De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 1 januari pagina 16

1 januari 1927 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2587 i ft K M l* r .CHARLESTON Teekening voor de Groene Amsterdammer" door B. van Vlijmen A HET DANSVERBOD IN DE IDE EEUW NU er in sommige kringen neiging bestaat om het dansen, zoo niet te verbieden, dan toch te be perken, is het wel interessant, te lezen, hoe men in het einde der achttiende eeuw hierover dacht. In de v Brieven van Abraham Blankaart, door Wolff en Deken, vonden we een epistel dat hierover handelt; het is een antwoord op de vraag van den Schout van een welvarend, volkrijk dorp, of hij verplicht is het dansen en vioolspelen op de kermis te verbieden. De dominee heeft hem hiertoe geprest. Abraham Blankaart vindt, dat de dominee hierover niets te zeggen heeft; hij kent dezen man niet, maar Vermoedt dit het iemand is zonder grooten voorraad gezond verstand, die zijn academietijd verluierd heeft, want: de grootste ligt misse n worden de beste Domine's", dat beduidt: de grootste wildloopers der academie, worden de strengste berispers". Als de schout, zonder zich daarover bezwaard te vinden, kan toestaan, dat zijne boeren op het gekras van een arfnhartige fiedel, eens op en neer springen en draaien, behoeft, hij zulks niet te laten voor zijn Dominé. Waarom ook mogen onze boeren en ambagtslieden, die van den vroegen morgen tot den laaten avond slooven moeten, en die geen tijd, geene vermogens, geene gelegenheid hebben om iet, dat wat zeggen wil, te leeren buiten hun beroep, waarom mogen nu zulke goede, nuttige menschen ook niet eens eene uitspan ning hebben? Zij hebben die veel meer noodig dan Rijken en vermogenden; deezen tog leeven, wil ik spreeken, in eenen altoosduurenden maaltijd, en gaan maar over van de eene vrolijke partij tot de andere. Wilt gij weeten hoe de boeren en ambachtslieden hier zelf over denken: Ja, 't is niet anders", zeggen zij, onze lieve Heere God heeft ons in een beroep gesteld, waarin wij als braave menschen van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat moeten werken, om met God en met eere ons brood te winnen, voor onze vrouwen en kinderen; Zondags moeten wij naar de kerk gaan, en God danken en bidden, dat is zo als het behoort, en dat willen wij ook heel wel, zo is 't óók niet; (want een ondankbaar mensch is geen mensch) om dat God de Heere ons zo in staat stelt om het lieve brood te winnen, en met vreugde en gezondheid te gebruiken; maat als wij nu naarstig werken, kan er ook een pretje op overschieten: het is een elendig Dorp, daar het niet nmaal 's jaars kermis is; dan kunnen wij ook eens een dansje voor de fiool doen; wij benadeelen daar geen een christenmensch door; en waarom zou nu juist onze lieve Heer het zo hoog neemen, dat wij zo wel als zijne andere rijke, aanzienlijke menschen, ook een vrolijkheïdje hadden? voor hun is het alle dag kermis; zo onchristelijk, dunkt ons, kan God de Heere niet met ons arme werkëzels handelen en daarom, Dominémag wat aanpraaten, wij zullen onze drie deuntjes om een dubbeltje dansen; onzen flesch drinken, onze koek hakken, onze neuten en mangelen kraaken, als heeren". Dwang kan alleenlijk zulke euveldaaden tegen gaan, die de rust der maatschappije verstooren, maar kan nooit iet, dat wat zeggen wil, voor Deugd en, Godsdienst uitvoeren; alles gaat buiten het hart om en dan is het maar fut Arriaantje; men mag zo lang raazen, tieren, schempen en baljaarden, totdat alle kermissen verboden en alle Schouwburgen geslooten zijn; alle speelhuizen uitgeroeid worden, ja alle divertitien opgeschort zijn, dan zal men nog geen een eenig mensch verbeterd hebben; de oude Adam zal dan ander kattenkwaad uitvoeren, en misschien de Deugd oud loot om oud ijzer in de handen stoppen: hoe kunnen alle de Dominés van de heele wereld beletten, dat ieder klant, in zijn eigen huis, niet zo veel vaderlandsche jenever binnenlapt; zijn vrouw klopt, tegen zijne kinderen vloekt, en den kreupelen waard slaat, dat het de peine waardig is? dit alles kan niet beletten, dat Dominee des Zondags niet bazuint voor stoelen en banken, en voor slaapende boeren; het kan ook wel verbitteren maar niet verbeteren; en dat is daarmede uit. Laaten in vreedesnaam de menschen dan dansen als 't kermis is, al ware het maar voor de gezondheid, en om eens doorstraaling te hebben; om de kunstig heid der dansers en danseressen, moet men daar niet gaan kijken, dat is waar; maar, ik oude man, (of eigenlijk oude vrijer) kan daar zo mijn spikkelatie aan hebben, als alles, behalven de beenen, van den grond gaat, en het wél tevreden volkje, opgeleevend door een dansje en een glaasje, zo eens geheel vergeet dat zij de lastdraagende leden der groote huishouding zijn; o Schout! dat kan mij zo een deugd doen, dat mij wel eens de traanen in de oogen komen; ja zie, zo ben ik. Hier, Gellert, die vroome braave man, die zo gods dienstig was als iemand van ons zou durven denken, heeft beweezen dat het dansen eene zeer nuttige be kwaamheid is in een christen leeraar: de braave man had wel degelijk gelijk: konden eenige, mij bekende Leeraars dansen, en gaven zij zig die gezonde lichaams oefening, zij zouden zo kwaadzappig, zwartgallig, zo gemelijk, zo knorrig niet zijn, noch zo uitvaaren op ketters en genadeloozen, en des met veel meer stich ting het lieve Woord uitleggen; zij zouden dan be grijpen, dat men, om een eerlijk, vroom christenmensch te zijn, juist geen lompert moet weezen. Het heugt mij nog klaar dat ik eens, op den predik stoel, de zonde van dansen heb hooren beweeren met het voorbeeld van Herodes dochtertje, wier dansen oorzaak was, dat de vroome Johannis gedood werd; dat bewijs kwam mij zo lam en kreupel voor, dat ik dagt, kom aan brammetje, tijd of geen tijd, dat moet gij er van neemen; laat mij eens zien, hoe dat die stukken in elkander zitten; en mijn lieve Schout, nu kan ik je verzekeren, dat die Leeraar, de plank geheel ter zijde was: je moet dan weeten, dat Johannis, Herodes eens schoon de waarheid gezegd had, en den Koninglijken mantel had afgeschuierd, om dat hij met zijns Broeders huisvrouw getrouwd was; en dat kon aan een zo bedorven Hof in geene vaten gegooten worden: o hé! waarheid baarde toen zo wel haat als nu; en Herodias kreeg daardoor ook zo een pik op Johannis, dat het zo niet te zeggen is; zij dagt, dat is. zo wél voor eens, maar ik zal je dat betaald zetten; en je weet hoeveel eene ondeugende schoone vrouw vermag, op een' knaap als Herodes geweest is; en at had haar meisje zo lam geweest als Miphibozet, dat snoode wijf zou Johannis even goed om een luchtje geholpen hebben; want het was een regt inpertinent trotsch schepzel; en nu stal zij het hart van haaren man, door .een menuet of anderen nieuwmodischea dans; en gij weet het spreekwoord: die een hond wil slaan behoeft geen' stok te zoeken: had Johannis, als een loos hoveling, zig naar ?Madame willen schikken; had hij Herodes honig om den mond' gesmeerd, cf ten minsten blauw blauw gelaaten; had hij maar beweerd dat de groote snoeshaanen een geheel andere zeden leer hebben dan wij degelijke burgers, dan zou Johannes zijn hoofd wel behouden hebben; en het Dribbeltje zou tot op deezen dag wel aan het dansen gebleeven zijn, zonder dat Johannis er een hair van zijn hoofd, dat wat zeggen wil, bij verliezen zoude; en mogelijk zou de Koningin zelve wel voor haaren Hotprediker de helft van haars mans koningrijk verzocht hebben: maar, zo een streng deugdzaam, stuursch eerlijk man, gekleed in een rok van kemelshair, was aan zo een Hof gezien als een aap in een garenwinkel,, om het zo eens te noemen; en zij, (die heks meen ik) zou 's mans hoofd geëischt hebben, al had het meisje haars vaders hart ingenomen, door het van buiten leeren van den geheelen Heidelbergschen Catechismus. Ik ben nu maar een eenvoudig oud vrijer, die Gods. lieve woord lees, zo als een leek; en ik zou, dunkt mij, in dat kostelijke woord veel meer reden vóór dan tegen de vrijheid van dansen vinden. Gij zult niet ontkennen. dat onze goede Leermeester geen eene gelegenheid liet voorbijgaan, waardoor hij zijne toehoorders wijzer en beter konde maaken: ware nu het dansen zonde geweest, Hij zou er zo wel tegen geijverd hebben, als tegen den zuurdesem der Phariseen; het bidden op de straaten; het vooraanzitten op de maaltijden, en dergelijke fijne meniste streeken meer; en zie daar, in het geheele Evangelie staat er geen kriezel van. Hij, zeide niet, toen Hij hoorde dat een malle Prinses het hoofd van zijnen vriend en gezant geëischt hadt, ten prijs van het aartig dansen haarer dochter: Mijne vrienden, wacht u voor het dansen !" en hoe schoon was evenwel de gelegenheid daartoe geweest. Zo dat ik maar zeggen wil, Schout, dat een eenvoudige boerendans, van drie deuntjes om een dubbeltje, veel zuipen, veel gevegt en gesnij voorkomt, en daarom, fiat, dansen voor de fiool, als de kermis een uitspan ning voor allerleie soort van menschen deezer classe, zijn zal en moet".

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl