Historisch Archief 1877-1940
'No. 2586
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15
't middelpunt der aarde te graven, kon hem innerlijk
doen juichen op ziji torenkruk. En dan zag de
Notaris, die er toen juist heers^nte, zij i aartsleelijken
oud-achtigen klerk wd stilletje s grinniken, maar deze
inwendige vreugde was een particuliere aangelegen
heid, daar mengde de Meneer zich niet in. Zoo mocht
de Lilleke Docus zijn dwaas geluk heel alleen dragen
en dat vond hij heel goed zoo, want hij verwachtte
vast, dat hij er heel zijn leven wel op teren kon.
Maar de Lilleke Docus vermocht niet lang te toeven
in dien dwazen droom. Het leven greep hem beet, dolde
en solde wat met zijn uitgedroogd schuw lijf, en wierp
hem in de bange eenzaamheid neer, hem met zij.i
huis en met zijn grondbezit reikend tot het middelpunt
der aarde. Ue schoone droom was vervlogen door
een simpele berekening. Want die kolom grond,
naar 't middelpunt der aarde, liep taps toe, bcgieep
hij op een pogenblik, want de aarde is rond. En, geheel
in 't middelpunt, daar bezat hij niets meer dan een
naaldfijie spie, onmeetbaar smal. En.... ook dat
kwam niet uit, Want er zat nog altijd vuur in de aarde;
vóór hij tot het midde'punt gekomen was hield zijn
bezit al op, om over te gaan in een vuurzee, die
gemeenschappelijk was. Ja, van wie was die vuur
zee? Dat Werd nooit omschreven in de droge actcs,
die hij opstelde bij een eigendomsoverdracht. En als
ooit eens een belendend eigenaar diep, heel diep
graven ging en door zijn kolom heen boorde? Hoe zou
hij dat kunnen voorkomen? Misschien hadden be
zitters uit naburige straten, dorpen, steden, ja v
rgelegen landen, wél" diepe holen gegraven door zijn
grondkolom. En hij was niet bij machte dat te
verhinderen. Hij gruwde.
Ach hemeltje nog toe, wat was het b:zit van onroe
rend goed en grond toch een zware zaak, welke
verwarrende vragen kwamen daarbij opz-ïttsn. Hij
vond er eigenlijk niets meer aan, nu hem zoo wdi ig
werkelijke zek.-rlvden voor ongestoord en absoluut
b;zit werden geboden.
Waarom waren al zijn vroegere schoolkameraden
zoo blij^ezind en tevreden? Als ze liepen met hun
vrouw of met de kindertjes aan den arm, dan straal
den hun koppen dom en tevreden. Natuurlijk, deze
ondiepe zielen bepeinsden niet als hij, het wxzen van
het btzit. Anders zouden ze allang begrepen hebben,
dat ook hun bezit geen bezit in den eigenlijken zin des
woords was. Maar die oppervlakkige wezens slachtten
varkens, lapten schoenen, soldeerden ketels of ze
leerden de kindertjes lezen op de school, maar geen
van allen bekreunden zij zich om het betrekktlijxe
aller dingen.
Zelfs de Meneer niet. Die óók keek de dingen abso
luut aan. Een gulden is honderd cents. Een tientje
duizend cents. Een lapje met een rooden rug duizend
maal honderd cents. Drie zulke lapjes en een
fij.igekrulde acte.... er was weer een kolom aarde aan
een ander dom mensen in betrekkelijx bezit over
gegaan, en wér meende die ander, dat zij.i bezit
absoluut "was.
Zelfs peinsde de Lilleke Docus nog dieper door,
hij beproefde zelfs het begrip bezit" te ontraadselen
en daar werd hij natuurlijx niet mooier van. Want
in zijl vogelenkopje kwamen diepe voren. En de
menschen die zegden: Sinds Lilleke Docus een eigen
huis heeft, is hij er niet vroolijker op geworden.
Hij kwam tot de slotsom, al peinzend over het
,,bezit", dat er eigenliJK geen bezit bestaat, omdat
hét bezittend object, de mensen zichzelf immers niet
bezit. En hij wou den term bezit daarom maar't liefst
Kunstzaal VAN LIER
naast het Postkantoor ie Laren (N.-H.)
ANTIQUITEITEN, OOSTERSCHE KUNST
SCHILDERIJEN, NEGERPLASTIEK
wijzigen in bewaargeving". Maar hier botste de
Lilleke Docus tegen de wet aan. Heel de
wetsterminologie ging uit van het begrip bezit" en nu had hij
ontdekt, dat bezit een onsecure zegging en eigenliJK
een fictie was, begre p hij, dat de wet dan ook op ee'n
waggelend fundament steunde.
Maar de Meneer, met wien hij er aarzelend en schuw
over begon, vroeg, of hij anarchisten in zij i familie
had en wij Iers, of 't hem ia zij i bovenkamer mankeer
de. De wet was geform leerd door diepgeleerde
Meneeren uit de stad en bezit was bezit, door alle eeuwen
h:en bezit geweest. Trouwens.... bewaargeving, dat
was heel iets anders. Dat wist Lilleke Docus ook wel,
maar daarom wou hij daarvoor weer een andere term
zoeken. Maar den Meneer begon dat wazig gr zwam
te vervelen, en hij z-.i gram: ,,zulke zeursels zij i nog
nooit vernomen uit den mond van een klerk; schrijf
jij maar 't kantoorwerk netjes af en bemoei je niet met
Notariszaken."
Waarop de Lilleke Docus zegde: ,,dank U wel
Meneer, ik ga al." En hij ging, klom op ziji kruk,
schreef voort aan zijn aetes, sloot het kantoor, opende
de deur, klom op zijl kruk, schreef aetes....
dagen, dagen, jaren lang.
En hij woonde bij den ouder wordenden commies,
bij de ouder wordende commiezenvouw, bij' de ouder
wordende kinderen, en hij werd zelf ook oudei.
Maar niet wijzer. Want toen zijn vlekkerige grijze
haren dun en wit werden, overpeinsde hij weer
andere batrekkeiij cheden, onderwijl de onbewusten,
zijl vroegere sci.ooimakkers, dwars door 't leven
zwommen en zich verzadigden aan levensvreugd
en desillusies. Waarom, zei de Lilleke Docus in
zijn eigen, waarom zou ik trouwen? 't Verwachte
geluk brengt altijd in eendere mate 't besef der
vergissing; maar hij vergat, dat de mensch eerst
compleet leeft, als hij zij i portie heeft geslikt van
't gr luk en van de ontgooch.ling.
Hij leerde, op zijn ouden dag, op 't kantoor een
blonde droeve weduwvrouw kennen; heur man was
voor korten tijd doodgekneld in zij i
graanmaalderij tusschen 't gaande werk. Hij keek die
welige weetiw eens bang in heur oogen, en vond
er het ongebluschte verlangen in. En toen dacht de
Lilleke Docus: ben ik nou te leelijk voor die welige
blonde vveeuw? Tien maanden lang bleef ze geregeld
komen op het kantoor, en altijd als de Meneer wan
delde, het singeltje om en langs den molen terug. En
tien maanden lang vocht Lilkke Docus met een raar
beverig ongewoon geworden gevoel in zij i bloedaren,
toen gaf hij zich gewonnen en zou zich pei acte aan
bieden aan die welige blonde weeuw, zoo oud als
hij was. En zie.... de desillusie behoefde hij al
niet meer te doorsta n.... een blijgezinde grijze
bakker een koddige weduwman met nog een jonk ha;t
was hem nét nog voor. ,,'k Doe het", ztgdede blonde
welige weeuw en ze reed met dien lacherigen ouden
bok naar Meneer den Burgemeester.... en de Lilleke
Docus schreef met een wijs grijs scheefgehouden kopje,
de fijngekrulde letters voor de acte van huwelijksche
voorwaarden.
En dat is zijn heftigst avontuur geweest. Het hijna
beleefde schokte htm zeer. Hij droomde avond aan
avond, dat hij verdriet, heel veel echtelijk verdriet
beleefde aan de zijde van die blonde welige weeuw en
eindelijk verging dat schokkend avontuur uit zijn
herinnering. En toen dwerrelde hij schielijk den ou
derdom in. De menschen in Montfoort, die zegden:
.de Lilleke Docus wordt de leste jaren maar erg oud
achtig. En hij vergeet zeker zijn grijze haren te laten
knippen. En hij ziet op straat heelegaar geen menschen
meer, want hij lacht maar zachtjes in zijn eigen,
bijzonder tegen de jonge meisjes, zoo'n oud bokkie.
Maar boem ! Daar kwam een slag in zijn bestaan.
De commies wier door Heintje den Dood geveld. Een
zwaar log dier zonder nadenkens, kreeg de genadeslag.
De Lilleke Docus zorgde voor een nette uitvaart.
En de oude weeuw ging om haar pensioen en Docus
bleef bij b,'nr in dc-n kust en toch kwam inilat huisde
armoei. Een bleek gezicht keek in de woonkamer.
De oude weeuw verschrok ervan en verborg die
ellendigheid voor de geburen. Maar de Lilleke Docus
hfctft het bleeke gezicht gezien, en hij herinnerde zich
ineens zij i bezit op en in de aarde. En wist hij niet,
dat dit bezit toch maar een schijnwaarde was?
schonk hij die schij iwaarde weg.... om 't bleeke
gezicht te verdrijven uit die huiskamer.
En toen lachte hij voldaan, leefde nog wat jaren
tevreden en mageruer wordend door, werd kucherig
en kroop zwijgend, waarachtig gereed om dit zijn
onbelangrijk leven nu ma r af te sluiten in
ziji bed. De torenachtige kruk stond leeg....
Wvken en maanden lang. Aan ziji ziekbed zat het
felle dochtertje van den dooden commies, en ze droeg
het drankje aan. en een witte waschkom....
Ik ga.... geloof ik. ... dood," piepte de Lilleke
Docus.
Het meisje neigde lief naar hem haar mooi hoofd
en zei, m«t matte volle vrouwenstem: ,,neen Oom".
En toen kwam door die tegenspraak het zekere
weten weer in hem op. Ik ga natuurlijk dood
bepeinsde hij, alle bezit is betrekkelijk. En hij ver
legde zich een weinig en zocht met zij.i hand op het
dek naar iets, dat er niet was.... een andere hand.
Het witte magere klerkje met ziji lange haren,
moet toen zóó meewarig getast hebben met zijn
wasblanke heerenhandje over het dek, dat de felle
commiezendochter t ij.ons dronken werd van
verteedering. Ach, wat was dit nietige menschje goed en
zonder klachten. Ach, wat stonden ziji oogirs heilig.
Ze greep met haar vitale vrouwenhand zij i door
zichtig schrijfklauwtje. ze streelde het en kuste het,
ze drukte haar warme vochtige oogen er tegen, en
weende, omdat ze eensklaps in dit onaanzienlijk
uitgeleefd mannetje ware goedheid ontdekte, goed
heid die om geen wedergave vroeg.
Vele dagen heeft der.' groote dochter haar zieke
zóó gediend. En ze deed haar volle stem afdalen tot
bewogen gefluister, en ze vroeg hem, waarom hij,
hij die zoo goed en zoo blank en begeerteloos was,
nooit getrouwd was.
Ach".... piepte in hemclrche verrukking om
zooveel teederheid hem betoond ht-t afschuwelijk
leelijke klerkje van meneer: ,,ach, zie je dan niet,
hoe leelij.< ik ben?"
Maar nij was schoon, in die krans van grcezJig wit
oude-mannetjes haar, schoon om ziji nobrlc ontbe
ring, schoon om het beschouwende innerüjxe leven,
dat hij had afgelegd tot dit bij :onderi- einde.
En het felle meisje heeft u] i woord niet geloofd;
niet kunnen gelooven dat hun Docus zoo leelijk was.
Alhoewel ze hem toch kende bij ziji scheldnaam en
ook jarenlang meegelachen had, om zij.i rare kaken
en vreemd vogelenkopje. Ze heelt datzelfde witte
kopje telkens en telkens weer in haar handen geno
men en gekoesterd, alsof hij een heel teer
pasbeginnend kindje was, en zij de blij Je jonge moeder.
Zóó, in de sehutse van haar bevende handen, is
hij de eeuwigheid ingetrokken.... wetend zichzelve
een leeüjk mannetje.
,,Da's nou toch casueel1'' verklaarde Marinus van
Rossum, die dooden aflegde voor n harden rijks
daalder: wil je gelooven da'k van m'n leven gén
mooier dooie heb gezien dan de Ulleke Doen??!"
En die roep ging gansch liet gewest over... in
Montfoort was een mooi mersch gestorven.
KONINKLIJKE BAZAR
82, ZEESTRAAT DEN HAAG
WAAR U ZOEKT, WAT U WENSCHT,
E N W E N S C H T W A T l! VIND T.