Historisch Archief 1877-1940
No. 2588
DE GROENE,AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ENreNWAARDEERLIJKE
;- VROUW
' DOOR DR; JAN ROMEIN
Das Tagebuch der Ca f tin Dostojewskis,
XXIV + 519 S. Piper. München, 1Q25,
LAAT ik het bekennen: toen mij het dikke boek
rood met goud uit de bekende
Dostojewsky-serie van Piper in handen kwam, het deel,
dat het dagboek van Dostojewsky's tweede vrouw in
. Duitsche vertaling moest bevatten, was ik huiverig
er aan te beginnen. Dit was te veel, zuchtte ik, een
? bewijs weer, dat Duitschers geen maat weten te hou
den in hun bewondering; tusschen wezenlijk en onwe
zenlijk daarbij niet weten te onderscheiden en zich
ook ditmaal weer hadden laten meeslepen door hun
behoefte aan zinledige volledigheid. De groote
bio. graf ie van Nötzel 1) meer dan 800 bladzijden
had ik nauwelijks gelezen en nu weer meer dan 500
bladzijden dagboek over een periode, die in het toch
waarlijk wel uitvoerige boek van zijn jongsten biograaf
slechts 8 bladzijden besloeg! En dan niet eens een
dagboek van postojewsky zelf, maar van Anna
Grïgorjewna, wier mémoires bovendien pas waren ge
publiceerd, ter dikte van 560 bladzijden 2). Theo
retische twijfel aan de waarde van al die biografische
bijzonderheden kwam mijn gebrek aan lust recht
vaardigen. Had Brückner, een van de beste kenners
van Russische letterkunde, toch eigenlijk geen gelijk,
toen hij elk biografisch detail voor klatsch"
ver> klaarde, die in de literatuurgeschiedenis niet
thuist hoswfle? «Zelden meende ,ik op zulke goede gronden
" een boek ongelezen te kunnen laten.
Dan, het bloed kruipt waar het niet gaan kan.
En ik had dan ook het verworpen dagboek nog geen
twaalf uur in huis of ik begon erin te bladeren en de
oude litho's uit Dresden en Baden-Baden te bekijken,
die het verluchten. Kwam het omdat het buiten
sneeuwde en er zoo'n vreemd diffuus licht in de kamer
stond, dat die platen en zinsflarden mij, tegen mijn
weloverwogen verwachting in, troffen? Ik weet het
niet, maar wel weet ik, dat ik het boek niet weer
uit handen heb gelegd, voor ik het van begin tot eind
gelezen had.
"Het dagboek, oorspronkelijk stenografisch geno
teerd, maar door de schrijfster zelf uitgewerkt
het is bekend, dat Anna Origorjewna en Dostojewsky
elkaar hebben leeren kennen, toen zij, stenografe
van beroep, zijn dictaat van De Speler" opnam
omvat inderdaad niet meer dan de eerste maanden
van hun huwelijk: de reis uit Petersburg naar Dresden,
hun verblijf aldaar, de weken in Baden-Baden en
het vertrek naar Genève. Dat wil zeggen: het loopt
van 14 April (Europeesche stijl) 1867 tot 12 Augustus
van hetzelfde jaar.
Eén belangrijke periode voor Dostojewsky's werk
vormen deze vijf maanden niet. Hij heeft er niets
anders in geschreven, dan verloren gegane herinnerin
gen aan Bjelinsky, een geschrift, van welks bestaan
we ook buiten de terloopsche opmerkingen erover
van zijn vrouw, reeds kennis droegen. De Idioot"
daarentegen werd pas in Genève opgezet.
* Ook de uiterlijke gebeurtenissen uit dien tijd der
Dostojewsky's zijn van geen bijzonder belang. Hoewel
zijn vrouw er soms bang voor is, blijven ernstige aan
vallen van zijn ziekte uit. De 3000 roebel, die Katkow
hem voorgeschoten had, waren met de 500, die hij
in den loop dezer periode nog zond, voldoende om
van te leven en drukkend werden de geldzorgen pas
weer in Genève. Het is waar, Dostojewsky heeft
in die vijf maanden nog gespeeld, in Hamburg
en, voor het laatst, in Baden-Baden. Maar behalve
zijn roman De Speler" hebben zijn eigen brieven
!*"? tfahrüver elke zelfs onbescheiden weetgierigheid reeds,
, mij dunkt, mér dan voldoende bevredigd.
Hét belangrijkste wat er gebeurt zijn bezoeken aan
musea en uitstapjes in de omstreken, ruzies met
:, inhalige of lawaaige hospita's, kibbelarijtjes met
kellners die te weinig terugbetalen ~en soms voor
eventjes wat spoedig bijgelegd onderling geharrewar,
voortgekomen uit misverstand of prikkelbaarheid,
al te begrijpelijk bij uit hun omgeving gehaalde
, menschen, die bovendien toen nog niet volkomen
met elkaar vergroeid waren en waarvan de man nu
niet bepaald was wat men makkelijk" noemt.
Staan er dan in dit dagboek bijzonderheden over
Dostojewsky's huwelijksleven, die een nog
onbescheiderner nieuwsgierigheid prikkelen dan.die naar zijn
speelzucht? Wie .met zulke hoop dit boek ter hand
neemt, kan gerust doen wat ik van plan was en het
. ongelezen laten. Hij zal er over Dostojewsky's
liefdesleven"?zooals de term luidt niets anders in
vinden dan dat hij bij het laat naar bed gaan zijn
reeds slapende vrouw een nachtkus geeft, die haar
wekt en waarna ze soms nog uren lang liggen te praten,
niets anders dan de bijzondere zorg, uit onbegrepen
schuldbewustzijn, van den man, wiens vrouw een
kind verwacht
schillende conditoreien" van Dresden, wordt ge
sproken en over de al of niet voortreffelijkheid van de
kopjes koffie en het Gefrorenes", door de Dosto
jewsky's daar genuttigd. Of detallooze malen dat ze
naar het postkantoor liepen om brieven af te halen, die
er soms wel, en vaker niet voor hen uit Rusland waren
gekomen. Anna Grigorjewna heeft, bij het uitwerken
van haar stenografische notities lang na Dosto
jewsky's dood, deze ook niet gewichtiger willen maken
dan ze waren. Het dagboek", verklaarde zij toen,
hield ik om verschillende redenen: bij de vele nieuwe
indrukken vreesde ik, dat ik verscheidene bijzonder
heden uit mijn geheugen zou verliezen; bovendien
was een dagelijksche oefening van dezen aard een
uitstekend middel voor mij de stenografie niet te
verleeren, ja mij er nog verder in te bekwamen. De
hoofdzaak was echter misschien nog wel iets anders:
mijn man was voor mij een zoo interessant en raadsel
achtig wezen, dat het mij toescheen, dat het me
gemakkelijker zou vallen hem te begrijpen, wanneer
ik zijn gedachten en uitspraken voor mezelf noteerde."
De reclame-omslag, die van dit citaat, de passage
over de hoofdzaak" brengt, voegt er aan toe: Ook
wij leeren door dit dagboek Dostojewsky beter be
grijpen." Het hangt er maar van af wat men begrijpen
noemt. Voor velen schijnt het begrijpen van een
groot man hierin te bestaan, dat men begrijpt, dat
een groot man ook wel eens een klein man en in elk
geval óók een doodgewoon man is. Het is zonder twijfel
waar, zóó waar, dat het eenig verwonderlijke er aan is,
dat bewonderaars" het ons telkens weer komen
bewijzen. Het zou een klein kunstje zijn ook uit dit
boek talrijke plaatsen te dteeren, waaruit het blijkt.
Den reclamemakenden uitgever is het voor de hand
liggende toevoegsel te vergeven; een criticus moet
een anderen maatstaf van begrip aanleggen. Hij
moet erkennen: over Dostojewsky leert dit boek ons
niets en zeker niet iets wat we uit zijn eigen brieven
niet reeds wisten. En als dit boek hem desondanks
boeit, zal hij een anderen grond voor die bekoring
moeten aangeven. Ik wil het trachten.
* *
*
** *
Nee, dat alles is het niet, waaraan dit boek zijn
toch onmiskenbare bekoring ontleent. Het is alles
dood-gewoon, en ik zou niet graag veroordeeld worden
alle plaatsen af£te schrijven, waarin
over'de^verOver Dostojewsky als kunstenaar en dit toch:
wat hem van anderen, ook van andere kunstenaars,
onderscheidt en niet wat hij met anderen, met den
eersten den besten gemeen had, moet men als den
eigenlijken Dostojewsky beschouwen leert het
dagboek van zijn vrouw ons niets, doch het leert ons
des te meer over haar zelf. Zij blijkt een vrouw,
waarvan het de moeite loont wat meer te weten, omdat
vrouwen als zij, o, doodgewoon, maar niettemin heel
zeldzaam zijn.
Wat men een mooie vrouw" noemt, is Anna
Gregorjewna Snitkin niet geweest. Een ovaal ge
zicht, een doordringende, diepe blik, een wat
gebombeerd voorhoofd, een energieke kin, en een naar
Japansche wijs voornaam gebogen neus. Ook haar
tanden waren mooi. Haar haren echter hadden een
blauwachtig glanzende, aschblonde kleur en haar
handen waren door voortdurend werken gezwollen en
grof. Haar teint, grauw-bleek, was heel leelijk, terwijl
haar bewegingen onhandig waren, bijna plomp".
Zoo teekent haar een vriendin, die haar van jongs af
gekend heeft tot haar dood (in de Krim, op den
22sten Juni 1918). Aan de mededeelingen dier zelfde
vriendin is ontleend, dat Anna uit eenvoudige,
democratisch gezinde ouders stamde; haar vader
een ambtenaartje op een bureau, haar moeder steeds
in de keuken. Dit lijkt waarschijnlijker dan de voor
stelling die Dostojewsky's dochter van haar moeders
afkomst geeft 3) Een vrouw als zij toch zal eerder zich
gelijk blijven dan zich verloochenen en toen, in de
laatste jaren van zijn leven, geen kring te hoog, ja,
er nauwelijks een hoog genoeg was om den beroemden
schrijver te ontvangen en deze, van wereldsche ijdel
heid niet vrij, zich zonde in het gezelschap van hen,
die hem eertijds hadden verbannen, lieten zijn vrouw
de klinkendste titels en schitterendste ordeteekenen
even onberoerd als voorheen het_ gebrek aan wat
men dan erkenning" noemt.
fc. Eenvoudig, waar, direct, n'dieTweet wat zij wil
en dat vasthoudt, zoo vertoont haar ons ook het
onwillekeurige zelfportret uit dit dagboek. Onwille
keurig zelfportret als ik het zoo noemen mag,
want zij vindt zichzelf volstrekt zoo belangrijk niet
om opzettelijk haar beeld tusschen de cahiers vol
stenografische notities' te schuiven, die over niets
anders handelen dan over de kleinigheden van het
dagelijksch leven; maar daarom waarschijnlijk is het
portret er te karakteristieker om. Het boeiende in
dit portret zijn de heldere grijze oogen, die liever dan
in de verte te droomen alles van dichtbij bekijken,
die vaak critiseeren en nooit dweepen. Anna Gri
gorjewna is wel heel ver af van wat men" zich zoo als
de ideale vrouw voor een dichter denkt. Zij dweept
niet met haar auteur, zij kijkt wat ze voor haar man
kan doen. Zij zorgt, in de eerste plaats voor het geld.
Ik geloof niet, dat ze n aanteekening maakt in
die meer dan 500 bladzijden over iets wat zij gekocht
heeft, zonder er bij te vertellen, wat het kost, en ik
meen in allen ernst, dat dit boek van Dostojewsky's
vrouw mij een niet onbelangrijke bron toeschijnt
voor een prijsstatistiek van gebruiksartikelen in het
Saksen en Baden van kort na den
Duitsch-Oostenrijkschen oorlog. Zij verzendt zelfs geen brief zonder
te noteeren, hoeveel port er op moest. Groot gebracht
van een klein inkomentje, moet haar de zuinigheid
in_hetj)loed hebben gezeten. Hoe weinig, niet waar,
moet juist deze vrouw, van den.gpeelhartstocht van
haar man begrepen hebben? Welk een kwelling moet
het niet voor haar geweest zijn als hij om vijf goud
stukken vroeg, ze verloor, weer,vroeg, ze weer verloor,
telkens weer naar huis komt en meer vraagt, eischt,
tot dertig op n dag! Voor haar, die zelden iets
kocht zonder af te dingen en verheugd noteert, dat
het begeerde haar voor dien lageren prijs gelaten is.
En dit nu is juist het vreemde: van dat wanbegrip,
van die kwelling, van die botsing, die rnen als onver
mijdelijk voorspeld zou hebben, blijkt uit het dagboek
niets. Het dagboek is eerlijk: wanbegrip, kwelling,
en botsing hebben niet bestaan. Hoe meer Dosto
jewsky verspeelde en voor hun verhoudingen waren
het groote sommen, al zal de croupier er zijn neus
voor opgetrokken hebben des te zuiniger wordt zij,
maar geen klacht, geen verwijt, geen zucht nauwelijks
komt haar over de lippen. Dit kan alleen zijn omdat
zij hem liefhad, niet met de zwakke liefde der toe
geeflijkheid, maar met de sterke liefde, die wist,
dat deze man niet verloren kon gaan en zeker niet
zoolang zij bij hem is. Zij kan rustig op hem wachten
tot hij uit de speelzaal terug komt en onderwijl haar
intelligente schetsjes schrijven over wat zij op straat
of in de winkels ziet. Op een der ergste dagen is het
een mank Duitsch heertje, dat tevergeefs een hondje
tracht te verjagen, dat hem keffend naloopt en
ze teekent al die krabbels met onmiskenbaar talent.
En als hij een keer eens gewonnen heeft, bergt ze den
schat, waarvan ze toch leven moesten (en zij beter
dan wie wist wat het kostte), niet gierig op en ze
geeft hem ervan en is kinderlijk verrukt, als hij thuis
komt met net precies alles wat zij lekker vindt.
Ze zegt het zelf herhaaldelijk: ze kan niet boos op
hem worden. En dat was juist de vrouw, die Dosto
jewsky, geloof ik, noodig had: een, die niet boos op
hem kon worden, dat wil zeggen, een, die zijn vrouw
wilde zijn en tegelijk zijn moeder, die hem toegaf als
vrouw en leidde als moeder, die zijn zwakheden van
hem nam door er de verantwoordelijkheid, ondanks
alles, voor op zich te nemen en daarmee de geweldige
kracht, die er in hem was, vrij maakte, zoodat hij
zich uiten kon. Het is geen toeval, dat hij na
BadenBaden nooit meer speelt, ofschoon ook daarna,
en juist daarna, hun armoede nog langen tijd groot
genoeg was, om de verleiding even groot te doen zijn
van met n slag terug te winnen, wat v«le dagen
hadden verslonden. Het is evenmin toeval, dat in
Genève de arbeid aan de Idioot" begint. Dat dit
mogelijk was, is haar werk geweest: door het ver
loochenen en tegelijk door het vasthouden aan haar
eigen zakelijk nuchtere natuur.
* *
*
Men heeft vaak, en terecht, die plaats uit Dosto
jewsky's werk n van de diepzinnigste genoemd,
waarin de kwelduivel van. Iwan Karamazow hem
bekent, dat hij graag in het lichaam van een
zestienpoed-zware koopmansvrouw zou huizen om zoo ver
mogelijk van zijn onaardsche wezen weg te zijn.
Anna moet dit verlangen in haar man bespeurd
hebben, lang vóór hij het neerlegde in den mond van
Iwan's duivel. Zij moet van den beginne af aan ge
weten hebben, dat dit het was, wat hij noodig had,
dit en het andere: dat de vrouw van een groot man,
dat de vrouw van Dostojewsky zijn liefde moet kunnen
deelen met een geschopten hond. Terwille van
haar geliefden man heeft Anna Grigorjewna dat
deelen gekund en zich in de voor een intelligente
jonge vrouw weinig begeerenswaardige rol van de
zestien-poed-zware koopmansvrouw geschikt. Zij is
het aardsche tegenwicht geweest, dat den wankelenden
titaan aan de aarde wist te binden en hem daardoor
er voor. behoed heeft uit gebrek aan adem te stikken
in de ijle hemelen zijner droomwereld.
Zou Anna Grigorjewna zichzelf in dit beeld herkend
hebben? Ik betwijfel het. Is dit het beeld van Anna
Grigorjewna? Of is zij niet meer geweest dan de
zakelijk-nuchtere vrouw, die een oppervlakkige lezing van
het dagboek ons iaat? En had het in dat geval zin
haar dagboek uit te geven? Hoever gaan de rechten
van het nageslacht op de intieme gedachten der ge
storvenen? En dat onbeperkte recht toegegeven,
is er dan de mogelijkheid ze te doorgronden? Zag ik
het alles goed zooals het geweest is? Of is het toch
het diffuse licht in mijn kamer en buiten de nu
troosteloos natte straat?
1) Das Leben Dostojewskis, Haessel-Verlag,
Leipzig 1925.
2) Die Lebenserinnerungen der Gattin Dostojews
kis". Piper, München.
3) Dostojewski door zijn dochter," 1921.
De voeding van een zuigeling
met KARNEMELK van
OUD BUSSEM
-\" kost 30 cent per dag
-tKerkstraat 187 - Telefoon 49344