Historisch Archief 1877-1940
Nd. 2585
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
SCHILDERKUNST
DOOR A. PLASSCHAERT
De Brug: van Uytvanck.
Zonder twijfel is de inzending van Valentijn van
Uytvanck n der bijblijvende van deze tentoon
stelling. En dat is niet alleen om het portret van
Jan Sluyters, dat ik u reeds beschreef; zij blijft ook
.zeker, de inzending, u nog bij om twee andere uitin
gen, en wel om het geschilderd portret van Mej.
-Marcelle de Meyer en om de teekening van Mevr. van
Uytvanck vóór haar vleugel. Het portret van den
tooneelschrijver Defresne is te ongelijk in de verf om
daardoor de aandacht niet onaangenaam te storen,
.maar het portret van het meisje (met het stilleven)
mist deze ongelijkheid in de verfmassa en is,
nauwJceurig bekeken, verfijnder van kleur dan het te
?waardeeren afbeeldsel van den schilder Sluyters. Ge
vindt in deze beide werken een neiging om kleur n
psychologie tot een geheel te binden van bepaald
Taffinement.
De groote teekening van Mevrouw v. Uytvanck
<én van vier dergelijke) was voor mij een verrassing.
-Zeker heeft deze teekening zwier, maar dit woord is
hier niet te verstaan als een ontkenning tegelijk van
rijkdom. De grijsheid van deze teekening is onge
twijfeld niet schraal of armelijk; zij is gevarieerd,
geschakeerd; gaat van een diepte tot een blankheid,
en opnieuw is hier de nerveuse, wat tragische
psycho* logie te ervaren, die Van Uytvanck typeert tusschen
veel anderen.
Karet van Veen en Jan Heyse.
Twee Veersche buren, Karel van Veen en Jan Heyse
hangen hier naast malkander. Beiden zijn zij uit op
uiterste nauwkeurigheid in de vormen, en op een
totale stofuitdrukking; beide zijn ze dus realisten,
Hollanders. Toch is er een verschil. Jan Heyse, de
oudste van de twee, is een stillevenschilder; hij
schil'dert ook zijne figuren zeer goed als altijd als
stilleven (dus als niet-psychisch-actief). Vermoedelijk
vindt dat zijn oorzaak niet in een bepaalde houding
of moedwilligheid, maar in een gebrek aan innerlijke
spanning. Hij mist door dit gebrek aan innerlijke
spanning het langdurig boeien; ge waardeert het
werkmanschap, maar ge wordt niet zeer geactiveerd.
Het beste schilderijtje van Karel van Veen (naast
het portret van den tooneelspeler van Veen) is onge
twijfeld het vrouwe-naakt tegen den blauwen achter
grond. Het is, als Heyse doet, met een niet-aflatende
zorg geschilderd, en het mag velen misschien koel
toelijken, omdat wij gewend geraakt zijn aan heviger
innerlijke actie, voorgesteld op werken van grooter
afmeting. Maar het naakt van Karel van Veen over
treft voor mij het werk van Heyse in dit naakt; niet
alleen door zijn blankheid, maar, omdat, hoe
stilgehouden ook, het leven openbaar is in dit lichaam,
omdat dit mensch geen stilleven werd. De overige
schilderijen (buiten Dick van Veen's portret) zijn
minder.
H. Wiegersma Ie Deurne.
Bij sommige schilders vermoedt ge een vooruitgaan,
die sprongs-gewijs zal geschieden. En het gebeurt, dat
zulke voorgevoelens of zulke vermoedens uitkomen
(dat is niet altijd het geval!) Bij Wiegersma komt de
verwachting niet te kort; hij gaat inderdaad snel
vooruit. Hij had altijd het dramatische, het levende
en levendige reeds in de nog niet veel-bekende werken,
dje hij heeft gemaakt; er was altijd een innerlijk
voorval, dat zich soms vertolkte ook in uiterlijke
gebaren, maar de felle regelmaat der schoonheid, der
stof en der beheerschte vormen (voor zoover dit kan
bij deze explosieven boersch"), debeheersching,die
noch geweld noch drama uitsluit, was er niet. In den
laatsten tijd is er een verandering te ervaren, die op
het verwerven van dit alles duidt. Hij schilderde in
het donker, gebonden gamma een portret van een
vrouw en een man, dat bij soberheid, stijging en
reeds eenzaamheid bezit; hij schildert een compositie
van blauwende vrouwelijven, die hier en daar, niet
overtuigend eigen, d'intimiteit van een atmospheer
bezit, n die fleurig van kleur is tegenover het
sobere der portretten; hij schilderde pas den motor
rijder en een graflegging. In deze twee schilderijen
zit zeker reeds dat element der hechtheid, dat b.v.
de Intocht in Jeruzalem niet bezat, nog niet bezat.
Er is zoowel in de graflegging als in den Motorrijder"
een gebondenheid, die steeds is te zoeken. Bij den
Motorrijëer staan de huizen van een dorp dood-stil
rond de tot vlak bij u komende rusteloosheid van den
rijder; int de graflegging met de mannefiguren, die den
gekruiste en van het kruis afgenomene gaan leggen op
de baar, zijn al de gezichten innerlijk-bezig met den dier
baren l ast, en is ieder op verschillende Wijze betrokken
in deze>n verwonderlijken bindenden arbeid. De kleur
is daar meer geschakeerd, meer ontbloeid tot ver
scheidenheid (hoewel dit alles toch de innerlijkheid
der huiden op de grooter nog gebouwde schilderij van
den Moftorrijder niet overtreft). Deze twee schilderijen
zijn in /hun winst op de vorigen inderdaad een sprong
vooruj/t. En als om deze zekerheid voor den be
schouwer te vergrooten, is het teekenwerk, soms
voorstudie vóór een werk, soms de nabepeinzing
daarover, ook van duidelijker kracht geworden, zoowel
in de,naakten naar de natuur, als in de composities,
Jofum Braakensiek
Een ouderwetsche Hartjesdag
DU, voor hel Historisch Museum bestemde, schilderij is gereed gekomen. Het s tot 31 Dec. a.s.
te zien op de tentoonstelling van schilderijen en teeken/ngen van Johan Braakensiek, die bij
Buffa & Zoon te Amsterdam wordt gehouden.
die dikwijls op naïeve Wijs- (dat beteekent daarom
niet op onsubtiele manier) een Kerstnacht voorstellen,
of een vlucht naar Aegypte, of het hoofd van den
Dooper op een ondiepen, ronden schaal ter bezichti
ging geboden aan Herodes (een valsch en toch piteus
heerscher, of gebieder).
Zooals ge uit deze opsomming zult begrijpen, kwam
de verwachting niet te kort ! Er was altijd bij Wie
gersma expressie", maar dit laatste Werk, deze
laatste schilderijen zijn persoonlijker geuit, en leniger
geschilderd, terwijl het geheel hechter is van samenstel;
ze zijn meer overdacht in hun verwezenlijking.
De tentoonstelling der ,,Negen" schilders
in Den Kentaur" te Brussel
Waarschijnlijk zal ik nog over de tentoonstelling
zelve schrijven dezer negen schilders, maar er is een
andere aanleiding om over de IX te schrijven, die op
een andere wijs en met een ander getal dan de Twin
tig" iets willen volbrengen, dat, gegeven schilders als
Permeke, de Smet, Ramah, Daeye en de anderen,
vele mogelijkheden in zich bevat tot het volbrengen
van iets goeds en blijvends. Die andere aanleiding, die
andere reden om over hen te schrijven is iets van
zeldzaam-verheugenden aard. Het is bijna iets ongewoons
in dezen tijd, en zeker werd het in Holland nooit zóó
vastbesloten aangetroffen. Negen rijke of invloed
hebbende lieden, bijna allen met Vlaamsche namen,
hebben besloten de nieuwe Belgische kunst, verpersoon
lijkt in bovenstaande mannen, met volle macht te
steunen. Wij hebben in Holland misschien maar n
man, die dit op zich genomen heeft, werkelijk op xich
genomen, uit liefde en uit een overtuiging, die gaat
tot het zich ontzeggen van veel persoonlijke genoegens
en die, zóó gaat het in ons land vol kleine twisten,
daarvoor stank krijgt in plaats van dank. Maar in
Belgiëhebben deze negen lieden een nieuw consortium
gevormd, wat ge zoudt kunnen noemen het consortium
ter verdediging van de nieuwe kunst. Dat is een
tloven daad, en die is niet, met plechtigheid en oor
konde gesierd, in 't leven gekomen en openbaar ge
worden, maar een noenmaal heeft de negen vrienden
der schilderkunst vereend met de negen uitgekozen
schilders. Qezellig-weg dus, ikzou, wanneer ikaanons
land denk, willen zeggen, ondanks den vasten wil
tot slagen. En dadelijk reeds niet beperkt, niet dog
matisch, maar met het voornemen dat, zóó er een
nieuw talent opdaagt, dit te betrekken in den nieuwen
kring ! Ook dit is juist en hoort bij den breeden opzet.
En een onmiddellijk effect van dit alles is de tentoon
stelling der IX in den Kentaur" te Brussel, van de
acht schilders en van den beeldhouwer Jespers. En
er is niets van zieke philanthropie in dit voornemen: de
schilders en de beeldhouwers zijn mannen, die reeds
bewezen wat te zijn.
Het zou niet meer dan billijk zijn, dat in Holland
(in Amsterdam is dat misschien alleen mogelijk) iets
dergelijks werd gedaan. Er zijn hier ook wel een aan
tal schilders en beeldhouwers te vinden, die te samen
een goed X-tal konden vormen. Maar wij zijn daar
voor, vrees ik, niet in de wieg gelegd. Wij zijn te
langzaam en te plechtig en wij klagen te graag, om
wat wij verwierven te durven vertoonen in een stout
beginnen en in een strak volhouden. We hebben die
negen Vlamingen een goed voorbeeld zien geven;
wij waardeeren het met de lippen, maar waar zijn de
negen of tien vermogende Hollanders, die met den
eenen, lang reeds bezig te steunen ! zoo'n consortium
zouden kunnen vormen, van werkelijken steun voor
werkelijke beeldhouwers en schilders !
Ik zie ze nog niet komen !
Kunstzaal V A TNT LIER
naast het Postkantoor te Laren (K.-H.)
ANTIQUITEITEN OOSTERSCHE KUNST
SCHILDERIJEN NEGERPLASTIEK