Historisch Archief 1877-1940
10
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2589
DRAMATISCHE KRONIEK
DOOR TOP NAEFF
(Met feekening voor ,,de Groene Amsterdammer"
door B. van Vlijmen)
WILLEM ROYAARDS
T M Royaards, den geslotene, in zijn werk
vereen?*? zaamde, was altijd een oogenschijnlijk daaraan
tegenstrijdige hang naar feestelijke viering. Zijn
verbeelding bleef, trots menige verdrietelijkheid, het
tooneel zien als een feest. Dat men den zestigsten
verjaardag tot dusver gereserveerd voor de
aootheose van den nederigen letterkundige te zijner
eer nog verlangde in te lijven bij de reeks der gehei
ligde tooneeliubilea, vindt in die neiging verklaring
en verschooning niet alleen, zij raakt meteen den
diepsten grond onzer erkenning en erkentelijkheid.
.Want was het niet ook altijd dit geloof in de blijde
bestemming der dramatische kunst, dat over alle
voorstellingen van zijn hart en hand over blijspel
en treurspel den glans legde, die oplicht in de
herinnering al bij den klank der namen van een ver
loren repertoire?,,Driekoningenavond"en Mercadet",
Oijsbrecht van Aemstel" en Elektra", Welkom,
vreemdeling" en De Sabijnsche maagdenroof". Dat
de zielsmuziek haalde uit Vondel's vers? Dat zich
uitvierde in het tempo, in de linten en strikken van
Molière, en met het paradijs-woord: Er zij licht!
in den Stadsschouwburg den strijd opende, die met
het offer van de maatschappelijke positie, doch met
? de overwinning van het kunstenaars-ideaal, waarvoor
,het beste niet goed genoeg kon zijn, werd beslecht?
, . Bij den zesden mijlpaal wordt de wereld, en zelfs
de tooneelwereld, alreeds wat overzichtelijk, en zien
wij, terugblikkend, dat het altijd meer de tijden, dan
, ?? de, menschep waren, die beslisten over het wel en wee
der .kunst. En dan valt ook niet te ontkennen, dat de
onze extra ongunstig waren voor een ieder, die boven
d > middelmaat uitstak, voor den zeldzamen kunstenaar
dieniet mee marchandeet de, voor den verdiepten en be
zonken geest.... En dat er in dit roerig tijdperk,
met.de broederschap voor alle ongelijken, en de on
tijdige geboorte van het jongere geslacht, niet veel
redelijks gedijen kon, ook al waren de
omstandig. heden", of wat men daarvoor houdt, jegens een enke
len wegbereider welwillender geweest....
,PR Behalve een schouwburg naar den eisch destijds, en
, de noodige geschoolde talenten, heeft Rovaards, dunkt
mij, bovenal de nationale Dichter van zijn tijd
ont, broken. De Tooneelvereeniging had Heyermans, zoo
als Heyermans de Tooneelvereeniging had; zij steun
den, elkaar in een bepaalde richting, die zich aldus
kon vestigen, en vele jaren handhaven. Royaards die
daarna kwam gelijk in Duitschland Reinhardt
kwam na Otto Brahm behoefde daarom nog niet
verlegen te staan. Hij had, meester op vele stijlen,
maar te grijpen uit de wereldliteratuur, en dit kon
, den man van eruditie en universeelen aanleg aan
vankelijk niet anders dan welgevallig zijn. Wij wonnen
er het theater als theater bij, dat wil zeggen: als
verbeeldings-rijk met onbegrensde mogelijkheden, binnen
de perken der stijlvolle gebondenheid. Dit laatste
Vwas het voornaamste; slechts bleek ook in deze, zooals
pezegd, de tijd niet rijp om er de waarde van in te
eieti. ._ i
) Aan den anderen kant bleef hier echter een natio
nalistisch gevoel, dat een belangrijk element in de
tooneel-evolutie kan zijn, onbevredigd; een gemis,
waaronder de verstandhouding leed, en waardoor den
machtigen regisseur bleef onthouden.wat hem niet
alleen toekwam, maar wat voor de geheele zaak van
het tooneel onmisbaar was: moreele steun. Want
de groote dramadichters, terwille van wier meester
werken hij, met al zijn krachten en altijd te geringe
middelen, zich' afsloofde, waren vreemdelingen of
