De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 1 januari pagina 7

1 januari 1927 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

GROENE AMSTERDAMMER,'WEEKBLAD VOOR NEDERLAND UIT D£ NAT U U K: KARDINAALSMUTSJES, KAAL GEKNAAGD DOOR KONIJNEN (Foto J. Strijbos) H E R S T E L W E R K DOOR DR. JAC. P. THIJSSE T) E vorige week vertelde ik, hoe de konijnen nu *-* reeds in het begin van December begonnen zijn met de schors van de kardinaalsmutsjes af te knagen. Als ze daarmee voortgaan, en dat is wel zoo goed als zeker, dan blijft er geen enkele struik of boompje ongeschonden. Alleen de zeer oude kardinaalsmutsboomen ontsnappen aan het gevaar; die hebben een harde, droge, leege, doode kurkschors, waar Knagelijntje wel af blijft. Maar ge begrijpt dat zulke oude hoornen heel zeldzaam zijn; ik ken er in het groote Kennemer duin slechts enkele. Wanneer een alleenstaand struikje geheel is ontschorst, dan is het ten doode gedoemd. Wanneer alleen het onderste deel van het stammetje rondom " kaal is gevreten,-dan krijgt het ongeschonden bovenste gedeelte behoorlijk op zijn tijd bloem en blad en er is zelfs kans, dat het meer en mooier vruchten maajkt dan gewoonlijk. Al het nieuwe voedsel toch, dat de bla deren fabriceeren blijft beschikbaar, daar er niets kan afvloeien naar de wortels, omdat de bastdeelen, die voor het vervoer van de toebereide voedingsstoffen dienen, verdwenen zijn. Zeer dikwijls bloeien zulke struiken in het najaar nog eens voor de tweede maal en dikwijls genoeg heb ik er gevonden, die in October naast een overvloed van mooie roode vruchtjes ook nog ,een weelde van groenig witte bloemen ten toon spreidden. Toch zou zoo'n struik op den duur moeten sterven, doordat de wortels geen toebereide voedingsstoffen ontvangen, die ze voor hun groei en leven noodig hebben en die gefabriceerd worden in de groene bladeren en stengels. Ook wordt het ontschorste ge deelte vernield door wieren en zwammen, zoodat na een paar jaren de stam te gronde gaat, zelfs wanneer de plant zelve blijft leven. Want dit is het aardige van de Kardinaalsmuts, zij .<* al even onuitroeibaar als haar aanrander hetkonijn. Wanneer alle stammen en twijgen boven den grond ontschorst zijn en wanneer daarmee ook alle knoppen Zijn verdwenen, waaruit' nieuwe takken kunnen ont luiken, dan weet de plant zich nog te redden. Uit het stengelstuk onder den grond, dat buiten bereik van de konijnentanden bleef en uit de wortels zelve schieten in het voorjaar nieuwe loten omhoog. Die hebben voor hun groei de beschikking over een uitge breid wortelstelsel en dikwijls ook over groote voor? raden' van reservevoedsel. Ze groeien dan ook dikwijls met fabelachtige snelheid en met verbijsterenden vormenrijkdom. Het volgend voorjaar zullen wij zeker den voorraad van onze- waarnemingen daarom trent weer flink kunnen verrijken. Het is nu vier jaar 'geleden, dat we een dergelijke goede gelegenheid genoten. In den regel maakt de Kardinaalsmuts ronde groene zijtakken met twee tot zes bladparen. Die bladeren zijn Koninkl Boomkwoekirij Hfilhiloiini," Charles van Ginnektn ft Zoon, Zundert, N.Br. Het van ouds gunstig bekende adres voor: Pennen, ter bebossching (uitbuitend Inheemsch zaad) Exotische Dennen- en Sparrensoorten, Bosch- en Haagplantsoen, Boom'en en Heesters. Catalogi op aanvraag gratis en franco. Tel. Interc. No. 1. Telegr.-Adr.: Wilhelmina,Zundert. zes tot acht cM. lang en 2.5 tot 3.5 cM. breed met n duidelijke hoofdnerf en zijnerven. In het tweede jaar gaat het twijgje kurk vormen. Die kurk ontwikkelt zich het eerst langs vier smalle strooken en daardooor wordt het takje vierkant. Dit gebeurt intusschen lang niet altijd zoo, maar doorgaans wel aan jonge exemplaren. Maar nu de loten, die uit den grond te voorschijn komen na konijnenvraat. Ik heb er gezien, die in nog geen drie maanden tijd anderhalven meter hoog op schoten en achttien bladparen maakten. Uit de oksels van die bladeren kwamen ook weer zijtakken te voor schijn en de onderste-daarvan hadden in het begin van Juli ook alweer vier bladparen gemaakt. De stengel was bovenaan nog rond, maar het onderste derde deel had al kurklijsten gemaakt en had een doorsnee van meer dan een vierkanten centimeter. De bladeren zelf waren natuurlijk ook flink boven de maat en bereikten dikwijls een lengte van vijftien centimeter bij een breedte van zes of zeven. Daar, bleef het niet bij; er verschenen ook bladeren van geheel ongewonen vorm, even lang als breed, bijna rond, maar de eindspits stak toch nog duidelijk uit. Sommige van die breede bladeren hadden twee hoofd nerven en daaronder waren er weer, die twee eindtoppen hadden. Ja, de insnijding tusschen die toppen ging al dieper en dieper, zoodat eindelijk het blad in twee bladeren was veranderd en ik vond heel wat twijgen die' op deze manier aan elke knoop vier in plaats van twee bladeren vertoonden. Die vier blade ren stonden dan twee bij twee aan twee kanten van den stengel. Heel dikwijls kwam het ook voor dat de bladeren niet twee aan twee aan den stengel stonden, maar in kransen van drie en dan kreeg die stengel ook zes kurklijsten. Eindelijk ook groeiden sommige stengels zoo snel, dat de bladeren, die eigenlijk tegen over elkaar moesten staan ten opzichte van elkaar verschoven werden en daardoor kreeg je dan allerlei interessante gevallen van verspreiden bladstand te aanschouwen. En zeer vreemd was het om te midden van al die forschheid andere twijgen uit den grond te zien komen, wel lang, maar zoo dun, dat ze zich niet in de hoogte konden verheffen en voortkropen langs den grond. Het is zeer aangrijpend, om zoo in dagen van tegenspoed een plant allerlei mogelijkheden te zien vertoonen, die wij niet in haar hadden vermoed. Dergelijke verschijnselen krijgt ge ook te zien in 't hakhout, nadat het gekapt is, vooral bij elzen en esschen, maar dan toch nooit zoo indrukwekkend als bij de kardinaalsmutsjes na konijnenvraat. In het volgend jaar (soms al in hetzelfde) gaan die weeldetwijgen bloeien. De planten zijn dan al wel uitgeraasd, maar toch vertoonen de bloemen toch ook nog wel weeldeverschijnselen. Nog al dikwijls vinden we het aantal der bloemdeelen van vier op vijf gebracht en een paar keer vond ik bloemen die op hun groen? achtig witte kroonbladeren een roode vlek hadden en ook Vel enkele die heelemaal rood waren, dus ook weer allerlei mogelijkheden. Het merkwaardigste, wat ik van den jaargang 1922 beleefde, was wel, dat een struik, die tot dien tijd alleen met mannelijke bloemen bloeide, dus geen vruchten droeg in 1923 aan zijn hersteltwijgen tweeslachtige bloemen maakte en toen voor het eerst van zijn leven behangen stond met de mooie roode vierkante vruchtjes. Ik stel mij er veel van voor om in 1927 weer naar al die verschijnselen uit te kijken en wensch den konijntjes goeden appetijt. Ze krijgen de kardinaals mutsjes toch niet klein. Integendeel. SPREEKZAAL EEN RECTIFICATIE MET HINDERNISSEN TN de Litteraire Gids" van 79 November j.I. schreef de heer Eilkema de Roo een artikel, Sinclair Lewis" geheefen, waarin hij en passanf een vernietigend oordeel uitsprak over mijn verfaling van Arrowsmith'. Ik noodigde den heer E. de R. uit. deze meening met argumenten te staven; hierop ontving ik ten antwoord, dat hij zijn oordeel ontleende aan de meening van een bevoegd vriend, en dal hij, na eerst ze// hef boek gelezen te hebben, de argumenten, waarop ik onge twijfeld recht had, in een volgend artikel zou geven. Hef stukje, dat de heer E. de R. schreef na mijn vertaling gelezen te hebben, werd door de redacfie van den Li f. Gids" geweigerd, wijl zij meent dat deze zaak haar niet aangaat". De Redactie van de Amsterdammer" is zoo vriendelijk, hef stukje op mijn verzoek en met de instemming van den heer E. de J?., hieronder op te nemen; dat deze quaestie nu in een anderen en » grooteren lezerskring wordt beëindigd dan zij be gon, is niet mijn schuld, maar hef gevolg van de wonderlijke manieren van de redacteuren van den Literaire Gids". Dr. Arie Querido In mijn stukje over Sinclair Lewis (No. 6 van de Literaire Gids") heb ik de nederlandse vertaler van Arrowsmith een onrecht aangedaan, dat ik betreur en dat ik dien te herstellen. Op gezag van een landgenoot, die sinds jaren in Amerika woont, nam ik aan, dat de vertaling van Arrowsmith niet veel beter mocht genoemd worden dan die van Babbitt, en ik had goede reden het door mij ingewonnen advies autori teit toe te kennen. Een protest van de vertaler bracht mij ertoe, uitvoerige steekproeven te nemen, met het rezultaat, dat ik verrast ben door de zorgvuldigheid der bewerking en meer nog wat in dit geval het kardinale punt was ? door de (voor zover mpgelijk) nauwgezet juiste weergave van de talloze, lang niet gemakkelike, dikwijls duistere, soms niet te ontraad selen ,,slang"-uitdrukkingen. Hoe het nu mogelijk is, dat een competenter beoordeelaar dan ik, op wiens oordeel ik te goeder trouw afging, zich over de vertaling zo weinig prijzend heeft kunnen uitlaten? Achterna is mij ditwelduidelik geworden: de oorzaak ligt minder bij de kundige vertaler, dan in de omstandigheid, dat berhaupt een vertaling ondernomen is. Ik wees de vorige maal reeds op de factoren, die welbeschouwd de vertaling van een boek als Arrowsmith a priori verbieden. Stel dat een nederlands schrijver een markt-toneel weergeeft; onder de kooplui is er een, die luidkeels zijn fijtedale" aanprijst. Nu komt de amerikaanse vertaler en geeft dit artikel als preserved dates" of date-preserves" weer; weg is de atmosfeer, en een heet gebakerd beoordelaar kan van een ontoereikende vertaling spreken. Reeds de aanhef van Arrowsmith in nederlandse vertaling illustreert dit: Nobody ain't going to take us in" wordt in onze taal: Niemand zal ons opnemen", en meteen is het aardige van nobody ain't" zoek. Wilde men het behouden, onge twijfeld werden aan de vertaler bijna onvervulbare eisen gesteld, maar dit verklaart te meer, waarom velen boeken als Arrowsmith liever onvertaald zagen blijven. Het bezwaar van mijn zegsman concentreerde zich in hoofdstuk 39, waaruit hij mij gedeelten voorlas. Legt men origineel en vertaling naast elkaar, dan zal men zien, dat bij de bewerking van dit hoofdstuk herhaaldelik woorden en zinsneden zijn weggelaten, wat de beoordelaar zeggen deed: ,,ja, zo is het gemakkelik, om geen fouten te maken." Een uiting, die mij aanvankelik als zeer juist trof, maar waartegen ik nu toch de vertaler tot zekere hoogte verdedigen moet. Ik geloof eer, dat tegen het einde van zijn zware taak zijn inspanning verslapte, dan dat hij moeilijk heden trachtte te verdoezelen; dat hij niet zou weten wat begging your pardon for the slanguageness" beteekent, neem rk niet aan (het moest Wel Wegvallen, toen het voorafgaande thecat'spajama's" niet te transponeren bleek!); evenmin, dat Lady Arrowsmith" (in Cliy's mond, en in Amerika, is dit lady" hier kostelik) uit argeloosheid tot een simpel mevrouw Arrowsmith" Werd. Ook chuck your highfalutin' manners" kan voor de vertaler gén bezwaar hebben opgeleverd, en een rijke vrouw" voor a lovely wife" moet wel een slip of the pen zijn. Maar er gaat niets van af: dergelijke op- en aanmer kingen zijn op talrijke plaatsen te maken en geven houvast aan een krities oordeel. Ik wil echter de schijn vermijden, van mijn amende (honorable, naar ik hoop, in de oogen des vertalers) iets terug te nemen. Men zal hem zijn inspannende en conscientieuse arbeid niet licht nadoen en mijn aanvankelike uitlating daarover was, zij het te goeder trouw, onrechtvaardig en grievend. * J. E. d. R. t i

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl