De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 18 december pagina 16

18 december 1926 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2585 f* *.., ;-,KRONIEK VAN DEN DANS DOOR J. W. F. WERUMEUS BUNING XXXVJL Valeska Cerf, Darja Collin, AJexey Ormusson. VALESKA Gert.... Waar hebben Wij dien onber'' schaamden grijns, die al te korte jasjes, '< die alles hoonende gebaren en grimassen ? meer gezien ? Het dansprentenboek bladert om en ?om, modern, klassiek, gracieus, nobel, brutaal en daar is zij: de slaven en parasieten en koppelaarsters der klas sieke comedie, de potsenmakers der oude commedia dell'arte: mombakkes\ sen en obsceniteiten, drastische tafereelen en caricaturen van den mensch als aap, duivel, dwaas en klaplooper: de tnimus" in zijn vulgairste gedaante, onbarmhartig goochelaar met de spotbeelden van al onze lagere menschelijkheid. Uit die familie, thans eerwaardig verv tegenwoordigd door beroemde clowns ' en aangenaam geraffineerde actrices is .. Valeska Gert het achternichtje dat niet deugen Wilde, het enfant terrible" van A de moderne danskunst. Anita Berber is een kunstbloem op een Biesthoop: onecht, geparfumeerd met een wee parfum, zich voordoende met een. allure van artistiekerigheid, salon pop van verdacht allooi. Valeska Gert is « tenslotte even oprecht als een of ander lager gewas dat in die omgeving het best gedijt: zij is, het moderne parodieerend, van de oude familie. Men lacht om haar, met een bitteren nasmaak, als om een lastig kind dat achter den rug van een lieve maar soms een heel klein beetje vervelende oude dame ons geacht begrip van moraal en welgevoegelijkheid ??plotseling on weerstaanbare, gemeene grimassen trekt. Men lacht toch om haar, zooals zij een pirouette parodieert tot een met moeite en volharding rondkomen, zooals zij een rond de jambe maakt tot een rare tireVALESKA GERT'S BET-OVERGROOTVADER lantijn, een koorddanser, een goochelaar tot een mijnheer die op het puntje van zijn tong bijt, omdat het zoo moeilijk is. Dat is nog vriendelijke caricatuur op een balletdanseres, op een variét -voorstelling. Het wordt minder vriendelijk in ,,Canaille": het wordt gemeen. Het wordt, in Espana" een erotische carica tuur; in Menuet" een Freudiaansch fantasietje op gratie en hoofsche ma nieren ; zonder, ooit, een zweem van adel of gratie zelfs; een volmaakt boosaardige kobold gooit alle glazen in en teekent een duivelsche trek in onze netste dans portretten. Wat zij danst is vaak slordig als dans: meest raak als grimas; het heeft de kracht van een onuitroeibaar onkruid. Het staat buiten alle moderne dans scholing, het is geen dans, het is mimiek met dansvermogen, hatelijk, weerzinWekkend, negatief, obsceen. Wedekind's meest krasse critiek der samenleving, gespeeld op n snaar, de laagste, maar gespeeld met vulgaire kracht, scherpe opmerkingsgaven en een zin voor het groteske die als een bezetenheid is. Er ligt een gebied voor haar open: parodie van alle dansgenres en beroemd heden van den dag, wat ons een reeks. even onbarmhartige als onfeilbaar! de zwakke zijden treffende caricaturen zou leveren Over Darja Collin valt, na dezen zomer, weinig anders te zeggen. Zij bezit de bij Nederlandsche danseressen zoo zeer zeldzame gave van tempo en vollen danslust, zij wint kracht en gratie in de vroolijke pasjes der volksdansen, zij wordt zekerder in ruimer beweging, zi| krijgt soms dat spelen in den dans dat reeds een eenvoudige, maar geheet beheerschte vorm zoo kostelijk maakt; en niemand, die zich haar eerste optreden herinnert, zal hier grooten vooruitgang. op elk gebied kunnen ontkennen. Men ziet haar en haar partner Alexei Or musson aan, dat hier gewerkt wordt met lust en liefde en ernst, en al gelooft men dat hier de instrumenten beter een lied in den volkstrant zullen blijven spelen dan zwaardere muziek, men hoort en ziet het aan met hoop en vertrouwen dat de wind hier wel waaien zal zooals het haar lust. Bezwaren? Laten wij blij zijn met een Danslied" en een AllegroScherzando" in onze nog niet al te groote Nederlandsche dansbloemlezing en de rest afwachten ! voo Danskunst en Vrie Be re eweging onder leiding van ?A. en . van oer v jes-Ozantó Prospectus op aanvrage 1ste Helmersstraat 100 Amsterdam G. K. CHESTERTON'S DETECTIVE-A ERHALEN The Innocente of Father Brown. The Man who knew too much The Incredulity of Father Brown. Als volkomen cerebraal werk genomen, zijn en blijven de twintig of vijf-en-twintig eerste avonturen van Sherlock Holmes door Conan Doyle (de latere zijn veel minder goed) onovertroffen. Behalve dat zij hun onvergankelijk voorbeeld hebben in enkele stories van Poe, kan men er alleen tegen in brengen dat zij het kunst-element missen. Om dit duidelijk te maken, wijs ik op het aardige tooneelstuk The GhostTrain", van Ridley, dat in dezen tijd wordt opge voerd: de schrijver kwam op het denkbeeld, het te schrijven, door de sensatie die hij onderging van een in het donker met groot en dreigend geraas voorbijkomenden nachttrein op een stil stationnetje, en hij plaatste zijn geval in de lugubere, kale ruimte van een slecht verlichte wachtkamer. Van zulk een uitgangs punt is bij Conan Doyle niets te bespeuren, men voelt, dat alles om de intrige en vooral om de ontknooping is geschreven. Laat ons daarbij erkennen dat de zake lijke schrijver bijna .doorloopend alle sentimenteele of zelfs romantische franje vermeed. Chesterton heeft eens in een van zijn briljante essays het goed recht van het detective-verhaal als opvolger van den ridderroman bepleit, en het lag wel op zijn weg, te trachten zijn theorieën in praktijk te brengen. Het lag evenzeer op zijn weg, daarbij zijn verwikkelingen tegen een ethischen achtergrond te plaatsen. Somtijds schijnt op het werk van dezen geestigen auteur, zoodra hij zich tot creëeren zet, een noodlot te rusten. Zijn essays over allerlei onderwerpen laten zich, ondanks zijn soms felle eenzijdigheid en zijn vooroordeelen, wonderbaarlijk wel lezen; men kan er bovendien voor het minst van zeggen dat zij, ondanks de paradoxale en grillige inkleeding, van een hoog verantwoordelijkheidsbesef uitgaan. Zijn boek over Dickens is meesterlijk, dat over Shaw edelmoedig en vol begrip, zijn Victorian Age in Litterature", met alle eenzijdigheid alweer (en de onbillijkheid bij voor beeld tegen Hardy is op het aanstootelijke af, maar wij vernemen immers dat eenzijdigheid in de critiek een deugd is!) een toonbeeld van een saamvattende en overzichtelijke litteratuurgeschiedenis. Maar noch zijn tooneelstuk Magie", noch zijn groote verhalen The flying Inn", The Ball and the Cross" The Man who wasThursday" zijn als geheel geslaagd, al is bij alle drie romans het begin een kostelijke vondst, vooral in het laatste, met dat tuintje in een Londensche voorstad. G. K. CHESTERTON (Teekening door Wal/er Titlle) Het verloop struikelt telkens over een te groote op zettelijkheid. Het betoog is van oudsher vijandig geweest aan de vertelling. Over het algemeen gelukt het Chesterton echter in de kleinere verhalen die hij den laatsten tijd schrijft, beter in de aandacht voor zijn personages gaande te houden en de ontknooping te doen accepteeren.Zijn ongemeene fantasie, zijn verrassende beeldspraak, zijn flitsen van psychologisch besef, zijn vermogen over de taal, die in pathetische wendingen soms plotseling van een oud-Testamentische kracht wordt, geven aan veel van die verhalen een zeer eigen bekoring. Bovendien verwekt hij in de meeste gevallen werkelijk die overtuigende atmosfeer waarin de hoogere ver beeldingskracht eerder dan het vernuft zich thuis voelt. Gelooft men al niet steeds in zijn oplossing, men wordt gedwongen te gelooven in zijn raadsel. Zoo zijn er in deze drie bundels eenige, waarin de zeer onver wachte ontknooping bevredigt en de zoo mogelijk nog onverwachten, grillige, pathetische, geestige verklaring alle bedenkingen ontwapent. Als de allerbeste zijn zeker te noemen The queer feet", die de eigenaardig heid van den stap eens kellners tot uitgangspunt heeft, The three tools of death" in het eerste boek , The Vanishing Frince" en The bottomless Well" in het tweede, en The Oracle of the dog" in het laatste. In het laatstgenoemde verhaaltje is met uiterst subtiele, maar overtuigende trekken aangetoond, hoe het hondenverstand of instinct werkt, en wordt door die redeneering de werkelijke oplossing gevonden, terwijl men door de gebruikelijke sentimenteele en. bovennatuurlijke verklaringen van het gedrag van zulk een hond op een dwaalspoor was geraakt. De ongeloovigheid van Brown, den priester die als detective dienst doet, is hier en elders een ongeloovig heid in een bovennatuurlijken gang van zaken. Niet overal weet hij het bijgeloof met zoo geloofwaardige argumenten te bestrijden. De zooeven genoemde vertellingen zijn meester stukken in het genre dat zij inwijden, in andere moet men wel eens gewaagder veronderstellingen aan vaarden. In een daarvan, The Invisible Man", be zweren alle getuigen, dat niemand zeker huis is binnen gegaan. Het blijkt echter dat de brievenbesteller er is geweest; op hem heeft niemand gelet: hij is praktischonzichtbaar, men ziet hem niet met bewustzijn. Dit is. de paradox tot Leitmotiv" gemaakt, een gewaagd, neen, gevaarlijk beginnen: de paradox doet duizelen, en duizelen is het vallen nabij. In een van zijn onovertroffen parodieën laat Max Beerbohm Chesterton zeggen: If Euclid were alive to day (and I dare say hèis)". In dezen grilligen gedachtesprong is al de zwakte van deze vertellingen gekarakteriseerd. De paradox, die ons niet overrom pelt, heeft iets gênants. Evenmin als de verrassende schittering van Chesterton's stijl en betoogtrant zich beschrijven laat, even min als het gevoel dat de buitelingen van zijn geest niets afdoen aan den ernst van zijn overtuigingen,zich laat mededeelen, evenmin is het te zeggen, waaraan precies het in die niet volkomen geslaagde verhalen in deze boeken hapert. Nu eens wreekt zich de voor ingenomenheid tegen sommige bepaalde menschtypen (atheïsten, filanthropen, profeten en geheel onthouders) waarbij de gemoedelijkheid weieens op houdt, dan weer de al te uitbundige zin voor het pittoreske en groteske. Met een soort middeleeuwsche voorliefde voor het bonte en buitenissige legt hij het terrein van een berooving in een pantomine, of dat van een moord in een verkleedpartij. Men kan het stemmingselement ook forceeren ! Maar misschien zijn zulke fouten niet onverklaar baar in een nieuw genre. En misschien mogen we het a! een wonder noemen, dat deze nog wat demonstra tieve pogingen tot veredeling van den zoo uitgebuiten en verbasterden detective-roman toch enkele prachtstukjes hebben opgeleverd. CORNELIS VETH

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl