De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 25 december pagina 31

25 december 1926 – pagina 31

Dit is een ingescande tekst.

D E KL EI N Z O O N VAN K A Z A N KAZOON, Kazan's kleinzoon, richtte zich, nog half slaperig, op in zijn mand. Hij had zich lekker " in de blauwe zij gerold. Zijn snuit was begraven onder n slip van den doek, waarmee hij 's avonds werd toegedekt. Het kostte hem eenige moeite zijn neus vrij te maken. Hij schudde zich. Had hij gedroomd? Hij meende een soort van gehuil te hebben vernomen. Neen, daar klonk het weer, een schel, jankend huilen. Je kon het niet anders noemen, toch klonk het niet klagelijk, maar boos, ongeduldig. C De heele familie zou wakker worden! Peter, de poes, die evenals Kazoon in de keuken sliep, was al gewekt, hij rekte zich uit, en gaapte, alles heel op zijn gemak. Die heeft geen zenuwen", zei Kazoon voor de zooveelste maal van zijn leven tot zich zelf. Benijdens waardig !" Hij zelf werd erg onrustig. Hij moest weten wat dat geluid toch was, dat maar niet ophield. Er was iets in dat hem onaangenaam aandeed, en toch weer iets dat hem trok. Hij voelde instinctmatig, dat het om hem te doen was. Het was heel vroeg in den morgen, half zes, en rillerig koud. Alle deuren en vensters waren natuurlijk nog gesloten, maar hij ging op het geluid af naar de achterkeuken, waar een breede spleet in den muur was. Vroeger, toen hij nog zijn j eugdig, tenger figuur had, en lust tot avonturen, was hij daar wel vaak doorgekropen. Nu zag hij, er door glurend, vlak tegen den muur aangedrukt, een gestalte die hij al half en hatf verwacht had, die van een grijzen wolf. De wolf had kwaadaardige oogen, hij was mager, ruig en gespi rd.. Zoo, ben je daar eindelijk !" zei de grijze wolf on vriendelijk. Hoor je. niet dat ik je roep?" Natuurlijk weer chantage" zei Kazoon bij zich zelf. Van je familie moet je 't maar hebben"; overluid zei hij: Dat is tegen de afspraak! Drie korte kefjes, dat was afgesproken. Je brengt me in moeilijk heden met dat gehuil. Kan je niet behoorlijk keffen?" Nee," zei de wolf nijdig. Momenteel niet. Ik.ben verkouden. En heb jij nou maar niet zooveel praats". Wat moet je hebben?" zei Kazoon. Bij de worst kan ik niet. Ze hebben 't in de gaten gehad, den vorigen keer. Nu is alles secuur afgesloten". De wolf grinnikte, op een onaangename manier, vond Kazoon. Het klonk onbeschaafd en hij liet te veel tanden zien. Zoo. Hebben ze jou verdacht?" Nee. Ze vertrouwen me volkomen. (De wolf haalde met grenzelooze minachting den neus op). Ze dachten, dat Peter, de kater, het deed, en gaven hem op zijn kop". Prachtig! Dat doet me toch plezier. Net goed. Zoo'n kat! Maar duldt jij een kater in je nabijheid? En je pakt hem niet bij zijn nekvel en schudt hem net zoolang tot hij dood is? Ben jij een kerel!?". Het is onze eigen kat", zei Kazoon om zich te ver ontschuldigen. Anderen zit ik wel achter de vodden". Onze eigen kat! Ik begin te gelooven dat jij een tamelijk gedegenereerd type bent, zeg! Maar nou verder geen praatjes". Wat moet je hebben? Er is nog pekelvleesch in den kelder, maar je moet me tijd geven". Ik heb niks van je noodig, dit keer. Je moet mee !" Mee? Waar naar toe:" Naar het bosch. Er wordt een groote vergadering gehouden, en als kleinzoon van Kazan hoor je er bij. Er moet een nieuw opperhoofd gekozen worden". Maar ik interesseer me heelemaal niet voor jullie politiek". Gekheid. Het gaat om de eer van de familie. Je weet dat je nog een brok neef van me bent. Je oud oom van moederszijde, Eenoog, is onze candidaat. We hebben jouw stem noodig, want het zal erom hou den. Krul-oor, de oppositie-candidaat, is een reuzeintrigant". .? ?-? Ja maar," zei Kazoon, die er geen lust in had. Je ziet toch, dat ik niet weg kan. Alle deuren zijn nog dicht. Kan ik een deur open doen?" Weet ik veel, wat jij kunt en niet kunt? Je verstaat nog wel meer van die onnoozele kunstjes, Deuren!" zei de wolf minachtend. Kun je niet door die scheur in den muur? Nee, ik zie het al, je bent te vet. Een lui, lekker leventje, hé. Dat heb je er van. Je bent niet ' fit meer. Maar je moet komen, anders j\i er wat voor je op. Mijn vader en de andere neven zouden je ge woon komen halen. Je zou gewoon de deur niet uit kunnen". Ik kan geen deur open doen" zei Kazoon gemelijk. Dan. wachten we tot er zoo'n deur opengaat. Wanneer is dat?" * Over een half uur". Wat is een half uur? Hoeveel wolf-lengten gaans?" Over.... laat eens kijken vier duizend wolflengten gaans (wandelpas) komt het dienstmeisje en doet de deur open voor den melkboer". DOOR CORNELIS VETH met teekeningen voor de Groene Amster dammer" door den schrijver Boeren heb ik de pest aan. Die hebben hooivorken en dorschvlegels". Nu ja, aan dezen is niet veel boersch meer. Hij heet maar zoo". Ik heb aan den naam boer al meer dan genoeg", zei de wolf met een huivering. Ik zal me verschuilen en op je wachten. Je komt hoor, anders zwaait er wat maar niet je staart!" Kazoon bleef achter, vol onrust en vrees. Hij durfde niet te weigeren. Ook was hij toch wel trotsch op zijn afkomst. Hij blufte er tegen de andere honden in de straat altijd op dat Kazan de wolfshond zijn groot vader was. De schel ging! De melkboer. Het dienstmeisje kwam beneden, en deed de deur open. Kazoon had geen tijd, om haar, als anders, springend te begroeten. Hij glipte Weg. De wolf kwam uit de struiken in den tuin en voegde zich bij hem. Zij snelden voort. Maar nu wilde het dienstmeisje de deur dicht doen, en miste den hond. Kazoon !" riep zij. Kazoon keerde zich onwillekeurig om. Wat doe je?" riep de wolf uit. Ben je gek! Vooruit!" * Ik ik antwoord op den naam Kazoon," zei Kazan's kleinzoon besluiteloos. Bah!" zei de wolf met de diepste verachting. Hij bleef staan, en schudde zijn ruige manen. Bah!" zei hij nogeens. Je antwoordt! Je moet ze niet ant woorden. Antwoorden! Heb je geen gevoel van eigenwaarde?.... Hei, wat is dat?" De Wolf begon plotseling over al zijn leden te beven, hij-klappertandde en drukte zich tegen den muur van het steegje. Hij werd bleek om den neus. Ze hadden, hoewel het op straat nog heel stil was, enkel verlaten steegjes genomen, maar nu kwam in de verte een man met een hooivork aan. Wat scheelt je?" vroeg Kazoon. Kom mee !" siste de wolf tusschen zijn vervaailijke tanden, en meteen zette hij het op een loopen, ventre a terre. Kazoon dacht er een oogenblik aan, van de gelegenheid gebruik te maken om terug te gaan Maar hij durfde niet. Hij holde den wolf toch maar achterna, tot voorbij den man met den hooivork, die heel niet op hen lette. Was je niet bang?" zei de wolf, nog ademloos. Zij waren nu het dorp uit, en namen een zijweg naar het bosch. Kazoon was daar blij om, want hij geneerde zich niet zuinig voor dit magere, schooierige familie lid met zijn ruwe borstelige haren, zoo anders dan zijn gladde vacht. Bang? Weineen, waarom?" zei Kazoon verbaasd. De wolf sloeg de oogen ten hemel. Niet bang voor een man met een hooivork! Schaam je je niet? Waar zijn je instincten? Ik begin aan je te wanhopen !" Ze liepen eenigen tijd naast elkaar voort. De wolf bleef bij zich zelf halfluid mopperen: Meneer is niet bang voor een hooivork! Waar gaan we heen? Wat moet je met Z)o iemand beginnen?" Na een poosje vroeg hij: Wat voer jij nou eigenlijk zoo'n heelen dag uit?" O", zei Kazoon, Mijn dag is genoeg bezet, 's Mor gens ga ik gewoonlijk met iemand een eindje wandelen. Dan krijg ik mijn eten. Dan ga ik slapen. Nemen ze me dan Weer een eindje mee, best. Blijven ze thuis, ook goed. Alleen als ze zonder mij uitgaan, dan heb ik het land. Dat lappen ze me Wel eens, zie je". Hm. Hoe sentimenteel, daar wat om te geven ! Wat doe je dan?" Niets. Vroeger verscheurde ik dan wel eens wat." Een kat of zoo?" O neen, een laken of een boek. Maar dan kreeg ik strat". Straf ! Stumperd ! Maar die kat, die laat je met rust?" O", zei Kazoon lachend. Stel je voor, die kruipt Wel eens bij me in de mand". De wolf bleef alweer staan. Zeg, wat je me daar vertelt is gewoon walgelijk". Maar Kazoon's aandacht werd op eens afgeleid. Hij stak zijn neus in de lucht. Hij snoof, Ha!.zei hij. Ha ! Ruik je niets?" Er kwam beweging in zijn staart. De wolf snoof eveneens. ,,Je hebt gelijk," juichte hij. Hoera ! Dat is een buitenkansje !" Het was voor het eerst, dat de neven sympathie voor elkaar, voelden. Hun staarten kwispelden in roerende harmonie. Hun oogen gingen n kant Uit. Op zij van den weg lag het kreng van een vogel. Dat was een festijn ! Om beurten rolden ze zich er in. Ze snoven elkaar na en complimenteerden elkaar met de vondst. De wolf was zóó tevreden over dit bewijs van Kazoon's juiste instincten dat hij hem zijn beurt niet weigerde. Zoo zal je heusch een goed figuur maken op de vergadering" zei hij voldaan, Kazoon nasnuffelende. Ik had het niet gedacht". Deugdelijk geparfumeerd, vroolijk met de staarten zwaaiend in levendigen kadans, zetten zij hun tocht voort. Maar het was Kazoon's noodlot, dat hij die goede stemming Weer moest bederven. Apropos", zei hij na een poosje. Waarom doen \\e dat eigenlijk?" De wolf keek hem aan, alsof hij niet Wist hoe hij het had. Hij was het eerste oogenblik werkelijk sprake loos van teleurstelling en verontwaardiging. Dus dat we'et je niet?" riep hij eindelijk uit, ter wijl zijn .staart met zwaaien ophield en er opeens uit zag als een stekelvarken, terwijl die van den armen Kazoon al verder tusschen zijn pooten wegdook. Dat Weet jij werkelijk niet! Je doet het, je doet het met geestdrift zelfs, met hart en ziel om zoo te zeggen, maar je weet niet waarom? Maar dan ben je idioot! Dan ben je geen haar beter dan die menschen waar je vandaan komt! Verbasterde telg van een overoud, edel geslacht! Je bent niet waard, onze vergadering bij te wonen. Het stemrecht moest je worden afge nomen". O", zei Kazoon, ondanks zijn schaamte wat op gelucht, want hij had niet veel karakter, dan ga ik maar terug". De Wolf aarzelde. Maar dit mispunt heeft nog een stem", dacht hij hardop. Destemmen worden niet gewogen, alleen maar geteld. Neen, je komt mee !" Kazoon keek wanhopigom zich heen. Hij had minder dan ooit lust mee te gaan. Het bosch werd nu steeds dichter, en ontoeganke lijker voor menschen. De wolf wist echter precies den weg door het dichte struikgewas, Waar geen paden meer waren, doch de boomwortels overal door elkaar slingerden, en waar somtijds bergen rottende bladeren het loopen schier onmogelijk maakten.Zijn kwaad aardige, schuin en dicht bij elkaar staande oogen loerden telkens naar den armen Kazoon om, oie hem met groote moeite en innerlijken tegenzin volgde. Plotseling spitste de wolf de ooren, en stond stil. Kazoon luisterde ook. Een zonderling geluid werd vernomen, een dof dreunen, zeer zacht, maar voor hun scherpe ooren duidelijk genoeg .Het kwam nader. De fijne neus van den wolf had al in de gaten waar het Wezen, dat naderde, vandaan kwam, lang vóór Ka zoon het uit het geluid kon opmaken. Hij keerde zich om, maar bedacht zich en ging weer door. Het is een beer", zei hij. Wij moeten omloopen. De tijd dringt". Kazoon aarzelde. Hij Wist niets van beren, die hij alleen van de kermissen kende, Waar ze dansten. Waren ze gevaarlijk? Wat den wolf betreft, die stond even besluiteloos. Hij was vechtlustig genoeg, en altijd hongerig, en zag er niets tegen op, den beer aan te vallen, maar hij wou de vergadering niet missen. Daar verscheen de beer inderdaad, maar zoowel de wolf als Kazoon keken verwonderd naar de ongewone gedragingen van dit groote, ruige, zwarte dier. Het liep niet op zijn vier pooten, maar op zijn achterpooten. Zijn oogen hadden een peinzende uitdrukking. Hij Was blijkbaar gepreoccupeerd. Bedachtzaam, met studie, zette hij zijn zware sokken-voeten neer en liet de dikke winterwanten, waarin zijn voorpooten eindigden, slap hangen. Opeens begreep kazoon alles. Het was een gedresseerde beer, ontsnapt aan zijn meester. Ja, hij had nog een ring in den neus ! Kazoon kon een kort lachje niet bedwingen. De beer keek op. Kazoon sidderde. Toen gebeurde echter het wonderlijkste. De beer herkende blijkbaar dadelijk den hond in hem. Hij was aan honden gewend, en vreesde ze niet. Hij wendde zijn oogen af en wilde zijn manoeuvres bedaard voort zetten wie stoorde zich ooit aan Kazoon? toen zijn oogen den feilen loerenden blik van den wolf ontmoetten, die achter hem om voort wou loopen. De beer, achterdochtig als elk bewoner der wildernis, meende dat hij in den rug zou worden aangevallen, bromde nijdig, en sloeg met zijn poot naar den wolf. Nu vloog de wolf hem naar de keel. De beer ving hem op in zijn sterke pooten en trachtte hem dood te drukken. Ze waren dadelijk in een woedend gevecht gewikkeld. Kazoon zag zijn kans. Hij maakte zoo snel hij kon dat hij wegkwam. Voor het geval dat de wolf over winnaar zou zijn en hem zou zoeken, nam hij een anderen weg, zwom door de rivier om het verraderlijke aroma kwijt te raken, en kwam tegen den middag thuis, waar een pak slaag en een maal eten hem wachtten.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl