Historisch Archief 1877-1940
No. 2586
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19
*7 EER goed herinner ik mij, dat
?^ reizen mij eens de grootste geluk
zaligheid scheen. Het buitenland" was
het aardsche paradijs. Een trein met een
verlokkende bestemming: München,
Weenen, Bazel, Lugano, of de kleurige
reclame-biljetten van verre badplaatsen
verstoorden dagen lang mijn innerlijk
evenwicht. Dan strekte zich in mij een
hartstochtelijk, poëtisch-weemoedig ver
langen naar het ondoorgrondelijk geluk
van de bergen te zien en de blauwe zee en
de vreemde, zuidelijke volkeren. En in
weerwil van de ontgoocheling der jaren
blijft iets van dat wonderlijk zielsver
langen, van die ongerijmde hoop, dat het
dichterlijk, romantisch heil moet schui
len in al die landen met wonderwerkende
namen.
Het was een jeugddroom, die ik ging
verwezenlijken, toen ik naar Boedapest
reisde met mijn vriend Kees van der Wil
ligen, ingenieur van Weg en Werken"
der Nederlandsche Spoorwegen, die in de
Hongaarsche hoofdstad de een of andere
technische aangelegenheid moest onder
zoeken of bespreken. Hij behoort tot het
slag van menschen, die een ongezonde,
maar oprechte belangstelling hebben
voor dwarsliggers en spoorstaven,
baksteenen en beton; dies was hij een alles
zins bevredigende reismakker.
Spoedig na onze aankomst ging hij zijn
zaken afdoen terwijl ik met klimmende
geestdrift door de prachtige stad zwierf.
Om zeven uur ontmoetten wij elkaar in
den tuin van een groot restaurant, waar
wij onder hooge boomen, bij het licht
van kleine lampen met roode kapjes een
exotischen maaltijd aten van louter
Hongaarsche spijzen. Het werd een
heugende ervaring. Rondom was de
mondaine sfeer van lachende en praten
de menschen aan de witgedekte tafeltjes,
het geklik van borden en tafelgerei, het
openen van wijnflesschen, het roepen van
bestellingen. Op den achtergrond, onder
de duistere festoenen van neerhangende
acacia-takken, kwam een nocturne in
blauw en goud te zien, zooals Whistler
lief had: het breede vlak, (overspannen
door het rank skelet van een hangbrug),
het donkere vlak van den Donau, waar
op schimmig witte stoombooten voeren
met slangelende, sprankelende weer
kaatsing van violette en groene
seinlichten. Achter het water verrees het sprook
je van den opglooienden gindschen oever,
bebouwd met steeds hooger geplaatste
huizenrijen pinkend met honderden klei
ne lichten. Alles overwelfd door den
zoelen avondhemel vol bleeke
zomersterren.
Er was geen plaats te krijgen in de
nótels en er was geen plaats meer in de
dependances, maar de vooruitziende
zakelijkheid van mijn reisgezel had be
werkt, dat wij overnachten konden in
wat mij in het donker een vervallen
paleis leek. Mij werd door een ouden man,
die Duitsch sprak, een ruime salon toe
gewezen, waar een sjofel ledikant stond en
Kees moest slapen onder de verschoten
troonhemel van een statie-bed in een
-zaak -Ik sHep uitstekendr maar Kees
GEESTESBEZWERING
DOOR FRITS HOPMAN
met teekeningen voor de Groene Amsterdammer", door
J. W. Bloem
kwam den volgenden mcrgen laat
aan het ontbijt en zag er moe en
somber uit. Hij stelde zich tevreden
met droog brood en een kop thee,
ofschoon ik hem met warmte mijn
menu aanbeval, te weten: spiegel
eieren, opgediend in een geslepen
glas op hoogen voet, warme luxe
broodjes met nooit volprezen boter,
koffie met room in een tumbler en
de morgen-uitgave van de Pester
Lloyd.
Ik geloof, dat mijn maag van
streek is," zei Kees rouwig. Zeker
de steur met die pikante saus, heb
ik al gedacht."
De waarachtig zedelijk voelende
mensen" antwoordde ik weet niet, dat
hij een maag heeft."
Nou, in ieder geval heb ik belabberd
geslapen. Nachtmerrie en zoo. Heb jij
wel eens een nachtmerrie gehad?"
Natuurlijk. Behoort bij een vrijzinni
ge opvoeding, net als Hegel en de
saxophoon."
Nou, het was vrij bar. Ik ben vier
keer wakker geworden en telkens moest
ik vechten om klaar wakker te worden.
Ik droomde, dat ik wakker was en toch
sliep ik nog zoowat. Ik wist, dat ik in
dat idiote bed lag en ik zag de boel om
mij heen en iedere keer kwam het weer
terug.'"
