Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
UIT DE NATUUR-.
LOONSCHE DUINEN - OERBANK
Folo Jan K. Sfrijbos
DE ZA.NDVERSTUIVINGEN
DOOR DR. JAC. P, THIJSSE
"P EN poos geleden kregen wij van de
?*-' Directie van het
Staatsboschbeheer een circulaire, waarin ons gevraagd
werd, of wij wilden helpen, de uitgave van
een prachtwerk over de Kootwijksche
Zandverstuivingen mogelijk te maken,
door alvast in te teekenen voor een of
meer exemplaren. Het Werk zou twintig
gulden kosten en o.a. groote reproducties
bivatten van de foto's over de
zandverstuivingen, <fie ' tentoongesteld zijn
in het belangrijke Museum van het
Staatsboschbeheer te Utrecht. Ik
grommelde een beetje over de omstandigheid,
dat de Directie daarvoor nu den boer op
moest, net als een arm auteur uit
vroeger dagen en dat het budget van het
Staatsboschbeheer niet eens een simpele
vijfduizend gulden kon dragen voor het
uiterste risico van een zoo belangrijke en
nuttige publicatie. Bezuiniging is goed
en wel en er zijn ook wel geniale be
zuinigingen mogelijk, maar dit leek nu
toch wel al heel krenterig. Meende de
Staat soms, dat wij Nederlanders geen
tweehonderdvijftig van die boeken aan
konden? De uitkomst heeft geleerd van
wel en dit moge haar een aanmoediging
zijn, om op den ingeslagen weg voort te
gaan, want deze perzik smaakt naar
meer.
Ik heb al heel wat geld aan boeken uit
gegeven, maar kan mij niet herinneren,
ooit voor twintig gulden zoo iets moois
en belangrijks in handen gekregen te
hebben, zelfs niet de uitgaven van het
toch zoo royale Carnegie Institute. Het
werk bevat een veertigtal keurige groote
heliogravuren. De eerste plaat de beste
is op zichzelf al twintig gulden waard.
Zij geeft een overzicht over het
Kootwijker zand. De toeschouwer staat op
den Looberg en kijkt naar het Noorden
en Westen. Hij ziet voor zich de on
eindige verscheidenheid van vormen,
hét product van- de vrije werking van
wind en water op grof zand en fijn zand,
op rood zand en bleek zand, op oerbank
en grasmat en op plantengroei van aller
lei aard van het nederigste wiertje af
to't trotsche boomgevaarten toe. Hier
ligt het zand in een fraai gewelf den rugen
de oppervlakte is gesierd met
golfribbeltjes van wiskundige regelmaat. Ginds
is een geul uitgeblazen tot er een vloer
van fijne keitjes overbleef, misschien
nog met speerpunten of vilmesjes van
de harige lui, die vroeger hier huisden.
Een stuk oerbank heeft een groot
tafelvlak opgeleverd en daar omheen staan
zuilen en kopjes en kegels en bulten, al
of niet begroeid. Dan volgt weer een rij
van breede heuvelklingen en
daartusschen Weer nieuwe vormsels met stroom
en tegenstroom van zand, omwalde
zuilen en heuveltjes, die lijkwaden zijn,
want een enkel twijgje van de bedolven
struik steekt er nog net boven uit. Indien
men een artist had opgedragen, om eens
een plaat te maken van een
zandverstuiving en hij was met een prent als
deze aangekomen, dan had hij de be
schuldiging van overdrijving niet kunnen
ontgaan. En ziet, dat is nu werkelijkheid.
Toch is die hier niet meer te aanschou
wen, want plaat twee laat u zien, hoe het
Staatsboschbeheer dit terrein heeft be
werkt en het met behoud van enkele
zeer merkwaardige boomgroepen onder
de grove dennetjes heeft gezet. Onder de
overige platen zijn er nog een aantal zeer
belangrijke o.a. een, waar ge ziet, hoe
een paar alleenstaande groote grove
dennen kunnen stand houden in de
zandzee, en een andere, die vertoont
dat een.dennenbosch in zijn geheel juist
groot gevaar loopt om ondergestoven te
worden, doordat het zand, van buiten,
door den wind aangevoerd, hier tot rust
komt. Je ziet de zandwolkjes door de
dennetakken neerzijgen. De oerbank
levert mooie platen op, evenals de eiken,
die in hun zandheuvel blijven door
groeien, de jeneverbessen, die in een
onrustige omgeving nog gelegenheid
kunnen vinden, om te ontkiemen en op
te groeien. Kruipwilg, kraaiheide,struik
heide, zandzegge en eenige beroemde
grassoorten volbrengen in het woelig
element allemaal hun min of meer
schilderachtigen en hïldhaftigen loop
baan. Wij zijn vol bewondering voor
den heer Hesselink, die in de jaren 1911
1913 deze onderwerpen uitkoos en voor
den heer Scherjon, die de
photografische opnamen uitvoerde. Hoe prachtig
is ook de plaat, waar we zien, hoe de
verstuiving zich strooksgewijs uitbreidt
naar het Oosten. Waarlijk, een werk als
dit is Wel geschikt, om de oogen te
openen voor de grootste schoonheid
van deze woeste gronden, die om hun
onvruchtbaarheid en om het gevaar, dat
zij opleveren voor de omgeving zoo
slecht ter faam bekend staan. Bij het
woord zandverstuiving behoort dan ook
direct de leus: beteugelen". En de
laatste kwarteeuw is men daar dan ook
al heel druk aan bezig, hoewel dikwijls
de verregaand onvruchtbare bodem de
zuinigheid leelijke parten speelt. Echter
zou het zeer te bejammeren zijn, wan
neer dit romantische en buitengewoon
leerzame landschap uit ons land zou ver
dwijnen, en in die meening worden wij
versterkt bij het doorbladeren van ons
prachtwerk. Gelukkig denkt het Staats
boschbeheer er ook zoo over en Wij lezen
dan ook, dat een gedeelte van de
zandverstuivingen van de Hooge Veluwe als
natuurmonument zal worden behouden.
