Historisch Archief 1877-1940
MÜ9
t
AMTÜE SALOMOMS
(Met feekeningen voor de Groene Amsterdammer'' door Jaap Kaas)
IOENLIJK was de ellende al
's ochtends vroeg in de
mandikamer begonnen, toen hij zich
voor den spiegel te scheren
stond en de zonovergoten
palmen, de pralend blauwe
lucht en een
flamboyant, die bloeide met
een overvloed van
roode bloesems, in
het glas zag weer
kaatsen. Dit moest
nu ouëjaar voor
stellen: zon, warm
te, weelde van
bloemen; alsof je
er rrg in fe'ooven kon, wanneer de wereld niet grijs
en kil en triestig om je heen lag, liefst met wat rijp
aan de boomen, die met hun koppen in den nevel
stonden; liefst met iets miezerigs en onbehaaglijk»
in de lucht, zoodat je je den heelen dag al liep te
verheugen op den avond als je allemaal gezellig met
elkaar om het vuur zou kruipen, warme wijn met
kruidnagelen drinken, en de wereld om je heen laten
draaien zonder je er iets meer van aan te trekken !
Hoe vervlakten de gevoelens voor de jaarlijks
terugkeerende feesten in een land, waar het altijd zon en
zomer, altijd hitte en bloei was ! Wat kon je hier van
het kerstfeest maken, al zat je ook geduldig te
transpifeetën achter kaarsjes met roode kapjes en al was
er ook een kalkoen heelemaal uit Holland komen
varen, om een schijn van echtheid" te geven aan het
diner ! Wie wist er hier eigenlijk, als je twee dagen
vrij had, of het ter eere van Paschen of van Pinksteren
was. De namen der maanden, de seizoenen, alles
verloor zijn beteekenis en zijn waarde; ach God,
en als 't alleen maar bij de waarde der seizoenen was
gebleven!
Toen op kantoor, nieuw gedonder: moeilijkheden
over de groote levering van tjankols aan Boekit
Atjeh; ze hadden niet het gewicht, dat de factuur aan
gaf, en dat men ook van te voren was overeengekomen,
de maatschappij nam er geen genoegen mee
Daar moet onmiddellijk iemand op af", zei
de chef, verveeld heen en weer loopend; zoo'n groote
klant moet weten, dat zijn klachten indruk maken.
We moeten natuurlijk zeggen, dat we bereid zijn de
heele zending terug te nemen en zijn orders nu voor
't vervolg met de grootste accuratesse uit te voeren;
kosten van 't vervoer alles voor onze rekening. Maar
dat is eindelooze soesah; en dat komt ons op een
handvol duiten te staan. Als we hem hiermee hebben
vermurwd, moeten we trachten hem gunstig te stem
men voor een tweede voorstel, dat hij deze tjankols
houdt, maar dan tegen een flinke reductie, omdat de
fout bij ons ligt. 'n Beroerde historie. En jij zal er
heen moeten om het varkentje te wasschen, Meertens..
't Is ouëjaar; ik heb een feestje van avond; Bergman
is gekomen; en bovendien: 't is maar twee honderd
veertig kilometer; als je een beetje opschiet en niet te
lang praat, maar beleefd hoor, en hem goed laten
voelen, dat we bereid zijn om de kwestie tot zijn
volle voldoening te regelen, kun je best nog voor
donker thuis zijn."
Toen had hij nog even voorzichtig gewaagd, of ze
dien vertoornden meneer vandaag niet zouden kunnen
opbellen en de verzekering geven, dat ze diligent
waren en eerst de kwestie grondig zouden onderzoeken
en over twee dagen iemand sturen om a,les in orde te
maken; maar zijn voorstel was met hoongelach
ontvangen. Dacht hij heusch, dat ze daar op die
negerij telefoon hadden, en misschien een trammetjv,
voor de deur en een bodega op den hoek van de straat?
Hij moest nu maar liever doen, wat ouderen en
wijzeren 'm rieden, en als de drommel een auto bestellen;
des te eerder was hij terug.
En op 't laatste oogenblik, vriendelijk gestemd om
den specialen dag van 't jaar, als iedereen toch neiging
heeft, in goede verstandhouding van zijn
medemenschen te scheiden, had de baas 'm nog terug
geroepen: Wacht 's even, Meertens; de looper heeft
net de mail gehaald; even kijken, of er wat voor jou
bij is".
Zoo zat hij in den snel voortschietenden wagen
met de brieven van zijn moeder, van zus, van zijn
besten vriend, die theologie studeerde; van een
twaalfjarig nichtje, dat een zwak op hem had en
van een ouden voetbalmakker in zijn handen. Lezen
kon hij ze toch niet door 't schudden en hotsen; hij
kon alleen naar de adressen kijken, zich vermaken
met de kordate lettertjes van het kind en den
trouwhartigen eenvoud van zijn moeders handschrift be
wonderen. Vandaag kwam nu ook letterlijk wel alles
bij elkaar; den dag dat de brieven kwamen, voelde
hij zich altijd al beroerd en ontredderd, en 'dan nu net
m zoo'n herdenkingsstemming en dan maar schokkend
en bolderend over den slechten weg.... Waarachtig,
hij kon er tegenwoordig in komen, dat er kerels
waren met vijf of zes jaar voor den boeg, die gewoon
maar niets meer van zich lieten hooren; die dat zachte
en weeke in zich lieten afsterven, omdat als je hier
nu eenmaal moet leven, als je nu eenmaal vooruit
moet, je van alle gevoel niets dan narigheid hebt.
Als hij dat niet kon, was 't alleen om zijn moeder,
wie hij geen verdriet wou doen; en die hij ook niet
kon missen; ach, eigenlijk kon hij niemand van de
anderen ook missen, Zus niet en Wim Berkelmans en
Emieltje niet.... Maar het werd langzamerhand
zoo moeilijk om te schrijven; hij had een angst zich
te laten gaan, alsof dan iedereen dadelijk zou moeten
zien, hoe hij degradeerde. En als hij eerlijk schreef,
zooals aan Wim, dan kreeg hij goedbedoelde en ook
misschien wezenlijk wel goede preeken als antwoord,
maar hij kon toch geen oogenblik het gevoel van zich
afzetten, dat ze daar in het veilige Holland eenvoudig
geen vermoeden hadden, wat je doormaakte in een
land, waar elke teug lucht je in den eersten tijd vijandig
en vreemd aandeed; waar je je blik nergens heen
wenden kon, of hij sluitte op iets ongewoons; waar
zelfs in je slaap de obsessie van het verloren zijn in een
wereld, waar je niet thuis hoorde, je niet verliet.
Eerst was hij in een mess getrokken, met vijf ruwe,
zorgelooze knapen; het niveau van zoo'n uitbundige
samenleving ligt altijd eenige graden lager, dan de
geestelijke standing van elk individu. Hij kwam net
van huis; hij was geplaagd en gehoond, en hij had
gezegd, dat ze maar naar een anderen contubernaal
moesten uitkijken; dat hij niet hield van zoo'n
beestenboel en meer zelfrespect had dan zij met hun
vijven bij elkaar, na zeven maanden meenden hij
en zij, dat ze een betere regeling hadden gevonden;
iemand die al zes jaar in Semarang had gezeten,
had zijn kamers genomen; en hij was in het huis
van een bejaarden bachelor getrokken, die voor een
jaar naar Holland ging.... Maar bij het afscheid
merkte hij, dat het eigenlijk geen zin meer had van
hen weg te [gaan, omdat hij in dien tijd hun ma
nieren en hun levenshouding vrij volledig had over
genomen
Dien eersten tijd in zijn leege huis had hij van onrust
en vereenzaming niet geweten, wat te beginnen;
avond aan avond was hij aan den rol gegaan, met de
eerst geminachte vriendjes uit de mess, met anderen,
die hij in zijn ongeregelde bestaan gemakkelijk vond,
en om zijn roekelooze wildheid aantrok. Op kantoor
werd er over gepraat, en zijn chef waarschuwde hem,
dat het werk er onder leed. Hij raadde hem zich te
rangeeren; een huishoudster, een geregeld leven;
niet avond aan avond uitloopen, maar eens wat
lezen, belangstelling hebben voor de /aken, waar hij
waarachtig nog niet de helft van begreep. . . . Hij
moest eens gaan kijken bij toko Myako; daar hadden
ze heel geschikte meisjes, zoo bizonder kostbaar
was het ook niet; hij sprak uit ervaring, en hij had 't
altijd als zijn plicht beschouwd, jongelui, die hij naar
den kelder zag gaan, tijdig te waarschuwen en terug
te roepen....
Dat een oudere man, zijn baas, op deze wijze tot hem
had gesproken; dat hij, inderdaad met de beste
bedoelingen, hem een dergelijke levenswijze had aan
geraden, kwetste hem dieper, dan de aanblik der
wildste bacchanalen. Want die waren toch altijd een
erkend exces geweest, een uitspatting, die je lichter
of zwaarder kon veroordeelen; maar waarvoor niemand
in zijn rustige oogenblikken propaganda zou maken.
Hier werd hem bijna als deugd aangeprezen, wat een
onoverbrugbare kloof zou maken tusschen hem en
wie hem lief waren in Holland; vooral tusschen hem
en het zachte, blonde meisje, dat so wie so toch al
zoo hulpeloos onbereikbaar voor hem leek. En, vreemd,
terwijl hij zich realiseerde, dat hij haar dan nooit meer
onder de oogen zou kunnen komen, had hij niet haar
koele, kinderlijke blik op zich voelen rusten, maar
die van dat kleine, kordate domineesvrouwtje, haar
moeder, die met verlamde beenen uit haar stoel heel
het gezin en bijna ook de gemeente bestuurde door de
kracht van haar persoonlijkheid en die, toen hij haar
zijn plan verteld had naar Indiëte gaan, alleen dit
eene zinnetje had gezegd: Geloof je werkelijk, dat je
daarvoor sterk genoeg bent?"
Nou ja, naar wat voor bekrompen maatstaf rekende
zoo'n menschje nu ook, die niets anders van de wereld
kende, dan eerst de sfeer van de ouderlijke en nu die
van de echtelijke pastorie ! Wie kon er rekening hou
den, met wat zij sterk" of zwak", of goed" en
verkeerd" noemde....? Maar het beroerde wasr
dat Wim, dien hij vroeger toch nooit als een kwezel
had beschouwd, zijn levenshouding onvoorwaardelijk
afkeurde, en sprak van het gevaar der rustige,
gemakkelijke gewoonte", die zijn onderscheidings
vermogen voor goed en kwaad geleidelijk zou onder
mijnen. Beroerder misschien nog was het de instem
ming van den ruwen makker uit zijn voetbaljaren,
dien hij in zijn hart altijd ver beneden zich had geacht,
en die nu zoo joviaal begon op te snijden van zijn
eigen avonturen, dat hij in misplaatsten trots, telkens
wilde uitroepen, dat hij toch nooit.. 't Beroerdste van
alles, dat hij geen manier wist, om er ook maar een
woord van aan zijn moeder te schrijven, lieve, tact
volle moeder, die hem zoo kende, en die, omdat ze de
matheid van zijn laatste brieven natuurlijk wel ge
merkt had, er voorzichtig op had gezinspeeld, dat hij
toch niet moest meenen, dat vertrouwen" noodig
maakte, elkaar alles wat men voelde en beleefde
getrouwelijk op te biechten.
In die vreemde wereld, waarin jij moet leven,
mijn jongen, zijn natuurlijk omstandigheden, die ons
zoo ver liggen, dat we ze nkt zouden kunnen begrijpen
en er ons misschien noodeloos ongerust over maken. Als
je uit zulke overwegingen sommige dagen in je nieuwe
bestaan voor ons overslaat, moet je daar toch niet
over tobben. Wat bijzaak moet blijven en ook feitelijk
bijzaak voor je is, zou hoofdzaak voor ons worden, als
je het ons precies wou gaan verklaren. Zoo zien we je
beeld misschien zuiverder en zelfs eerlijker, als je een
deel ervan voor ons in het donker laat."
O, zijn moeder was een bizondere vrouw en hij had
over haar woorden erg onmannelijk staan slikken,
met zijn gezicht naar een kast. Maar de bevrijdende
uitstorting van zijn bekommerd hart was niet op
haar tactvol begrijpen gevolgd: want wat zij vermoed
de en had kunnen aanvaarden: de uitbarstingen van
toomeiooze jeugd, de spontane wildheid van onbe
zonnen kracht, lag in een heel andere sfeer dan de
plezierige, luie gemakkelijkheid, waarin hij nu was
weggezonken, het futlooze laisser aller, waarin nu
zijn dagen vergingen.
In elk geval, besloot hij, terwijl hij zich opheesch