergelijks werd gedaan. Er zijn hier ook wel een aan tal schilders en beeldhouwers te vinden, die te samen een goed X-tal konden vormen. Maar wij zijn daar voor, vrees ik, niet in de wieg gelegd. Wij zijn te langzaam en te plechtig en wij klagen te graag, om wat wij verwierven te durven vertoonen in een stout beginnen en in een strak volhouden. We hebben die negen Vlamingen een goed voorbeeld zien geven; wij waardeeren het met de lippen, maar waar zijn de negen of tien vermogende Hollanders, die met den eenen, lang reeds bezig te steunen ! zoo'n consortium zouden kunnen vormen, van werkelijken steun voor werkelijke beeldhouwers en schilders ! Ik zie ze nog niet komen ! Kunstzaal V A TNT LIER naast het Postkantoor te Laren (K.-H.) ANTIQUITEITEN OOSTERSCHE KUNST SCHILDERIJEN NEGERPLASTIEK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl