Historisch Archief 1877-1940
D E
KL EI N Z O O N
VAN
K A Z A N
KAZOON, Kazan's kleinzoon, richtte zich, nog
half slaperig, op in zijn mand. Hij had zich lekker
" in de blauwe zij gerold. Zijn snuit was begraven onder
n slip van den doek, waarmee hij 's avonds werd
toegedekt. Het kostte hem eenige moeite zijn neus
vrij te maken. Hij schudde zich. Had hij gedroomd?
Hij meende een soort van gehuil te hebben vernomen.
Neen, daar klonk het weer, een schel, jankend huilen.
Je kon het niet anders noemen, toch klonk het niet
klagelijk, maar boos, ongeduldig.
C De heele familie zou wakker worden! Peter, de poes,
die evenals Kazoon in de keuken sliep, was al gewekt,
hij rekte zich uit, en gaapte, alles heel op zijn gemak.
Die heeft geen zenuwen", zei Kazoon voor de
zooveelste maal van zijn leven tot zich zelf. Benijdens
waardig !"
Hij zelf werd erg onrustig. Hij moest weten wat dat
geluid toch was, dat maar niet ophield. Er was iets
in dat hem onaangenaam aandeed, en toch weer iets
dat hem trok. Hij voelde instinctmatig, dat het om
hem te doen was.
Het was heel vroeg in den morgen, half zes, en
rillerig koud. Alle deuren en vensters waren natuurlijk
nog gesloten, maar hij ging op het geluid af naar de
achterkeuken, waar een breede spleet in den muur
was. Vroeger, toen hij nog zijn j eugdig, tenger figuur
had, en lust tot avonturen, was hij daar wel vaak
doorgekropen. Nu zag hij, er door glurend, vlak tegen
den muur aangedrukt, een gestalte die hij al half en
hatf verwacht had, die van een grijzen wolf. De wolf
had kwaadaardige oogen, hij was mager, ruig en
gespi
rd.. Zoo, ben je daar eindelijk !" zei de grijze wolf on
vriendelijk. Hoor je. niet dat ik je roep?"
Natuurlijk weer chantage" zei Kazoon bij zich
zelf. Van je familie moet je 't maar hebben";
overluid zei hij: Dat is tegen de afspraak! Drie korte
kefjes, dat was afgesproken. Je brengt me in moeilijk
heden met dat gehuil. Kan je niet behoorlijk keffen?"
Nee," zei de wolf nijdig. Momenteel niet. Ik.ben
verkouden. En heb jij nou maar niet zooveel praats".
Wat moet je hebben?" zei Kazoon. Bij de worst
kan ik niet. Ze hebben 't in de gaten gehad, den
vorigen keer. Nu is alles secuur afgesloten".
De wolf grinnikte, op een onaangename manier,
vond Kazoon. Het klonk onbeschaafd en hij liet te
veel tanden zien.
Zoo. Hebben ze jou verdacht?"
Nee. Ze vertrouwen me volkomen. (De wolf haalde
met grenzelooze minachting den neus op). Ze dachten,
dat Peter, de kater, het deed, en gaven hem op zijn
kop".
Prachtig! Dat doet me toch plezier. Net goed.
Zoo'n kat! Maar duldt jij een kater in je nabijheid?
En je pakt hem niet bij zijn nekvel en schudt hem net
zoolang tot hij dood is? Ben jij een kerel!?".
Het is onze eigen kat", zei Kazoon om zich te ver
ontschuldigen. Anderen zit ik wel achter de vodden".
Onze eigen kat! Ik begin te gelooven dat jij een
tamelijk gedegenereerd type bent, zeg! Maar nou
verder geen praatjes".
Wat moet je hebben? Er is nog pekelvleesch in
den kelder, maar je moet me tijd geven".
Ik heb niks van je noodig, dit keer. Je moet mee !"
Mee? Waar naar toe:"
Naar het bosch. Er wordt een groote vergadering
gehouden, en als kleinzoon van Kazan hoor je er bij.