lagen in hun graven. Zij konden hem den wederdienst
waarvan onze roem en ons welslagen helaas af
hankelijk zijn niet bewijzen, noch door dankbaar
applaus, noch door zich naast hem op de bres te
stellen. En de kleine dramaturgen, die zich
om'Shakespeare en Strindberg ernstig"te" kort gedaan voelden,
wisten, van hun standpunt terecht, al niet beter te
doen dan de vesting te beschieten met alle denkbare
en ondenkbare leuzen van den dag. Terwijl de kri
tiek, die feitelijk maar n doel en n taak heeft:
de verschillende rangen, waarop de kunstenaars
produceeren, zuiver en scherp te stellen voor de
argelooze oogen van het publiek, en elke praestatie te
beschouwen op haar eigen plan, juist in dit opzicht
in Nederland dien naasten plicht verzuimd heeft, alle
verschijnselen over n kam schoor, steunde en ver
wierp naar het parool van groep en strooming. En
ten slotte was ook ons publiek, bij het publiek van
andere landen vergeleken, op dit gebied beduidend
ten achter, slecht onderlegd, onzelfstandig, voor alles
te vinden, en voor niets....
Zoo groeide het tooneel in Nederland, afgezien van
de materiëele moeilijkheden, die feitelijk nooit den
doorslag geven, op natuurlijke en onvermijdelijke
wijze tot een boom-zoo-vol-geladen met wilde loten,
waaraan wij slechts nu en dan een vruchtje rijpen
zien. Zoo ging de volle, levende theaterkunst, waar
van thans nog de namen het stralend beeld oproepen,
weer verloren, en daarmede ook het stijlbesef",
zonder hetwelk geen tooneelkunst ??van treurspel
tot klucht te scheppen is. Zoo verkreeg de smaak
van het publiek" het hoogste recht, waarvoor de
meeste tooneelspelers zich bogen, en geraakten zoetjes
aan de besten van de baan. En zoo is het ook te
begrijpen en te aanvaarden, dat de machtigste
tooneelleider, dien ons land bezit, op het hoogtepunt van den
mannelijken leeftijd, vrijwillig zijn levenswerk af
brak, en een van de weinige Nederlandsche karakter
spelers, die met de grooten uit het buitenland inén
adem kan worden genoemd, thans als losse kracht"
bij deze en gene zijn brood verdient. De latere ge
schiedschrijver, die deze retraite, uit idealisme en
zelfbehoud, uit eerbied voor het oude, waartegen
onze tijd zich keerde, uit bezorgdheid om het nieuwe,
dat zonder piëteit voor het verleden geen bodem
vindt, te boek wil stellen, zal daarbij dan nog als
curiositeit mogen aanteekenen, dat het de tot dusver
eenige, waarlijk moderne" tooneeldaad is geweest:
de opvoering van Biichner's Danton's dood", waar
van voor alle jonge tooneelschrijvers, -spelers, -archi
tecten en -electriciens, mits büvoldoende aandacht,
een insniratie van belang had kunnen uitgaan die
de streep trok onder onze bloeiendste tooneelperiode.
1 Ik begin te betwijfelen, of ook ik bij deze kleine
recapitulatie wel in den stijl" ben in den stijl van
den verjaarswensch maar ik troost me met de
overtuiging, dat wie de ernst van het vak lief is,
op dit oogenblik den waren jubeltoon bezwaarlijk
treft. Dit zijn dan nu de jaren van afwachting. Op
den bouw van een nieuwen schouwburg, die ,naar wij
hopen, de'materiëele ongemakken zal verlichten,
en op de bezinning en concentratie, welke het overige
zullen moeten doen. Waar zooveel sociale idealen
uiteen vallen, daar is misschien de dag niet ver meer,
waarop het wachten nog rnaar alleen op den kunste
naar kan zijn, die, geluk de oude profeten en poëten,
weer de wet voorschrijft. En wat kunnen wij den
zestigjarige dan beter toewenschen dan gezondheid,
en nog maar een beetje van zijn vermaard geduld
tot op dien dag? Dan het behoud van de tooneelzon
in eigen hart, het geloof in de feestelijke bestemming
des tooneels, als in de fortuin van den, trots alle
wisselvalligheden, brillanten, en in zijn blijmoedig
vertrouwen haast vromen Mercadet.
Hel * Nieuwe Nederlandsen Tooneel:
1 'De Krijtkring, door Klabund
LTET wil nog niet best met de legenden Klabund,
* ? pseudoniem van den jongen Mtinchener Alfred
Henschke, die voor zijn aardig boekje
Heiligenlegenden", uit dezelfde bronnen putte als zijn
Fransche broeder Henri Ghéon, is een fijner styüst
in zijn gevoeligste gedichtjes hooren we een
verren naklank van Heine hij heeft ook wat meer
theaterbloed en theatertechniek, doch voor beiden
kan het eindoordeel toch niet anders luiden dan:
maakwerk. Een in dit geval nog wel handig spel met
oud-Chineesche motieven en wijsheden: Laotse's leer
van den alles-omvattenden cirkel, werd hier tot een,
ons op het zwarte bord voorgeteekenden krijtkring,
die in elk bedrijf voor de symbolische oplossing zorgde,
en meteen de tooneelknoopen doorhakte, daar, waar
de intrigue onmachtig bleek. En zulk een overdaad
van versleten beelden en bloemfestoenen, dat we ?
hoe Chineesch deze bloemensnraak ook mocht
heeten verlangden naar den adem van den
visionnair scheppenden- en vooral schiftenden dichter, om
er den wind eens door te blazen. Er bestaat nauwelijks
een moeilijker taak dan het schijnbaar zoo dankbare
dramatizeeren van een geheel of gedeeltelijk overge
leverde stof; de primitieve vorm teekent zich duidelijk
af en lijkt ruimte te bieden voor een ieders fantasie.
Maar men moet er toch al haast Shakespeare voor zijn
aan wiens Winteravondsprookje" deze~"
Krijtkring" meermalen herinnert om het in dienvormtot
leven te brengen, tot een ander, zoo al niet een hooger
leven, dan het verhaal, in enkele eenvoudige woorden
verteld, alreeds bezat.
De Krijtkring" geeft den edelen levensgang van
een meisje Tsjang-Haitang, in wie de algemeene
Oostersche trekken van dulden, berusten en aan
vaarden,, zoo hoog ontwikkeld zijn, dat zij op haar
wijze een heilige mag heeten, en datgene, wat Martin
Buber, de Duitsche verzamelaar van vele Chineesche
vertellingen, noemt: Die Magie des
Selbstverstandlichen", als het ware van haar uitstraalt. Ten einde
haar familie te ondersteunen wordt zij dansmeisje
in een theehuis?? thé-complet en laat zij zich
verkoopen aan een ouden Mandarijn, niettegenstaande
deze uitzuiger den zelfmoord haars vaders op zijn
geweten heeft. Zij bekeert hem, louter door haar
reine aanwezigheid, tot een beter mensch de de
monen laten zich in China betrekkelijk gemakkelijk
weer uitdrijven schenkt hem een zoon, die welis
waar, en naar later blijkt, de zijne niet is, maar hem
daarom niet minder vadervreugde verschaft, en
doorstaat, na den giftmoord op dezen ouden heer,
alle folteringen der ijverzuchtige eerste gemalin en
wettige weduwe, die haar, de tweede vrouw, van den
moord beschuldigt en het kind opeischt als een late
vrucht van haar eigen schoot. Dit alles laat zich
bekonkelen in het sprookjesland van China; een
sprookjes-rechtbank acht de feiten bewezen,
TschangHaitang wordt in het blok gesloten en aan haar vlecht
een reclame voor de bobbed-hair-kopjes door een
prachtig sneeuwlandschap gesleurd. En zij zou aan de
doodstraf niet ontkomen zijn, had niet het Recht van
oudsher moeten zegevieren in het verdicht verhaal.
In de gedaante van den jongen troonopvolger, die in
de ongelukkige het eenmaal aangebeden theemeisje
herkent, en in haar zoon zelfs den zijnen haar ge
schonken in den droom.... vind? j we het
eeuwig ideaal dezer gerechtigheid ten troon geheven,
en OD dien troon zien we weldra ook de lieve Haitang
plaats nemen, als Keizerin over het Hemelsche Rijk.
Eind goed, al goed.
Om die droomsfeer, waarin, zooals vooral bij dit
slot blijkt, alles mogelijk is, moet het sprookje ge
schreven zijn, en daarvan is, helaas, in de vertooning
zoo weinig terecht gekomen, dat het moeilijk valt
zelfs bij herlezing van het, in elk geval poëtisch be
doeld werkje, te beslissen in hoever de stemming van
uitteraard vlakke, maar juist daarom wel eens welda
dige gemoedelijkheid, met deze gegevens te wekken zou
ziin. Uit de zonderlinge aanteekeningen, die wij in het
programma vinden afgedrukt, is mij ditmaal het strev n
van den regisseur, Louis Saalborn, zelfs niet duidelijk
geworden. Es galt Charaktere zu schaffen".. lezen
we daar o.a. .terwijl voor mij het kenmerkende van
deze Chineezen en de geheele goedmoedige sfeer nu
juist in de gezellige karakterloosheid van de menschen
schuilt, die zich zoo maar laten leven op de oude,
vaste formulen van hun rechtvaardige" leer, oo hun
eeuwig verliefde verlangens, en met hun leuke
lijzenbolletips knikken, als bloemkelken op hun dunnen
steel. Mii dunkt, er was hier te veel werk gemaakt van
alle uiterlijke zaken te onzer oriënteering, het was
alles te duidelijk, te naturalistisch-Chineesch. Niet
meer, en niet minder betrouwbaar dan Turandot"
of De gele mantel", liet men bij dit laatste meer aan
de verbeelding over, werkte met fijnere suggesties.
En ten slotte moet dan het creatieve talent der spelers
het doen. Dat een Elisabeth Bergner, in een door
Reinhardt geschaoen kader, Der Kreidekreis" tot
een bekoorlijk succes bracht, is begrijpelijk.
Intusschen waren we benieuwd hoe hier een jonge actrice,
die haar lieflijk voorkomen meebrengt, van de dank
bare kans, haar geboden, gebruik zou maken. Dat is
tot onzen spijt niet meegevallen. Waar de bezieling
ontbreekt, daar ontbreken ook de duizenderlei scha
keeringen, die het hart vindt, die zich uiten in het
spontaan gebaar, en die de stem moduleeren. Bij
een episodisch optreden Iaat zich ontroering" na
maken, in een groote rol niet. Plastisch was het
figuurtje zuiver, gevoelig soms, maar niet doorleefd.
Behalve Saalborn, een niet zeer voornamen, maar
aartsvaderiijken, en genoegelijk onwezelijken Mandarijn,
en de beide vermakelijke, en tevens fijne koelies van
Sam de Vries en Cruys Voorbergh. welken laatsten wij
in een volgend bedrijf als een dichter" van brooze
en geheimzinnige distinctie terugzagen, waren het
allen nogal export-Chineezen, naar houding en into
natie weinig in overeenstemming met het fijne mate
riaal, dat aan hun kleeding, in fraaie
borduurselranden, was ten toon gesoreid. In het bijzonder Kreeft,
als de onnerrechter Tsju-Tsju, die zoo ongenaakbaar
deftig zich voelt, dat hij begint met zijn hoogen af
schuw over het publiek die miserabele creaturen"
uit te snreken, leverde in den, door hem betrachten
operette-stijl, een groot gevaar op, voor het deel
der vertooning, dat het hoogtepunt had kunnen zijn.
Niettegenstaande den humor, die in dit plechtig op
treden gelegen is, moeten wij den ernst van dit ge
rechtelijk onderzoek terdege gevoelen, en in de tragiek
van Haitang's'lot kunnen gelooven. Want het geloof is
de basis van het sprookje, het geloof der kinderen: dat
het heusch" gebeurt.