De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 18 december pagina 7

18 december 1926 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND UIT DE NATUUR-. LOONSCHE DUINEN - OERBANK Folo Jan K. Sfrijbos DE ZA.NDVERSTUIVINGEN DOOR DR. JAC. P, THIJSSE "P EN poos geleden kregen wij van de ?*-' Directie van het Staatsboschbeheer een circulaire, waarin ons gevraagd werd, of wij wilden helpen, de uitgave van een prachtwerk over de Kootwijksche Zandverstuivingen mogelijk te maken, door alvast in te teekenen voor een of meer exemplaren. Het Werk zou twintig gulden kosten en o.a. groote reproducties bivatten van de foto's over de zandverstuivingen, <fie ' tentoongesteld zijn in het belangrijke Museum van het Staatsboschbeheer te Utrecht. Ik grommelde een beetje over de omstandigheid, dat de Directie daarvoor nu den boer op moest, net als een arm auteur uit vroeger dagen en dat het budget van het Staatsboschbeheer niet eens een simpele vijfduizend gulden kon dragen voor het uiterste risico van een zoo belangrijke en nuttige publicatie. Bezuiniging is goed en wel en er zijn ook wel geniale be zuinigingen mogelijk, maar dit leek nu toch wel al heel krenterig. Meende de Staat soms, dat wij Nederlanders geen tweehonderdvijftig van die boeken aan konden? De uitkomst heeft geleerd van wel en dit moge haar een aanmoediging zijn, om op den ingeslagen weg voort te gaan, want deze perzik smaakt naar meer. Ik heb al heel wat geld aan boeken uit gegeven, maar kan mij niet herinneren, ooit voor twintig gulden zoo iets moois en belangrijks in handen gekregen te hebben, zelfs niet de uitgaven van het toch zoo royale Carnegie Institute. Het werk bevat een veertigtal keurige groote heliogravuren. De eerste plaat de beste is op zichzelf al twintig gulden waard. Zij geeft een overzicht over het Kootwijker zand. De toeschouwer staat op den Looberg en kijkt naar het Noorden en Westen. Hij ziet voor zich de on eindige verscheidenheid van vormen, hét product van- de vrije werking van wind en water op grof zand en fijn zand, op rood zand en bleek zand, op oerbank en grasmat en op plantengroei van aller lei aard van het nederigste wiertje af to't trotsche boomgevaarten toe. Hier ligt het zand in een fraai gewelf den rugen de oppervlakte is gesierd met golfribbeltjes van wiskundige regelmaat. Ginds is een geul uitgeblazen tot er een vloer van fijne keitjes overbleef, misschien nog met speerpunten of vilmesjes van de harige lui, die vroeger hier huisden. Een stuk oerbank heeft een groot tafelvlak opgeleverd en daar omheen staan zuilen en kopjes en kegels en bulten, al of niet begroeid. Dan volgt weer een rij van breede heuvelklingen en daartusschen Weer nieuwe vormsels met stroom en tegenstroom van zand, omwalde zuilen en heuveltjes, die lijkwaden zijn, want een enkel twijgje van de bedolven struik steekt er nog net boven uit. Indien men een artist had opgedragen, om eens een plaat te maken van een zandverstuiving en hij was met een prent als deze aangekomen, dan had hij de be schuldiging van overdrijving niet kunnen ontgaan. En ziet, dat is nu werkelijkheid. Toch is die hier niet meer te aanschou wen, want plaat twee laat u zien, hoe het Staatsboschbeheer dit terrein heeft be werkt en het met behoud van enkele zeer merkwaardige boomgroepen onder de grove dennetjes heeft gezet. Onder de overige platen zijn er nog een aantal zeer belangrijke o.a. een, waar ge ziet, hoe een paar alleenstaande groote grove dennen kunnen stand houden in de zandzee, en een andere, die vertoont dat een.dennenbosch in zijn geheel juist groot gevaar loopt om ondergestoven te worden, doordat het zand, van buiten, door den wind aangevoerd, hier tot rust komt. Je ziet de zandwolkjes door de dennetakken neerzijgen. De oerbank levert mooie platen op, evenals de eiken, die in hun zandheuvel blijven door groeien, de jeneverbessen, die in een onrustige omgeving nog gelegenheid kunnen vinden, om te ontkiemen en op te groeien. Kruipwilg, kraaiheide,struik heide, zandzegge en eenige beroemde grassoorten volbrengen in het woelig element allemaal hun min of meer schilderachtigen en hïldhaftigen loop baan. Wij zijn vol bewondering voor den heer Hesselink, die in de jaren 1911 1913 deze onderwerpen uitkoos en voor den heer Scherjon, die de photografische opnamen uitvoerde. Hoe prachtig is ook de plaat, waar we zien, hoe de verstuiving zich strooksgewijs uitbreidt naar het Oosten. Waarlijk, een werk als dit is Wel geschikt, om de oogen te openen voor de grootste schoonheid van deze woeste gronden, die om hun onvruchtbaarheid en om het gevaar, dat zij opleveren voor de omgeving zoo slecht ter faam bekend staan. Bij het woord zandverstuiving behoort dan ook direct de leus: beteugelen". En de laatste kwarteeuw is men daar dan ook al heel druk aan bezig, hoewel dikwijls de verregaand onvruchtbare bodem de zuinigheid leelijke parten speelt. Echter zou het zeer te bejammeren zijn, wan neer dit romantische en buitengewoon leerzame landschap uit ons land zou ver dwijnen, en in die meening worden wij versterkt bij het doorbladeren van ons prachtwerk. Gelukkig denkt het Staats boschbeheer er ook zoo over en Wij lezen dan ook, dat een gedeelte van de zandverstuivingen van de Hooge Veluwe als natuurmonument zal worden behouden. Een begin is daarmee al gemaakt met hst reserveeren van de merkwaardige stuwplas Gerrit Flesch in het Hars kamper zand, die ook in ons boek door een paar platen wordt vertegenwoordigd. Als hier mettertijd een groot natuur monument komt, dan heb ik er weer graag twintig gulden voor over, om ook over dit blijvend landschap zoo'n pracht werk te krijgen. Het behouden van een zandverstuiving lijkt wel een moeilijk en onsolied bedrijf en gevaarlijk voor de omgeving. Dit valt echter nog wel mee. Het komt er maar op aan, of het terrein groot genoeg is en of het bruikbare grenzen heeft. Wij moeten er de gelegen heid vinden om de grootst mogelijke verscheidenheid van stuifvormen en vegetatie te genieten. Het stuifzand mag geen gevaar opleveren voor het bouw land in de omgeving. Welnu, de ervaring leert, dat onder sommige omstandig heden het zoo beweeglijk landschap toch een zekere mate van stabiliteit kan bezitten. Dat heeft de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten heel prettig ervaren in haar bezitting het Balinger en Mantinger Zand in Drente en er zijn ook nog wel elders in ons land stuifzanden te vinden, die er als voor geknipt zijn, om behouden te blijven. |K»iDe laatste platen van het prachtwerk zijn gewijd aan de hoofdfiguren uit de plantenwereld der stuifzanden: het helmgras, dat nergens zoo welig tiert, dan waar het flink stuift, zijn metgezel, het Roode Zwenkgras, de Blauwe Zandhaver, het stekelige Grijze Buntgras, het Schapenzwenkgras, het Struisgras. Óver al deze en nog eenige andere planten vertelt Prof. Valckenier Suringar aller belangrijkste dingen in het mooie kwarto boekje, dat ons plaatwerk vergezelt. Daarin vinden we ook een geologische beschrijving van het terrein door Dr. Tesch en een buitengewoon belangrijke studie van den heer E. Hesselink over het ontstaan, de uitbreiding en de be teugeling der Zandverstuivingen, waarin ik vooral genoten heb het hoofdstuk over geschiedenis en statistiek en de maat regelen ter beteugeling. Wij wenschen de Directie van het Staatsboschbeheer van harte geluk met deze uitgave en zijn er zeer dankbaar voor. Het boek mag in geen enkele openbare bibliotheek ontbreken en ik zou ook wel graag willen, datelke middel bare school en gymnasium er een exem plaar van bezat. In mijn Utopia stuurt de Staat zulke boeken zoo maar aan de scholen, zonder dat ze er om vragen. Dat bevordert de vaderlandsliefde. Verbeeld u eens, mijnheer van Dissel, dat er nu nog eens een tweede druk van dit boek moest komen ! Dan zou ik wel willen, dat u de kaart van de Koot wijksche Zandverstuivingen wat liet uit werken en daarop dan aangaf welke stukken nu al beplant zijn en waarmee; wat er nog beplant zal worden en wat er overblijft als natuurmonument. Ik ben dol op kaarten, dat weet u wel. POPELBLAD In lichte lenfemorgen-jeugd Ontlook aan jonge twijg verheuga Een prilgroen popelblaadje, 'f Bekeek de wereld met een lach En babbelde van dag lof dag Een waanwijs peppe/praafje. Hoog boven 'f needrig aardsch gerucht Bewoog hel in een reine lucht... Hel zou hel leven prijzen. Doch 't werd er Irolsch hef kleine ding, Schoon 'l aan een simpel sfeellje hing. Het dacht zich sterk en wijze. Maar ach, de zomer kwam in 'f veld. Het werd van hifle en dorst gekweld.... Toen leerde leed hef denken, En onder maahlichlklere lucht Daar steeg als bladgeruisch een zucht Tot waar de sterren wenken. Zijn hoogmoed ging voor deemoed heen. Hef voelde zich zoo leer en k/een .... Zijn pepplen werd een bede. En a/s de herfst voer over 'f land En oogstte met een straffe hand. Toen beefde 'f naar beneden. Hef wist niet meer vanwaar hef kwam, AocA wie het van zijn sleeltje nam 'f Was niet meer dwaas of wijze. ?* Er deint een blaadje licht en bleek Op f wielend water van de beek En maakt een groote reize. BERT VAN KEEST \\ N { _ _ Nederlanders, Neem een ouderwetsche Vraagt 2 ponds bus

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl