Historisch Archief 1877-1940
roene
<fc>c^/WeekbIad voor Nederland
.. ainda-rjj'ftiff jaar
de spits der
weekbladen. . . . ."
ONDER HOOFDREDACTIE VAN G. W. KERNRAMP
Redacteuren. H. BRUGMANS EN TOP VAN RHIJN-NAEFF
Secretaris der Redactie! C. F. VAN DAM
Uitg.: N.V. DE GROENE AMSTERDAMMER
KEIZERSGRACHT 333
AMSTERDAM
Intertuovm
RCGAU mr on;
TOE AND HEEL
OPGERICHT IN 1877
No. 2589
ZATERDAG 15 JANUARI 1927
HET BEHOUD ONZER
BESCHAVING
DOOR DR. U. HUBER NOODT
ONLANGS heeft iemand (ik herinner mij niet
mser wie) van ons tijdvak gezegd, da't het ge
kenschetst werd door de chauffeurscultuur". Het
woord was te hard, dus onverdiend. Maar er werd
mee bedoeld de globale afwezigheid van humanis
tische vorming en vormen, en tevens de
overheersching van het practische, het technische en het
physieke. Men doet goed, dit primair schema niet te
generaliseeren; maar het is toch van ruimer toepassing
dan men oppervlakkig denkt. Er rekening mee houden,
het beschouwen als een bruikbaren grondslag voor
een politieke theorie van het heden en, vooral, van
?de toekomst, is voor een goed begrip van wat er
voorvalt, gewenscht.
In de jaren na den oorlog hebben twee Fransche
historici het sterk economische karakter onzer staat
kundige verhoudingen (en dit geheel buiten het
z.g. historisch materialisme om) aanvaard in al zijn
?consequenties. De royalist Bainville en de conser
vatief" Romier laten geen gelegenheid voorbijgaan,
nadruk te leggen op het overwegend belang van een
gezond economisch leven niet voor Frankrijk alleen,
maar voor Europa en de geheele wereld. Zij spreken
minder van de politieke geschiedenis, doch meer van
?de financieele en maatschappelijke verwikkelingen
van het heden en hun journalistieke arbeid die
?echter voortreffelijker is dan de uiterlijke, wetenschap
pelijkheid van anderen bevestigt en versterkt de
aannemelijkheid hunner theorieën en de scherpte van
?hun inzicht. Zoo rehabiliteert zich de historie, eens
het fameuse skelet van jaartallen en veldslagen, tot
een levend en uitermate nuttig organisme.
Sinds Lucien Romier de cole franchise de Rome
verliet (van zijn activiteit daar-getuigen een achttal
belangrijke boeken over de Fransche geschiedenis
der zestiende eeuw) en zich belast zag met de politieke
leiding der deftige Figaro, verdedigt hij dagelijks zijn
denkbeelden in een kort artikel met zooveel succes,
dat een ministerportefeuille hem eenige maanden
geleden maar ternauwernood ontglipte. Voor twee
jaar trok zijn meesterwerk Explication de notre temps
algemeen de aandacht, terwijl een wat Wijsgeerige
roman L'homme blesséonlangs zijn letterkundige
begaafdheid toonde. Thans publiceert hij zijn ideeën
?over volk en beschaving in een bundel, die het lezen
en nog meer het overdenken ten volle waard is.
?(Nation et Civilisation, Paris, Kra 1926).
De plaats ontbreekt mij, het boek zoo te analyseeren
.als ik dit graag wilde. Daarom beperk ik mij ertoe,
«r de aandacht van mijn landgenooten op te vestigen.
Bijna iedere zin van dit werk (of moet ik zeggen:
^manifest?) is een aphorisme, waarop men welhaast
«aar scholastieken trant een commentaar van vijf
bladzijden zou kunnen schrijven. Ik wilde u alleen
?maar enkele elementen van Romier's publicatie
-weergeven, in de belangelooze hoop, dat ieder, die
,Europeesch voelt" met nuchteren, practischen zin,
haar vruchtbaar overdenken zal.
Alom ter wereld wordt elke eenheid, zij het groote
mogendheid of nederig dorpje, bepaald door de
be-trekkingen van het ruilverkeer. De problemen, die
Tiierniede in verband staan, vormen de basis eener
verJdaring van verleden en heden, daar de groote agitaties
?der volkeren beheerscht worden door den honger.
"Want voor hen geldt niet tevens, als voor de indivi
duen, de prikkel van het ideaal of van de liefde.
Dat ruilverkeer wordt geregeld door de wet van
Shet evenwicht. En de ooi log, oorzaak eener
industrieele verzadiging der naties, verving leveranciers
.en clientèle door een groep van louter concurrenten.