Er moet een nieuw opperhoofd gekozen worden".
Maar ik interesseer me heelemaal niet voor jullie
politiek".
Gekheid. Het gaat om de eer van de familie. Je
weet dat je nog een brok neef van me bent. Je oud
oom van moederszijde, Eenoog, is onze candidaat.
We hebben jouw stem noodig, want het zal erom hou
den. Krul-oor, de oppositie-candidaat, is een
reuzeintrigant". .? ?-?
Ja maar," zei Kazoon, die er geen lust in
had. Je ziet toch, dat ik niet weg kan. Alle deuren
zijn nog dicht. Kan ik een deur open doen?"
Weet ik veel, wat jij kunt en niet kunt? Je verstaat
nog wel meer van die onnoozele kunstjes, Deuren!"
zei de wolf minachtend. Kun je niet door die scheur
in den muur? Nee, ik zie het al, je bent te vet. Een lui,
lekker leventje, hé. Dat heb je er van. Je bent niet
' fit meer. Maar je moet komen, anders j\i er wat voor
je op. Mijn vader en de andere neven zouden je ge
woon komen halen. Je zou gewoon de deur niet uit
kunnen".
Ik kan geen deur open doen" zei Kazoon gemelijk.
Dan. wachten we tot er zoo'n deur opengaat.
Wanneer is dat?" *
Over een half uur".
Wat is een half uur? Hoeveel wolf-lengten gaans?"
Over.... laat eens kijken vier duizend
wolflengten gaans (wandelpas) komt het dienstmeisje en
doet de deur open voor den melkboer".
DOOR CORNELIS VETH
met teekeningen voor de Groene Amster
dammer" door den schrijver
Boeren heb ik de pest aan. Die hebben hooivorken
en dorschvlegels".
Nu ja, aan dezen is niet veel boersch meer. Hij
heet maar zoo".
Ik heb aan den naam boer al meer dan genoeg",
zei de wolf met een huivering. Ik zal me verschuilen
en op je wachten. Je komt hoor, anders zwaait er wat
maar niet je staart!"
Kazoon bleef achter, vol onrust en vrees. Hij durfde
niet te weigeren. Ook was hij toch wel trotsch op zijn
afkomst. Hij blufte er tegen de andere honden in de
straat altijd op dat Kazan de wolfshond zijn groot
vader was.
De schel ging! De melkboer. Het dienstmeisje
kwam beneden, en deed de deur open. Kazoon had
geen tijd, om haar, als anders, springend te begroeten.
Hij glipte Weg.
De wolf kwam uit de struiken in den tuin en voegde
zich bij hem. Zij snelden voort.
Maar nu wilde het dienstmeisje de deur dicht doen,
en miste den hond.
Kazoon !" riep zij.
Kazoon keerde zich onwillekeurig om.
Wat doe je?" riep de wolf uit. Ben je gek!
Vooruit!" *
Ik ik antwoord op den naam Kazoon," zei
Kazan's kleinzoon besluiteloos.
Bah!" zei de wolf met de diepste verachting. Hij
bleef staan, en schudde zijn ruige manen. Bah!"
zei hij nogeens. Je antwoordt! Je moet ze niet ant
woorden. Antwoorden! Heb je geen gevoel van
eigenwaarde?.... Hei, wat is dat?"
De Wolf begon plotseling over al zijn leden te beven,
hij-klappertandde en drukte zich tegen den muur van
het steegje. Hij werd bleek om den neus. Ze hadden,
hoewel het op straat nog heel stil was, enkel verlaten
steegjes genomen, maar nu kwam in de verte een
man met een hooivork aan.
Wat scheelt je?" vroeg Kazoon.
Kom mee !" siste de wolf tusschen zijn vervaailijke
tanden, en meteen zette hij het op een loopen, ventre
a terre. Kazoon dacht er een oogenblik aan, van de
gelegenheid gebruik te maken om terug te gaan
Maar hij durfde niet. Hij holde den wolf toch maar
achterna, tot voorbij den man met den hooivork, die
heel niet op hen lette.