Kwam wat terug? Probeer die harde
broodjes, zeg. Een droom van
bakkers kunst!"
Je weet, dat ik niks moet hebben
van spoken en zulke nonsens."
Ik weet het. Maar wat ik zeggen
wil, die Hongaarsche boter"....
Nou, natuurlijk: het was non
sens, maar telkens als ik martelde
om wakker te worden, zag ik....
maar je moet mij niet uitlachen".. ..
Waarde heer, ik ben van mijn
burger- school-jaren af een waar
hei dzoeker."
Klets ! Je bent een fantast!
Maar ik zag dan tegen de muur,
rechts van de deur een soldaat, die aan
een kruis was gespijkerd, onderste
boven, nota bene, en op de grond lag
een zwarte gedaante. Griezelig, zeg ik
je! En als ik goed wakker was en ging
kijken met een kaars, dan was er niks,
natuurlijk. Maar ik ben er kapot van."
Al mijn luchtigheid was in n slag
verdwenen. Kees heeft geen fantasie
genoeg zelfs voor een verjaarbrief. Ik
z^u gelachen hebben om gesluierde ge
stalten, ijzigen windtocht, zuchten,
snikken en al de geijkte paraphernaliën
van geestverschijningen. Maar dit bizar
verhaal moest waarheid zijn, gruwelijke
waarheid. Ik beken, dat ik koud werd
van angst. Wij zwegen een poos beduusd.
Nou", zei ik, het zal wel je maag
zijn, zooals je zegt. Wij zullen vandaag
sober leven en vannacht zul je je schade
wel inhalen."
Maar niet in die kamer. Ga jij er
maar slapen. Net wat voor jou. Je slaat
er misschien weer een van je drie-stuiver
verhalen uit."
Wij gingen dien morgen naar het
Museum van schoone kunsten. KeeS
stond er op, om mij te vergezellen;,
hij wilde niet alleen blijven. Ik vrees^
echter, dat ik niet onderhoudend ge-r
weest ben. Het gebeurt een
menschmaar zelden te worden losgelaten in
eertverzameling van kunstwerken, die geheel
nieuw voor hem zijn, of die hij
hoogstensuit reproducties kent. De literator in
mij begon indrukken te ontleden, te
vergelijken en te groepeeren; ook te
zoeken naar beginselen. Het meest werd
ik getroffen door een school van zeer
knappe realisten realisten van het
atelier, wel te verstaan. Zij warens
vertegenwoordigd door groote doeken!
met geschiedkundige of folkloristische
voorstellingen: een terechtstelling, een
boetedoend vorst, een lazaret met
stervende soldaten, een aanval van wol
ven op een slee, een krankzinnige in een
kerker, een begrafenis in de bergen.
Het waren louter romantische onder
werpen, dingen om als groote
staalgravures in een ouderwetsch salon te
hangen, maar met volmaakte techniek
tot een bijna beangstigende werkelijk
heid gebracht. Overal voelde ik een
ontwijkende maar onmiskenbare
bovenaardsche sfeer, het ontredderend gevoel
van dreigend, maar verholen onheil of
bovenzinnelijken rouw; gevoelens, die
soms teruggebracht konden worden tot
het wild opfladderen van een rouw
floers, het rosse licht van kaarsen om
een doodsbaar in het open grijze dag
licht, of de droomverzadigde oogen
van een vrouwegelaat, of de onbedoelde
symboliek van een alledaagsch hand
gebaar. Ik had juist bij mij zelf uitge
maakt, dat Munkacsy niettegenstaande
zijn prachtig schilderstalent een vul
gaire en theatrale ziel was en dat wij,
westerlingen, Benczur schromelijk heb
ben miskend, toen Kees, die zijn troost
had gezocht bij de portretten van
grondig gedecolleteerde dames in de
volgende zaal, een schreeuw gaf.
Ik schrok en liep naar hem toe. Hij
stond voor een groot schilderij, dat een
Hongaarsch edelman voorstelde in rijke
statie-kleederdracht. Hij droeg een
granaatroode tuniek niet breede gouden
tressen over de borst en uitvoerige
chevrons op de mouwen. Om de schou
ders was een korte mantel geslagen,
bontomboord. Een witte spanbroek
kleedde de stevige dijen boven gelakte
kaplaarzen. De schilder had zijn talent
gewijd aan de kleinste onderdeelen:
de fijne aigrette op de donkere muts, de
glimlichten der orden. ,ejj kruise-n, de
fonkelende juweelen op het ..sabelg^vest.
Kees wees naar het ''do'é'K ~ rrfe? eefi
trillenden vinger. ? ^j «« j^ [
Ik weet het in*eeïS," 2ëf fcyjj heft
was geen soldaat." -;!
Wat hprlaul. jaJl'.-.yjaiftg.-j^. .ftnthllt'vr