.De gevolgen dezer verandering zullen niet uitblijven;
<*eeds nu maakt zij de ruilpolitiek, de economische
diplomatie der oude landen buitengewoon ingewikkeld.
Een machtig middel voor het begrijpen der inter
nationale betrekkingen vormt het bestudeeren der
uitvoerproducten van de verschillende staten of com
plexen. De volken, die menschen en koopwaren ex
porteeren, zijn het meest actief (Duitschland, Japan);
de uitvoei van diensten geeft macht (het oude Hellas,
onze Republiek, Engeland zijn voorbeelden van
ontnwikkeling door transport over zee); de uitvoer van
goud schenkt invloed (Frankrijk vóór den oorlog;
de Ver. Staten). Voor de naties, die gedwongen zijn,
de quantiteit te vervangen door de qualiteit, wegens
gebrek aan werkkrachten of aan natuurlijke hulp
bronnen haar rest het exploiteeren van hun vaar
digheid, smaak en genie. Romier noemt dit:
l'exportation de l'esprit. Landen van oude beschaving alleen
zijn hiertoe in staat en de nieuwe staten, die hun
modellen, hun outillage willen verbeteren, en welker
burgers hun levenswijze op de hoogte willen brengen
van hun plotseling verworven rijkdommen, die
staten koopen grif.
In de naaste toekomst zullen de belangen van den
buicenlandschen handel het geheele nationale leven
op het spel zetten. Vele staatslieden zien dit nog niet
in. De jeugd, die morgen aan deze obsessie weer
stand zal moeten bieden, moet haar nu al bestudeeren,
koelbloedig, redelijk, nauwkeurig en met eenige ver
beeldingskracht. Wat Frankrijk betreft (en Romier
gaat hier natuurlijk uitvoerig op in), Frankrijk heeft
zijn finantieele positie van vóór den oorlog, waardoor
het zijn export kon steunen, verloren; de waarde
vermindering van het geld onderstreept op den duur
de in dit opzicht geleden verliezen; zijn werkkrachten
zijn verminderd, maar zijn middelen in outillage en
grondstoffen toegenomen. Zijn ruilgrondslag is dus
niet meer financieel, maar commercieel; het moet
daar rekening mee houden, door een hervorming
van zijn vakonderwijs en het opbouwen eener groote
doorvoerpolitiek.
Maar behalve Frankrijk is er nog Europa.
Europa is in den grond geen ethisch of geographisch
verschijnsel, maar een product der historie, het voet
stuk eener intellectueele en moreele overlevering, tra
ditie opgebouwd uit het Grieksche element (waar
neming), het Romeinsche (macht) en het christelijke
(inspanning, offer, boven onmiddellijk genot). De
synthese hiervan bracht glorie; zij vielen uiteen
en de solidariteit en eenheid van Europa zelf kwamen
in gevaar. Het politiek materialisme, het brute
nationalisme degradeerde ons Werelddeel tot een
commis-voyageur en arts appliqués et en iechniques
industrielles. Het doel moet dus zijn, deze
Europeesche eenheid te herstellen. Niet door een afschaffing
van het Vaderland" want hier wortelt veel van
gansch onze beschaving. Maar in den Staat als belang,
als eigenliefde ligt het gevaar; hij wordt geobsideerd
door den oorlog, hetzij als aspiratie en Verovering,
hetzij als vrees en verdediging. Zelfs uit het grofst
materieel oogpunt bezien is de oorlog zonder eenig
nut. Hij verrijkt alleen hen, die er buiten blijven,
verarmt in menschen en goederen al wie hem voert.
Hij vermindert de mogelijkheid op normalen
handelswedijver, schept nieuwe concurrenten. Nimmer
heeft de oorlog als middel gestrekt om het gevaar van
overbevolking af te Wenden; hier vermag alleen een
kanaliseering der emigratie te helpen. Ook kan een
gewapend conflict geen industrieelen concurrent uit
den weg ruimen: de ramp der werkloosheid bedreigt
overwinnaar en overwonnenen.
Een belangrijken dienst aan den vrede zou men nog
kunnen bewijzen door een versoepeling van het idee:
grens. Is het bijvoorbeeld geen dwaasheid, dat de
economische grenzen, aangepast aan het internatio
naal ruilverkeer, samenvallen met de militaire, afge
bakend uit zuiver strategische overwegingen?
In het kader van Europa dreigt dus onheil van den
Staat, handelend als een soort raad van beheer,
belast met het besturen, verdedigen en bevorderen
van de bestaansmiddelen, de welvaart, de macht en
den invloed eener maatschappij tegen de andere,
concurreerende ondernemingen. De Staat is de uit
drukking zelf van het nationaal egoisme; zijn ver
tegenwoordigers, de politici, mogen niet tegen zijn
belang handelen. Staat noch politiek kan ons werkelijk
leiden naar een Europeesche solidariteit. Dat is de
taak eener besturende elite, die de samenwerking
op economisch, sociaal, intellectueel en godsdienstig
terrein moet verheffen van een belang tot een ideaal,
in een practischen en toch Wetenschappelijken geest
van coöperatie: vorming van een soort internationaal
credietssyndicaat tot aankoop van grondstoffen,
arbeidsverdeeling, organisatie eener overplaatsing van
belangrijke groepeeringen naar ander gebied, het
leggen van een gemeenschappelijkcn grondslag van
onderwijs in Europa: il faut que tout soit mis en
oeuvre pour maintenir avec clat, sur notre_ continent,
Ie culte de l'esprit et de la spéculation désintéressée.
DE GROENE AMSTERDAMMER
Prijs per jaargang ? 10.?bij vooruitbetaling
Per No, 25 Cent. Advertentiën ? 0.75 per regel
INHOUD:
1. Dr. U Huber Noodt, Hel behoud onzer
bebeschaving.
2. S, Ritsema van Eek, De Indische onlusten in
de Tweede Kamer Dr. E. B. Koster, Vers.
3. Dr. Jan Romein, De V. S. en Nicaragua
Joh. Braakensiek, China,
4. Johan Braakensiek en A, Plasschaert, In memo
riam Au g Aüebé.
5. Mr. G. H. Arnhardt Jr., Onredelijk Ambtsge
heim L. J. Jordaan, De V.S. en Nicaragua.
6. Annie Salomons, Btjkomstigheden.
7. Dr. Jac. P. ThiJsBe, De Veluwe -L. Hirschel,
Hebreeuwsche boekwerken.
9. Red. Ells. M. Rogge, Voor Vrouwen.
10. Top Naeff, Dramatische Kroniek.
11. Dr. E Slijper, Oostersche fantasie.
12. Prof. Dr. j. Prinsen, Boekbespreking?Otto van
Tusschenbroek, Toegepaste Kunst
13. Constant van Wessem. Muziek, met teeken, door
B. van Vlijmen?A. Plasschaert. Schilderkunst.
15, Paul Sabel, Financiën, H. Scholte, Comoedia.
16. Alida Zevenboom's Croquante Croquetjes.
17, Uit het Kladschrift van Jantje Joh. L., Mijn
Film O. v. T., Boekbespreking Wybo
Meyer, Tent. drukwerken.
18 Charles v. lersel, De dag van morgen (feuilleton).
19. J. O. Sinia, Vijgenboom
20. Cel 2, Telefoontje. Charivarius, Chartvaria.
Omslag: Spelproblemen.
Bijvoegsel: Joh Braakensiek, De
Rijksweerbaarheid in Duitschland.
De denkbeelden natie" en beschaving" zijn niet
meer n; het is aan de jonge Europeanen, voor hun
hereeniging te Werken.
En het laatste gedeelte van het boek is een vurige
opwekking tot de jeugd, mede te arbeiden aan het
behoud onzer beschaving, aan het ontstaan, niet
alleen voor Frankrijk, doch voor Europa, van een
nieuwen grand siècle. In een bijna lyrische (hoewel
scherp beredeneerde) stijging toont het betoog van
Romier de redenen aan, die er zijn, om niet te wan
hopen aan de toekomst, maar in deze lente van een
nieuwen tijd de vruchten, die verscheidene seizoenen
noodig hebben om zich te vormen en te rijpen, be
hoedzaam te kweeken en tegen de buien te bescher
men. Het geldt de suprematie onzer cultuur, d.w.z.
haar bestaan zelf.
De auteur richt zich hier tot de jongeren, de besten
van het volk, de besten van de bourgeoisie, l'élite
sociale: au sens fort du mot, I'aristocratie. Aan de
omschrijving van haar taak, haar doel, haar ideaal
wijdt Romier zijn mooiste bladzijden. Alle problemen,
aan deze theorie vastgeknoopt, worden beschouwd
en gewogen, zooal niet opgelost, met geest en klaar
heid. Men zal zich herhaaldelijk tot tegenspraak
genoopt voelen; maar het is mér dan tijd, onzen
geheel gewijzigden toestand te bezien met nieuwe en
jonge oogen. Waarschijnlijk acht Romier het noodig,
evenals elders de extremistische partijen de giovanezza
om zich heen verzamelden, ook hier de jeugd op te
roepen tot aaneensluiting voor een nieuwen, maar
breeder arbeid. Wanneer daarbij de mannen van
rijper leeftijd raad en leiding geven, is het ge
schetste progiamma verleidelijk. Maar baant het
slechts den weg naar een wat al te Latijnsche onstui
migheid, dan kan de sentimenteele bekoring ons niet
weerhouden van een aarzelend scepticisme.