Was je niet bang?" zei de wolf, nog ademloos.
Zij waren nu het dorp uit, en namen een zijweg naar
het bosch. Kazoon was daar blij om, want hij geneerde
zich niet zuinig voor dit magere, schooierige familie
lid met zijn ruwe borstelige haren, zoo anders dan zijn
gladde vacht.
Bang? Weineen, waarom?" zei Kazoon verbaasd.
De wolf sloeg de oogen ten hemel. Niet bang voor
een man met een hooivork! Schaam je je niet? Waar
zijn je instincten? Ik begin aan je te wanhopen !"
Ze liepen eenigen tijd naast elkaar voort. De wolf
bleef bij zich zelf halfluid mopperen: Meneer is niet
bang voor een hooivork! Waar gaan we heen? Wat
moet je met Z)o iemand beginnen?"
Na een poosje vroeg hij: Wat voer jij nou eigenlijk
zoo'n heelen dag uit?"
O", zei Kazoon, Mijn dag is genoeg bezet, 's Mor
gens ga ik gewoonlijk met iemand een eindje wandelen.
Dan krijg ik mijn eten. Dan ga ik slapen. Nemen ze
me dan Weer een eindje mee, best. Blijven ze thuis,
ook goed. Alleen als ze zonder mij uitgaan, dan heb ik
het land. Dat lappen ze me Wel eens, zie je".
Hm. Hoe sentimenteel, daar wat om te geven !
Wat doe je dan?"
Niets. Vroeger verscheurde ik dan wel eens wat."
Een kat of zoo?"
O neen, een laken of een boek. Maar dan kreeg ik
strat".
Straf ! Stumperd ! Maar die kat, die laat je met
rust?"
O", zei Kazoon lachend. Stel je voor, die kruipt
Wel eens bij me in de mand".
De wolf bleef alweer staan. Zeg, wat je me daar
vertelt is gewoon walgelijk".
Maar Kazoon's aandacht werd op eens afgeleid. Hij
stak zijn neus in de lucht. Hij snoof, Ha!.zei hij.
Ha ! Ruik je niets?" Er kwam beweging in zijn
staart.
De wolf snoof eveneens. ,,Je hebt gelijk," juichte hij.
Hoera ! Dat is een buitenkansje !"
Het was voor het eerst, dat de neven sympathie
voor elkaar, voelden. Hun staarten kwispelden in
roerende harmonie. Hun oogen gingen n kant Uit.
Op zij van den weg lag het kreng van een vogel. Dat
was een festijn ! Om beurten rolden ze zich er in. Ze
snoven elkaar na en complimenteerden elkaar met
de vondst. De wolf was zóó tevreden over dit bewijs
van Kazoon's juiste instincten dat hij hem zijn beurt
niet weigerde.
Zoo zal je heusch een goed figuur maken op de
vergadering" zei hij voldaan, Kazoon nasnuffelende.
Ik had het niet gedacht".
Deugdelijk geparfumeerd, vroolijk met de staarten
zwaaiend in levendigen kadans, zetten zij hun tocht
voort. Maar het was Kazoon's noodlot, dat hij die
goede stemming Weer moest bederven.
Apropos", zei hij na een poosje. Waarom doen
\\e dat eigenlijk?"
De wolf keek hem aan, alsof hij niet Wist hoe hij
het had. Hij was het eerste oogenblik werkelijk sprake
loos van teleurstelling en verontwaardiging.
Dus dat we'et je niet?" riep hij eindelijk uit, ter
wijl zijn .staart met zwaaien ophield en er opeens uit
zag als een stekelvarken, terwijl die van den armen
Kazoon al verder tusschen zijn pooten wegdook.
Dat Weet jij werkelijk niet! Je doet het, je doet het
met geestdrift zelfs, met hart en ziel om zoo te zeggen,
maar je weet niet waarom? Maar dan ben je idioot!
Dan ben je geen haar beter dan die menschen waar
je vandaan komt! Verbasterde telg van een overoud,
edel geslacht! Je bent niet waard, onze vergadering
bij te wonen. Het stemrecht moest je worden afge
nomen".
O", zei Kazoon, ondanks zijn schaamte wat op
gelucht, want hij had niet veel karakter, dan ga ik
maar terug".
De Wolf aarzelde. Maar dit mispunt heeft nog
een stem", dacht hij hardop. Destemmen worden niet
gewogen, alleen maar geteld. Neen, je komt mee !"
Kazoon keek wanhopigom zich heen. Hij had minder
dan ooit lust mee te gaan.
Het bosch werd nu steeds dichter, en ontoeganke
lijker voor menschen. De wolf wist echter precies
den weg door het dichte struikgewas, Waar geen paden
meer waren, doch de boomwortels overal door elkaar
slingerden, en waar somtijds bergen rottende bladeren
het loopen schier onmogelijk maakten.Zijn kwaad
aardige, schuin en dicht bij elkaar staande oogen
loerden telkens naar den armen Kazoon om, oie hem
met groote moeite en innerlijken tegenzin volgde.
Plotseling spitste de wolf de ooren, en stond stil.
Kazoon luisterde ook. Een zonderling geluid werd
vernomen, een dof dreunen, zeer zacht, maar voor
hun scherpe ooren duidelijk genoeg .Het kwam nader.
De fijne neus van den wolf had al in de gaten waar het
Wezen, dat naderde, vandaan kwam, lang vóór Ka
zoon het uit het geluid kon opmaken. Hij keerde zich
om, maar bedacht zich en ging weer door.
Het is een beer", zei hij. Wij moeten omloopen.
De tijd dringt".
Kazoon aarzelde. Hij Wist niets van beren, die hij
alleen van de kermissen kende, Waar ze dansten.
Waren ze gevaarlijk?
Wat den wolf betreft, die stond even besluiteloos.
Hij was vechtlustig genoeg, en altijd hongerig, en
zag er niets tegen op, den beer aan te vallen, maar hij
wou de vergadering niet missen.
Daar verscheen de beer inderdaad, maar zoowel de
wolf als Kazoon keken verwonderd naar de ongewone
gedragingen van dit groote, ruige, zwarte dier. Het
liep niet op zijn vier pooten, maar op zijn
achterpooten. Zijn oogen hadden een peinzende uitdrukking.
Hij Was blijkbaar gepreoccupeerd. Bedachtzaam, met
studie, zette hij zijn zware sokken-voeten neer en
liet de dikke winterwanten, waarin zijn voorpooten
eindigden, slap hangen. Opeens begreep kazoon alles.
Het was een gedresseerde beer, ontsnapt aan zijn
meester. Ja, hij had nog een ring in den neus !
Kazoon kon een kort lachje niet bedwingen. De
beer keek op. Kazoon sidderde.
Toen gebeurde echter het wonderlijkste. De beer
herkende blijkbaar dadelijk den hond in hem. Hij was
aan honden gewend, en vreesde ze niet. Hij wendde
zijn oogen af en wilde zijn manoeuvres bedaard voort
zetten wie stoorde zich ooit aan Kazoon? toen
zijn oogen den feilen loerenden blik van den wolf
ontmoetten, die achter hem om voort wou loopen.
De beer, achterdochtig als elk bewoner der wildernis,
meende dat hij in den rug zou worden aangevallen,
bromde nijdig, en sloeg met zijn poot naar den wolf.
Nu vloog de wolf hem naar de keel. De beer ving
hem op in zijn sterke pooten en trachtte hem dood
te drukken. Ze waren dadelijk in een woedend gevecht
gewikkeld.
Kazoon zag zijn kans. Hij maakte zoo snel hij kon
dat hij wegkwam. Voor het geval dat de wolf over
winnaar zou zijn en hem zou zoeken, nam hij een
anderen weg, zwom door de rivier om het verraderlijke
aroma kwijt te raken, en kwam tegen den middag
thuis, waar een pak slaag en een maal eten hem
wachtten.