Historisch Archief 1877-1940
E GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
GESCHIEDENIS DES VADERLANDS
ACHTTIENDE ZANO, II
HET VERTREK NAAR SPANJE DE AANKOMST DON CARLOS HET VER
BLIJF IN HET KLOOSTER VAN ST. YuSTE
Bij Walchren lag de vloot, die Karel weg zou brengen;
Daar kwam een oponthoud den langen tocht verlengen,
Want ach, toen hij aan boord wou gaan met pak en zak,
Bleek plotsling, dat er nog een kleinigheid ontbrak.
JVlen raadt het zeker wel. Als vele groote heeren,
Zat Kareltje tot over d' ooren in de beren.
Enfin. Het kwam terecht. Op deeglijk onderpand
Kreeg hij een sommetje te leen van Engeland.
Maar toen hij daar zoo zat, en op den wissel wachtte,
Beving hem plotseling een aardige gedachte.
Hij zou een grooten burger van een kleine stad,
Aan wien zijn maag en beurs zooveel te danken had,
Eerbiedig bij zijn graf een dankbre hulde wijden,
En tevens zoo zijn aftocht voedzaam voorbereiden.
Het stadje heette Biervliet, Beukelszoon de man.
Zoo zien wij op een mooien dag den keizer dan,
Verzeld van groot gevolg, de Klaaskerk binnentreden,
Waar Jan begraven lag. Eerst werd er stil gebeden,
En toen, zooals 't bij zop'n gelegenheid behoort,
Sprak Karel, voor de vuist, een kort maar hartlijk woord.
En zie dit schril contrast was 't hof een openbaring
Hij stortt' een zilte traan, en at een zilte haring.
Thans werd de reis aanvaard. In Spanje aangeland,
Zag Karel daar voor 't eerst Don Carlos , den Infant.
De keizer kuste 't knaapje koeltjes op zijn koontje,
"Wel had hij zeer verlangd naar Philips' oudste zoontje,
Maar 't kind beviel hem niet. Iets vreemds lag in zijn blik
Zijn moeders beeld rees op, en sloeg hem stom van schrik.
Hij noodde hem ten disch, en liet geen onrust blijken.
De knaap zat almaardoor naar Grootpapa te kijken,
Die at, gelijk gewoonlijk, van zoo'n dubbel bord;
Waarin het eten lekker warm gehouden wordt.
Hè, geeft u mij dat bord", vroeg Carlos, als ik groot ben?"
O, ja", zei Karel, best. Maar niet voordat ik dood ben.
'k Ben goed, maar 'k ben niet gek, versta je, kleine man?
En 'k geef geen dingen weg, die 'k zelf gebruiken kan".
Genoeg van den Infant. Je kunt bij Schiller lezen,
Of Karel ook gelijk had, voor dat kind te vreezen
Maar Schiller was poëet, en wie zoo'n mensen gelooft,
Is, wat van Alphen noemt, van zijn verstand beroofd".
Het keizerlijk verblijf in 't klooster van St. Yuste
Was passend ingericht voor den monarch in ruste.
De schoonste gobelins, gewrocht door meesterhand,
Had Karel meegevoerd van 't Vlaamsche vaderland;
Hij had volstrekt geen plan zich daar te gaan vervelen,
En in een kale rommel monnikje te spelen.
De wanden hingen vol met stukken van Titiaan,
Zijn disch was rijk met goud- en zilverwerk belaan.
Nu ving een leven aan van boeten en bekeering,
Van goeden appetijt en slechte spijsvertering.
Ja. Dalla messa alla mensa!" *) was, terecht,
In spottend Italiaansch van Karel eens gezegd.
Zoo ging 't in Spanje ook. Met smullen en met bidden
Bracht hij zijn daagjes door, en hield de kerk in 't midden.
En is het inderdaad niet altijd zoo geweest?
Ons lichaam wijzigt zich, maar zelden onze geest.
Ook bleef hij zich nog steeds met Philips' werk bemoeien,
En spoorde 'm telkens aan, de ketters te verfoeien.
Zelfs, vreezend voor te groote zachtheid van zijn Wil,
Schreef hij, twee dagen voor zijn dood, een codicil,
Om Philips 't was niet noodig nog eens te bezweren,
Met ongebroken kracht de ketterij te keeren,
De schuldigen te straffen, met gestrenge hand,
En zonder aanzien van persoon, beroep of stand."
? ? (Slot volgt)
*) Van de mis naar den disch."
CHARIVARIUS
l,
».
t
MUZIEK IN DE
HOOFDSTAD
DOOR CONSTANT VAN WESSEM
,,Das Dreimaderlheus"
C CHUBERT' componeerde eenige opera's en een
?"^ operette. Deze .werken werden in zijn tijd een
paar maal opgevoerd en hebben nooit repertoire
.kunnen houden. Eenige jaren geleden zocht Heinrich
Bertéwat melodiën van Schubert bijeen, ontleende
.aan een boek van Rudolph Hans Bartsch een scenario
«ver Schubert's leven en den Biedermeiertijd, stelde
uit een en ander een operette samen, die das
Dreimaderlhaus" werd genoemd en zie, er was een
1 succes geschapen, dat Schubert zich misschien heeft
gedroomd, doch nooit heeft beleefd. Nu de Bieder
meiertijd een aardig kijkspel is geworden en de muziek
van Schubert al de illusie, die voor ons van dezen
-vervlogen tijd uitgaat, schijnt te belichamen, is het
ons met een operette als Das Dreimaderlhaus"
meer ernst dan ooit met de Walzertraum", Kuische
Suzanna" etc. Het is nu eenmaal iets van onzen tijd ver
liefd te zijn op bewegende en zingende oude prentenboe
ken en men zit in den schouwburg deze
drieBiedermeierplaatjes te bekijken, waarop onze overgrootvaders
met hooge dassen loopen en onze overgrootmoeders
in wijde witte rokken met volanten en met schalksche
valhoedjes op en aanbiddelijke kleine parasols in de
hand en men beleeft het avontuur van Schubert
nu met een glimlach om den mond en een traan in het
oog en een schoone droevige regel van Schubert zelf
in het hart: Und was sollte wir auch mit dem Glück
.anfangen, da Unglück noch der einzige Reiz ist der
uns brig bleibt." Het eerste deel stelt de bekende
Schubertiade" voor: op den achtergrond staat
Schubert's woonhuis (naar een plaatje van het
geboortehuis) en daarvoor verzamelen zich de vroolijke
studentikoze kameraden van Schubert en eten en
drinken, en Schubert ziet de drie burgerdochters
van den Hofglasermeister Christian Tschöll passeeren
«n wordt verliefd op de eene, die nog niet verloofd is.
In het tweede tafereel, dat een salon ten huize van
Tschöll voorstelt, zijn de twee andere meisjes getrouwd
«n Schubert zoekt een ongewissen weg om zijn liefde
te verklaren aan het overgebleven meisje, Hannerl,
?door het een lied te laten voorzingen, dat hij gecom
poneerd heeft, doch dat zijn vriend Schober zal
voordragen. Maar Schober is een geboren Don Juan
«n de voordracht is zoo vurig, dat Hannerl van z
iligheid niet Schubert, maar Schober om den hals valt
Schubert krijgt in het derde tafereel, dat in een
Konditorei" speelt, een hand van Hannerl ten afscheid
en hij kan weer naar zijn muziek terugkeeren, da
Unglück noch der einzige Reiz ist der uns brigbleibt"
Bij dit onderwerp nu is muziek bij elkaar gezocht uit
composities van Schubert, die wanneer wij het procéd
eenmaal aanvaarden (en waarom niet, als het resultaat
amusant is?) over het algemeen veel bekoring heeft
en uit den aard der melodieën (Schubert blijft ook in
de melodieën zijner sonaten, dansen en instrumentale
werken steeds weer liedercomponist) goed zingbaar is.
Zeker, het is een allegaartje, en wij zouden aan een
muziek-maniak met genoegen te raden willen geven,
waar het allemaal wel uit is". Soms volgen in n
melodische phrase wel brokstukken uit drie verschil
lende melodieën elkaar op; maardemuziekvanSchu
bert wekt dit Biedermeier-prentenboek tot leven en wij
zijn ondanks ons zelf geroerd.
Het operette-gezelschap van Fritz Hirsch gaf over
het algemeen een aardige opvoering van das Drei
maderlhaus". Friede! Dotza zong en acteerde Hannerl
zeer bekoorlijk, Schubert was sprekend gegrimeerd
en goed gespeeld door Paul Harden, Schober echter
vond in EugenKoltai niet de overtuigende verschijning,
die hij toch geweest moet zijn (ondanks zijn kromme
beenen, zooals de tijdgenooten vertellen) en met eenige
verwondering constateeren wij de plotselinge en zoo
demonstratieve liefde van Hannerl voor hem. Fritz
Hirsch was de papa om de drei Maderl" en ondanks
zijn wat grove en uit den toon vallende grappen moest
men lachen om het komisch snuit dat de man er
bij trekt.
Decor en costumeering verhoogde op geschikte
wijze de illusie, die wij zochten en thuis zijn wij nog
eens voor de oude gravure met de weenende meisjes
bij het doode kanarie-vogeltje gaan staan die aan
den wand hangt en hebben philosophisch het hoofd
geschud en peinzend een pijp opgestoken bij de warme
kachel: Es war zu schön gewesen es hat nicht sollen
sein".
Concert c/er Sociétéc/es insfrumenfs anciens
De illusie van een ouden tijd trekt onze musici toch
steeds weer. Men denkt ook met een beetje melan
cholie aan een tijd, waarin nog niet, als in den onzen,
alles gericht was op het praktische en het handel
baarste in het gebruik; waarin de volmaaktheid" nog
een droom was voor toekomstige vernieuwers en men
meende, dat muziek gemaakt werd om te musiceeren
en ten gebruike voor decorum of voor intiem genot. Een
vaardige hand, een knap bespelen van een instrument
vond zeker veel bewondering, maar zooals men veel
bewondering vindt voor hem, die in een gezelschaps
spel het handigst en het vlugst de pot met kaakjes
weet te winnen.
Wanneer men de oude instrumenten hoort, waar
mee die muziek werd gespeeld, die op onze zooveel
preciesere en nuchterder klinkende instrumenten qua
muziek ons vrijwel onbelangrijk voor komt, begint
daar opeens een charme van geluid en een intimiteit
van sfeer te ontbloeien, die toch alleen van de klin
kende muziek uitgaat en die verklaart, waarom het
goed recht dier muzek vergt, dat zij op de instru
menten gespeeld wordt, waarvoor zij geschreven werd,
daar de componisten geen andere gehoord hebben
noch konden hooren. Het is een inbeelding van onzen
tijd te wanen dat het verbeterde instrument den
musici van vroeger reeds voor het geestelijk oog
zweefde en de klank daarvan reeds in hun geestelijk
oor gehoord was. Och kom; waren hun eigen instru
menten niet prachtig en is de viola d'amore, ondanks
zijn vele snaren, zijn omslachtige bouw en zijn
moeielijker bespeelbaarheid niet veel edeler van toon dan
onze beknopte en handelbare alt-viool, waarvoor
hij terwille van de nieuwe strijkerssamenstelling
heeft moeten wijken? Het strijkersensemble der oude
violen: quinton, viola d'amore, viola da gamba en
bassa viola da gamba is wat de klank betreft veel
donkerder van kleur, doch heeft nooit het vaak scherpe
dat onze tegenwoordige samenstelling door het
overheerschen der twee gelijke violen, eerste en tweede
viool, krijgt. De quinton, een kleine, vijfsnarige viool
naar het dansmeestersviool-type heeft de leidende
stem en de ligging der instrumenten tusschen viool en
bas is harmonischer dan in de samenstelling 2 violen,
alt en cello, terwijl het tokkelende en gonzende clavier
zeker een gelukkiger combinatie met strijkers oplevert
dan de koele klaviertoon van onze dagen.
Dit alles is niet nieuw en maakt allang een
onderwerp van discussie uit. Hartstochtelijke voor
standers van iedere muziek op haar eigen instru
menten", zooals Wanda Landowska, de propagandiste
voor het clavecimbaal (dat reeds door Pleyel opnieuw
is gebouwd) en zooals thans ook de uitvoerenden der
Sociétédes Instruments anciens" bewijzen hun
stellingen echter door de daad. Ongetwijfeld, men
wint er eenige uren van voornaam en verfijnd muziek
genot mee wanneer men deze tot nieuw leven gewekte
muziek van Le Sueur, Scarlatti, Francoeur, Bach,
Lorenziti en Galeazzi in hun eigen klanksfeer hoort
vertolkt, en wanneer wij HenriCasadejus zijn heerlijke
viola d'amore hooren bespelen is er bepaald rouw in
ons hart om dit verloren gegane instrument.
DIT
MERK
IS EEN WAARBORG VOOR ONOVER
TROFFEN REPRODUCTIE EN
ONGEËVENAARDE AFWERKING.
N.V. DUTCH GRAMOPHONE COMPANY.
AMSTERD. VEERKADB 22A OEN HAAS.