Een begin is daarmee al gemaakt met
hst reserveeren van de merkwaardige
stuwplas Gerrit Flesch in het Hars
kamper zand, die ook in ons boek door
een paar platen wordt vertegenwoordigd.
Als hier mettertijd een groot natuur
monument komt, dan heb ik er weer
graag twintig gulden voor over, om ook
over dit blijvend landschap zoo'n pracht
werk te krijgen. Het behouden van een
zandverstuiving lijkt wel een moeilijk en
onsolied bedrijf en gevaarlijk voor de
omgeving. Dit valt echter nog wel mee.
Het komt er maar op aan, of het terrein
groot genoeg is en of het bruikbare
grenzen heeft. Wij moeten er de gelegen
heid vinden om de grootst mogelijke
verscheidenheid van stuifvormen en
vegetatie te genieten. Het stuifzand mag
geen gevaar opleveren voor het bouw
land in de omgeving. Welnu, de ervaring
leert, dat onder sommige omstandig
heden het zoo beweeglijk landschap toch
een zekere mate van stabiliteit kan
bezitten. Dat heeft de Vereeniging tot
Behoud van Natuurmonumenten heel
prettig ervaren in haar bezitting het
Balinger en Mantinger Zand in Drente
en er zijn ook nog wel elders in ons land
stuifzanden te vinden, die er als voor
geknipt zijn, om behouden te blijven.
|K»iDe laatste platen van het prachtwerk
zijn gewijd aan de hoofdfiguren uit de
plantenwereld der stuifzanden: het
helmgras, dat nergens zoo welig tiert,
dan waar het flink stuift, zijn metgezel,
het Roode Zwenkgras, de Blauwe
Zandhaver, het stekelige Grijze Buntgras, het
Schapenzwenkgras, het Struisgras. Óver
al deze en nog eenige andere planten
vertelt Prof. Valckenier Suringar aller
belangrijkste dingen in het mooie kwarto
boekje, dat ons plaatwerk vergezelt.
Daarin vinden we ook een geologische
beschrijving van het terrein door Dr.
Tesch en een buitengewoon belangrijke
studie van den heer E. Hesselink over
het ontstaan, de uitbreiding en de be
teugeling der Zandverstuivingen, waarin
ik vooral genoten heb het hoofdstuk over
geschiedenis en statistiek en de maat
regelen ter beteugeling.
Wij wenschen de Directie van het
Staatsboschbeheer van harte geluk met
deze uitgave en zijn er zeer dankbaar
voor. Het boek mag in geen enkele
openbare bibliotheek ontbreken en ik
zou ook wel graag willen, datelke middel
bare school en gymnasium er een exem
plaar van bezat. In mijn Utopia stuurt
de Staat zulke boeken zoo maar aan de
scholen, zonder dat ze er om vragen. Dat
bevordert de vaderlandsliefde.
Verbeeld u eens, mijnheer van Dissel,
dat er nu nog eens een tweede druk van
dit boek moest komen ! Dan zou ik wel
willen, dat u de kaart van de Koot
wijksche Zandverstuivingen wat liet uit
werken en daarop dan aangaf welke
stukken nu al beplant zijn en waarmee;
wat er nog beplant zal worden en wat er
overblijft als natuurmonument. Ik ben
dol op kaarten, dat weet u wel.
POPELBLAD
In lichte lenfemorgen-jeugd
Ontlook aan jonge twijg verheuga
Een prilgroen popelblaadje,
'f Bekeek de wereld met een lach
En babbelde van dag lof dag
Een waanwijs peppe/praafje.
Hoog boven 'f needrig aardsch gerucht
Bewoog hel in een reine lucht...
Hel zou hel leven prijzen.
Doch 't werd er Irolsch hef kleine ding,
Schoon 'l aan een simpel sfeellje hing.
Het dacht zich sterk en wijze.
Maar ach, de zomer kwam in 'f veld.
Het werd van hifle en dorst gekweld....
Toen leerde leed hef denken,
En onder maahlichlklere lucht
Daar steeg als bladgeruisch een zucht
Tot waar de sterren wenken.
Zijn hoogmoed ging voor deemoed heen.
Hef voelde zich zoo leer en k/een ....
Zijn pepplen werd een bede.
En a/s de herfst voer over 'f land
En oogstte met een straffe hand.
Toen beefde 'f naar beneden.
Hef wist niet meer vanwaar hef kwam,
AocA wie het van zijn sleeltje nam
'f Was niet meer dwaas of wijze. ?*
Er deint een blaadje licht en bleek
Op f wielend water van de beek
En maakt een groote reize.
BERT VAN KEEST
\\
N {
_ _
Nederlanders,
Neem een
ouderwetsche
Vraagt
2 ponds bus