Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
- No. 2588'
t ".
GEZICHT OP DE WETERINGPOORT (Naar een oude prent)
GEVANGENISREORGAlS[ISATIE
DOOR MR. A. VAN DULLEMEN
I
Naar het onbepaalde vonnis en de meer
intensieve behandeling der gevangenen.
N | den patsten tijd heeft men in de rubriek
- Rechtszaken" kder v dagbladen meermalen kunnen
lezen van de behandeling van misdrijven, waarbij
bleek, dat de dader reeds ettelijke; malen voordien
was veroordeeld. Zoo stond onlangs voor de Tielsche
rechtbank een persoon voor den achttienden keer
terecht en uit het Noorden des lands werd een geval
gemeld van een vernieler, die reeds dertig keer was
veroordeeld. Dergelijke recidivisten-gevallen doen
ernstigen twijfel rijzen of de executie van onze straffen
tenslotte wel voldoende werkt; of deze gezien de
kosten en moeiten wel voldoende nuttig effect"
geeft.
De belasting-betalende burgers zijn gerechtigd aan
den Staat den eisen te stellen, dat een staatsdienst,
welke het ook zij, op de minst kostbare maar meest
effectvolle wijze werkt. Geheel afgezien van den strijd
der deskundigen over de diverse strafrechtstheorieën,
speciaal den strijd tusschen de vergeldingsleer tegen
de verbeteringstheorie, interesseert de Staatsburger
zich slechts voor den uitslag. Nu wordt in alle landen,
ook in het onze, reeds jarenlang geklaagd over het
grbote aantal recidivisten en juist dit verschijnsel
heeft mede doen twijfelen aan het nut van het huidige
cel-systeem en heef t ertoe geleid, dat o.ok in ons land
meer psychologisch-juiste middelen, zoowel lichtere
als zwaardere dan de huidige straf, werden aangewend
en gepropageerd. Zoo kent men in Engeland b.v, het
z.g. onbepaalde vonnis, waarbij tegenover de zware
jongens", de recidivisten, niet vooraf de strafmaat
wordt bepaald, maar waardoor zij tot een uitersten
termijn van 10 jaar van hun vrijheid beroofd kunnen
blijven-, wanneer zij zich vóórdien niet reclassabel
hebben getoond. Ook in Frankrijk en Noorwegen heeft
men dezen maatregel, terwijl ook in Duitschland,
vooraanstaand land op het gebied der theorie van
het straf recht, in het ontwerp 1925 de z.g.
Sicherungsvérwahrung voor onbepaalden tijd wordt voorgesteld,
evenals in tal van andere ontwerpen.
Naast dezen uitersten maatregel staat men ook
eene meer intensieve bemoeiing met den gevangene
voor, waardoor hij;?: zoo mogelijk zelf leert inzien,
dat de'opgelegde straf een louteringsvuur voor hem
kan zijn, waaruit hij als herboren moet terugkeeren
in de vrije maatschappij.
j Het feit dat ook in ons land het percentage recidi
visten zér hoog is n.l. plm. 40 pCt. van alle veroor
deelden, vestigt de laatste jaren ook hier de aandacht
op deze verbeteringspogingen. Zooals men weet, is
door de ministers Heemskerk en Donner een eerste
stap in deze richting naar meer individueele en meer
intensieve behandeling van gevangenen gedaan. In
het Septemberhummer 192& van het Maandblad voor
Berechting en Reclasseering spreekt de bekwame
Hoofdredacteur den wensch uit, dat deze eerste stap
door een ivömfriing zaf worden gevolgd".
Pezen wensch deelende, zouden wij willen betoogen,
dat de eerste stappen van die wandeling" zouden
rrtpeten bestaan in invoering van het onbepaalde
vonnis tegenover zware recidivisten, en herziening
van de functie van Directeur en personeel onzer
geKONINKLIJKE BAZAR
82, ZEESTRAAT - DEN HAAG
WAAR ELKE PETIT R I EN" IS
EEN GENOEGEN OM TE GEVEN EN
EEN VREUGDE OM TE ONTVANGEN.
vangenissen. Zooals wij boven reeds opmerkten, staat
immers de nieuwe theorie afgezien van alle prin
cipe-strijd op het standpunt, dat een meer psycho
logische behandeling den gevangene moet te-beurt
vallen en, zoo mogelijk, ernstig moet worden gepoogd
hem in waarheid tot een ander mensen te maken.
Dat voor eehe dergelijke omzetting" der per
soonlijkheid de talenten en krachten van een
eersterangs-leider en dito-personeel noodig zijn, is duidelijk.
De positie der tegenwoordige Directeuren van ge
vangenissen, meestal voortgekomen uit den admi
nistratieven dienst, wordt evenwel zóó
weinigfgewaardeerd en ook zóó laag gesalarieerd, dat geen enkel man
van waarlijk groote paedagogische gaven ervoor te
vinden zou zijn. Mocht uit liefde voor dit werk er al
eens een gevonden worden, dan is bovendien zijne
bevoegdheid tot handelen dermate door allerlei
administratieve bepalingen belemmerd, dat zulk een
leider zich niet in zulk eene positie kan thuis gevoelen.
Immers nog steeds bepaalt art. 2 der z.g. Beginselen
wet (Wet van 14 April 1886 tot vaststelling der be
ginselen van het gevangeniswezen) dat: Het beheer
van de in het vorig artikel genoemde gestichten wordt
gevoerd door een directeur of door een cipier onder de
bevelen van colleges van regenten". Deze colleges be
staan uit weliswaar zeer notabele particulieren, welke
evenwel lang niet allen deskundig zijn en hun persoon
lijke bemoeiing met de gevangenen is dikwijls uiterst
gering.
Naast deze bevelen" heeft de Directeur dan ook
nog rekening te houden met allertei uit Den Haag te
verleenen verloven, terwijl bovendien zijne sinds 1887
weinig verbeterde wijze van administratie te veel van
zijn tijd en werkkracht vergt. Tenslotte ontbreekt in
ons land een goed-geregelde opleiding van gevangenis
personeel, een gemis, waarop telken jare in de Tweede
Kamer wordt gewezen.
Het bovenstaande is, dunkt ons, voldoende om te
doen inzien, dat het nieuwe systeem eene algetieele
herziening van de positie en salarieering onzer Direc
teuren van gevangenissen en hun personeel moet
medebrengen.
Bij hun zooveel zwaarder, belangrijker en inten
siever werk in de toekomst behoort eveneens eene
ruimere bevoegdheid, eene grootere bekwaamheid,
eene hoogere waardeering.
HET COMM1E2ENHUIS, DAT-THANS DE PLAATS
VAN DE WETERINGPOORT INNEEMT
AMSTERDAMSCHE
B IJ ZONDERHEDEN
DOOR PROF. DR. H. BRUGMANS
XL. De Weleringpoorf
A MSTERDAM heeft nog tal van herinneringen
**-aan de Wetering. Buiten de oude stadsgracht
kennen wij nog de Boerenwetering, thans gekneld
tusschen Ruysdaelkade en Hobbemakade, zoodat men
het landelijk schoon tegenwoordig heel wat hooger op
moet zoeken dan vroeger, toen Stadlander hier dorsti
ge geesten laafde en verliefde harten koesterde. Die
Boerenwetering liep voor eeuwen veel verder in het
tegenwoordige stedelichaam door, tot in de buurt van
het tegenwoordige Koningsplein. Maar die Wetering
werd vergraven in de groote stadsuitbreidingen der
zeventiende eeuw; er is ten slotte niet anders van
overgebleven dan het kleine stukje gracht, dat in het
verlengde van de Weteringstraat de Lijnbaangracht
met de Singelgracht verbindt.
Hier zijn wij ook in de buurt, waar de Wetering
als peter heeft gestaan voor tal van straatnamen. Wij
spraken reeds van de Weteringstraat. Wat al te
Amerikaansch is er bovendien een Eerste ,een Tweede
en zelfs een Derde Weteringdwarsstraat. Dan hebben
wij de Weteringschans, van ouds ook wel eenvoudig
de Schans genoemd. En eindelijk hebben wij sedert
de slechting der vestingwallen een Eerste en een
Tweede Weteringplantsoen.
Die slechting der vestingwallen heeft evenwel een
ander compositum van Wetering doen verdwijnen,
de Weteringpoort. Zij lag aan het einde van de
Weteringstraat in het bolwerk Weteringpunt, dat
ook al verdwenen is. De poort lag naast de sluis, die
daar nog duidelijk te zien is, recht tegenover de
Boerenwetering aan de andere zijde der Singelgracht.
Die sluis lag onder een steenen gewelf in den wal,
waaronder men dus door moest varen om van de Lijn
baangracht in het buitenwater te komen.
Wij weten precies^wanneer de Weteringpoort is
gebouwd.
Scheltema vond het besluit der vroedschap van
28 Januari 1668 terug, dat aldus luidt: Op het
geproponeerde van de Heeren Burgemeesteren is
nae gehouden deliberatie goetgevonden ende
verstaen, dat in de stadsgraft omtrent de Weteringh
een beertje, om het peylwater uyt den Amstel te
schutten, sal geleyd worden, volgens de teykeningh
daervan aen den Raed vertoond, met twee openingen,
doch met houte schuttingen, met yseren pennen
voorsien, tot beletting van het overloopen, te sluyten.
Dat benevens dien aldaer in de stadswal een
Raempoortje sal gemaeckt worden, ende het voorseyde
beertje met twee ophaelbruggetjes over deszelfs
openingen bequaem gemaeckt sijnde tot eenen
overgangh uyt hetselve poortje, sal dit gebruyckt werden,
soo tot gerijf van de lakenneeringh als met eene tot
benef icieering van der erven in de nieuwe uytlegging,
daeromtrent gelegen".
Voor wie zich in den plaatselijken toestand even in
denkt, is deze 'resolutie duidelijk genoeg. Van dat
alles is evenwel zoo goed als niets overgebleven. In
1842 is de poort met den wal geslecht; er kwam toen
een hamei met daarnaast een kommiezenhuisje voor
de inning der stedelijke accijnzen; het huisje staat er
nog en vervult nog steeds stedelijke functiè'n. Men
sprak toen ook van het Weteringhek, welke naam ook
alweer is verdwenen. Ook de brug voor de poort is
verdwenen, zoodat men tegenwoordig niet meer van
de Weteringstraat recht door naar de Stadhouders
kade kan loopen. Dat is trouwens ook onnoodig ge
worden, sedert breede bruggen zijn gelegd over de
Singelgracht bij het Weteringplantsoen vóór de
Ferdinand Bolstraat en in het verlengde van de Spiegel
gracht vóór het Rijksmuseum. Het oude Wetering
poortje en de brug daarvoor zouden geen reden van
bestaan meer hebben. Sic transit gloria mundi, ook
in kleine dingen.