De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 1 januari pagina 4

1 januari 1927 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

STERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2587 «tPROFESSOR DR. H. OORT - S( O JA A R DÓÓR Ds. W. MACKENZIE 27 December 1.1. heeft prof. dr. Henricus Oort te Lelden zija negentigsten verjaardag gevierd. Talloozen hebben hem dien dag eerbiedige en dank bare gedachten gewijd. En wanneer wij ook hier een enkel woord van gelukwensch schrijven, dan is dit meer dan een daad van beleefdheid, dan doen wij dat niet alleen om den ouderdom te eeren. Prpf Oort is een zeldzame figuur in ons Neder landsen Protestantisme. Hij is een der vaders van de moderne richtirlg geweest en leeft nog in ons midden als een symbool daarvan. Vóór 20 jaar- trad hij af als Hoogleeraar in het Hebreeuwsch en de Israëlitische oudheden in Leiden, na tientallen jaren van academischen arbeid. Het zou mij niet verwonderen als velen die hem eeren, nauwe lijks meer. weten dat hij professor in 't Hebreeuwsch is geweest. Zijn beteekenis is ver uitgegaan boven zijn verdiensten als hoogleeraar, hoe groot deze ook waren. Hij is Het geweest die het vrijzinnig Protes tantisme, zijn Bijbel heeft gegeven. Want de Leidsche vertaling is grootendeels zijn werk geweest. In 1885 met anderen samen aan de vertaling van het Oude Testament begonnen, volbracht hij deze alleen in 't eind van de Vorige eeuw. Aan hem danken wij o.a. de mooie weergave van Genesis, Job, Jezaia en 't grootste deel der Psalmen. Hoe groot zijn wetenschap pelijke krachtj was bleek, toen hij in 1912 zijn vertaling van het nieuwe Testament volgen liet. Deze Vertalingen met de inleidingen en aanteekeningen zijn een schepping, op zich zelf zoo groot, dat daarvoor alleen reeds ons geslacht hem grooten dank verschuldigd is. Maarzijn beteekenis gaat nog uit boven de waarde van zijn Bijbelvertaling. En dan denk ik niet slechts aan de vele boeken die hij geschreven heeft ik noem alleen maar 't mooie: De laatste eeuwen van Israëts volksbestaan" nu denk ik bovenal aan hem als leider van de moderne richting, in 't verleden, maar ook nog in 't heden. Want dit is het buitengewone dat prof. Oort met zijn weergalooze werkkracht en zijn zeldzame frischheid van geest, nog altijd zijn gezag hebbend woord doet hooren. 1 Sinds enkele jaren heeft hij opgehouden te spreken, maar men vijndt in tijdschriften en weekbladen telkens artikelen van hem, over allerlei onderwerpen. Toen bijv. dezer dagen de strijd om 't al-of-niet voortbestaan vjan 't oude weekblad De Hervorming" werd gestreden, was hij het toen niet, die met voor stellen kwam, welke vernieuwing van het blad mogelijk zouden maken? En dit is hei buitengewone, dat hij nog altijd niet man Van net verleden is, maar man van het heden en van de toekomst. De meeste ouderen worden, als bij natuurwet, conservatief. Prof. Oort is, wat hij altijd ? voor zijn tijd,'was, radicaal, radicaal in theologisch en godsdienstig standpunt, radicaal in sociaal begin sel. In hem is iets van de eeuwige jeugd, die Sleiermacher zichzelf zwoer. Het is wel heel bijzonder, zooals hij altijd met nieuwe jongeren-generaties meeleeft. Ik herinner mij hoe hij, meer dan 70-jarige, voorzitter was van een studentenclub van vrijzinnige theologen in Leiden en hoe wij voelden in hem een leider vari onzen tijd te hebben, die ons begreep. Dat-is wel ietis sprekends, gezien den critischen zin ?van studenten jn de theologie. En nu, 20 jaar later, werkt hij nog met jongeren en voor jongeren. Vl$} noemden slechts een deel van zijn werk. Er zou-Jiog op heel wat meer te wijzen zijn, bijv. op zflih hervormtngswerk ten aanzien van de Zondagschoin In Nederland, op zijn gestadig sociaal werken Jn belden. Het zal wat dit laatste betreft , hem een vreugde zijn, dat men op zijn 90sten verjaardag hem hulde brengt in den vorm van het stichten van ,een Oort-Knappert-fonds ten behoeve van het vrij zinnig wijkgebouw in Leiden, dat op initiatief van mej. E. C. Knappert' en hem tot stand kwam in een tijd dat nog slechts enkelen volksontwikkeling en volksopvoeding als een plicht der gemeenschap zagen. Dat prof. Oort aldus meer dan een menschenleeftijd lang in de voorhoede van het vrijzinnig Protestan tisme heeft gestaan, is alleen mogelijk geweest door zijn geheel eigen persoonlijkheid. Als men onder persoonlijkheid verstaat de man van karakter, die de diepste Wet van zijn wezen vervult, dan is prof. -Oort een groote persoonlijkheid. Wat loopt er een rechte lijn door zijn leven, wat wordt ieder getroffen door zijn eenvoud en echtheid. Waarachtigheid kenmerkt hem vóór alles. Zijn geheele leven is het hem om de waarheid boven alles gegaan. Deze zocht hij en verdedigde hij met klare overtuiging zonder eenig transigeeren, zonder meedoogen. Deze vertegenwoordigde hij in zijn persoon. Men heeft hem daarom wel nuchter genoemd. En nuchter in den zin van sober, rustig-helder, is hij altijd geweest. Alle pathos en overdrijving is hem nieuw, en mystieke gezindheid is bij hem niet sterk te vinden. Maar nuchter in den zin van verstandelijk is hij nooit geweest. Zijn vroomheid welt uit zijn hart en met eerbied staan wij voor wat hij als godsdienstig prediker enkele geslachten heeft gegeven. En wij herinneren ons hoe hij ons, studenten, met zijn groot geloof steunde in Sturm- und Drang-tijd. Het is alsof prof. Oort in zijn onzelfzuchtig leven alle ijdelheid mist. Van alle loftuitingen is hij wars, in zijn huivering voor onzuiverheid, in zijn eenvoud. Maar den dank, die hem heden gebracht wordt door enkele geslachten, moge hij aanvaarden, omdat deze waarachtig is. IETS OVER V O O R WAARDELIJKE VEROORDEELING DOOR MR. E. VAN BOLHUIS CINDS 1915 kent onze strafwetgeving het insti%Jtuut der voorwaardelijke veroordeeling. En sindsdien is er voor den beklaagde in de straf procedure, als 't geen hij misdreef wettelijk en over tuigend vast staat en een ieder, tot den laatsten baliekluiver op de publieke tribune toe, weet, dat op de zonde de straf moet volgen, tóch nog n sprankje hoop n.l.: dat zijn rechters het, 't zij voor hem, Jt zij voor de maatschappij of voor beiden, beter oordeelen, dat hij voorwaardelijk wordt gestraft. Het principe: schrik niet. Ik wreek geen quaet, maer dwing tot goet; straf is mijn hant, maer lieflijk mijn gemoet" 't welk aldus uitgedrukt als spreuk de poort sierde van het voormalige tuchthuis te Amsterdam floreert en vindt wei een culminatiepunt in de voorwaardelijke veroordeeling. In art. 14a, Ie lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt als algemeene regel gesteld, dat de rechter in de daar omschreven gevallen van veroordeeling gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en principale hechtenis tevens het bevel kan geven, dat de srraf niet zal worden ondergaan, tenzij hij later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een zekeren proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende dien proeftijd een bijzondere voorwaarde, welke bij het bevel mocht zijn gesteld, niet heeft nageleefd. De rechter kan, behalve in geval van veroordeeling tot geldboete mogelijk, als hem blijkt, dat de be taling der boete of de tevens uitgesproken verbeurd verklaring voor den betrokkene overwegend bezwaar oplevert , naast de algemeene voorwaarde, dat de veroordeelde geen strafbaar feit zal begaan, krachtens art. 14c, lid l, als bijzondere voorwaarde stellen, dat hij de door het strafbare feit veroorzaakte schade, geheel of tot een daarbij te bepalen gedeelte, zal ver goeden en dan binnen den proeftijd. ' Het 2e lid van dit artikel verklaart den rechter, weer in bepaald omschreven gevallen, bevoegd bij zijn bevel ook andere bijzondere voorwaarden, het gedrag van den veroordeelde betreffende, te stellen, waaraan deze gedurende den proeftijd of een bepaald gedeelte daarvan heeft te voldoen. Aldus krijgt de voorwaardelijk gestrafte in de Memorie van Toelichting op het wetsontwerp is dat destijds ook tot uitdrukking gebracht de gele genheid zich in maatschappelijken en zedelijken zin te herzien en goed te gedragen. Door bepaalde instel lingen of ambtenaren kan hem daarbij hulp en steun verleend worden. Op dit terrein, dat der z.g. reclasseering, heeft vooral het Genootschap tot Zedelijke Verbetering der gevangenen lauweren geoogst, al beperkte zich zijn taak dit zegt de naam al vóór 1915 natuurlijk hoofdzakelijk tot de onvoor waardelijk veroordeelden. Bij vonnis van de Rechtbank te Alkmaar van 22 September 1925 werd Jansen met schuldigver klaring aan verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijne persoonlijke dienst betrekking onder zich heeft" voorwaardelijk veroor deeld tot zes maanden gevangenisstraf. Een der bijzondere voorwaarden was, dat hij ten behoeve var* de algemeene armen der gemeente de Rijp een bedrag; moest betalen van / 1000. Jansen legde zich bij dat vonnis neer, zoodat het onherroepelijk werd v Of hij zoo tevreden was met zijn vonnis, dat hij het niet hooger op" zocht, weten wij niet; in iedergeval was de Procureur-Generaal bij den Hoogen Raad met deze beslissing van de Alknaarsche' Rechtbank niet ingenomen. Deze magistnat toch was niet gesticht over de zooeven genoemde voor waarde en vorderde voor wat haar betreft cassatie van het vonnis z.g. in het belang der wet. Zi. moest de voorwaarde betreffende de schadevergoeling ook. het gedrag van den veroordeelde betreffen. 4et zich' onthouden van onrechtmatige aantasting \an eens anders goed en, indien zoodanig feit gepleegl mocht zijn, het herstellen van veroorzaakte schade is onge twijfeld een gedragsplicht in de maatschappelijke er» zedelijke orde en waar het herstel in zeer vele ge vallen zal bestaan in het betalen van een geldsom, kan in zulk een geval het betalen van een jeldsom een gedragsregel zijn. De wet bedoelt echter net een, voorwaarde, het gedrag van een veroordeéde be treffende, geenszins alle mogelijke gedragingn var*. den veroordeelde. In het thans door mij bestreden vonnis' aldus. de Advocaat-Generaal namens den Procureu^Generaal, is de voorwaarde, tot betaling van een geld som aan de algemeene armen van de Rijp, ges:ld los. van elk motief. Om welke reden of met wee doel juist deze voorwaarde door de Rechtbank geseld is,, laat zich zelfs niet gissen. Ook de lezing vn het dossier heeft mij niet in staat gesteld dienaanaande een oordeel te vormen. Als bewezen is aangaomea verduistering van eene geldsom uit de' kas n ten nadeele van eene Naamlooze Vennootschap lie en dit is het eenige met de gemeente de Fjp ge bleken verband in die gemeente was ge^stigd.. Welke personen daardoor indirect nadeel heben ge leden, blijkt uit niets; dat de algemeene armn vart de Rijp schade zouden hebben ondervonen, is» uiteraard geheel onaannemelijk. Trouwens aanchadevergoeding doet de Rechtbank in geenen deele >nken^ Kan het zijn, dat zij een zeker vergeldingsement tot zijn recht heeft willen laten komen? Tejnover het onrechtmatig genoten geldelijk voordeel thns deit veroordeelde willen doen lijden een geldelijk ideel?" Het lijkt mij niet onmogelijk en op zich zeli?los van de bestaande wettelijke voorschriften n het. stelsel onzer strafwetgeving zou de gedihtengang niet geheel verwerpelijk zijn. Maar in kt be staand stelsel onzer wet zou ik een dergelijkeioetedoening niet passend achten. Immers naast toeissing; van geldboete, waar die als straf is bedreigc heeft de recente wet van 1925, S. 314, in art. 23Wstrafr.. de gelegenheid geschapen tot het opleggen va boete als straf in de gevallen waarin de Rechter, j toe passing van vrijheidstraf, als hoofdstraf gevajenisstraf van niet meer dan drie maanden of heitenis. zou hebben opgelegd. Waar nu in dit geval :roordeeld werd tot zes maanden gevangenisstra lijkt,. al is er geen strijd met deze positieve wet, aa;ezien geene boete is opgelegd, de gekozen vorm varvoorwaarde bij V. V. toch veel op een reageereitegent den uitgesproken wil van den wetgever en jst hij. dus niet in het weloverwogen gekozen synem"., De Hooge Raad ging met de zienswijze vi den, Procureur-Generaal mede en vernietigde in t be lang der wet" het aangevallen vonnis ten ojchte van de bijzondere voorwaarde. O.i. kan deze beslissing (arrest van 15 Maar 926, W. v. h. R., No. 11504) slechts toegejuicht wden. Al is in de moderne strafrechtspraak ook voi den rechter een zekere vrijheid geboden, het gaaniet aan, dat die vrijheid buiten hare natuurlijke >tte~ lijke grenzen gebruikt wordt. De voorwaart om* ? 1000 aan de algemeene armen van de Rijrj,- be talen had niets met de verduistering, met <?' ge drag van Jansen te maken. Men had evgoed kunnen eisenen, dat hij b.v. een winter 1§de. weeskinderen had moeten leeren schaatseijden. Die voorwaarde was wel minder sympathi ge weest dan de werkelijk gestelde; doch het aipathieke alleen maakt haar niet oirbaar. Uit de conclusie van den Advocaat-Generaailijkt zelfs, dat het stellen van soortgelijke voor\vrden\ niet op zich zelf staat. De Rechtbank te mei» eischte eens de storting van een geldsom t be hoeve van de algemeene armen, die te Haarl ten voordeele van het Genootschap tot ZedelijtVerbetering van gevangenen en die te Amsterdi ten gunste van de Vereeniging tot dierenbeschaing~ In die lijn voortgaande", aldus de Advocaatene raal, liggen de zeer bedenkelijke consequentivoor de hand". Terecht heeft de Hooge Raad hier zijn ve uit gesproken. Voor den romanschrijver zou er i de voorwaardelijke erfenissen ietwat vieux jeu banen te geraken) wellicht op deze helling naar henge wisse een hoeveelheid stof komen om boelelen druks te vullen. Voor de waarde van onzetrafrechtswetenschap in het algemeen echter en v het instituut van de voorwaardelijke veroordeeling het bijzonder is het een zegen te noemen, dat dezeUing niet is betreden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl