De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 15 januari pagina 10

15 januari 1927 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2589 DRAMATISCHE KRONIEK DOOR TOP NAEFF (Met feekening voor ,,de Groene Amsterdammer" door B. van Vlijmen) WILLEM ROYAARDS T M Royaards, den geslotene, in zijn werk vereen?*? zaamde, was altijd een oogenschijnlijk daaraan tegenstrijdige hang naar feestelijke viering. Zijn verbeelding bleef, trots menige verdrietelijkheid, het tooneel zien als een feest. Dat men den zestigsten verjaardag tot dusver gereserveerd voor de aootheose van den nederigen letterkundige te zijner eer nog verlangde in te lijven bij de reeks der gehei ligde tooneeliubilea, vindt in die neiging verklaring en verschooning niet alleen, zij raakt meteen den diepsten grond onzer erkenning en erkentelijkheid. .Want was het niet ook altijd dit geloof in de blijde bestemming der dramatische kunst, dat over alle voorstellingen van zijn hart en hand over blijspel en treurspel den glans legde, die oplicht in de herinnering al bij den klank der namen van een ver loren repertoire?,,Driekoningenavond"en Mercadet", Oijsbrecht van Aemstel" en Elektra", Welkom, vreemdeling" en De Sabijnsche maagdenroof". Dat de zielsmuziek haalde uit Vondel's vers? Dat zich uitvierde in het tempo, in de linten en strikken van Molière, en met het paradijs-woord: Er zij licht! in den Stadsschouwburg den strijd opende, die met het offer van de maatschappelijke positie, doch met ? de overwinning van het kunstenaars-ideaal, waarvoor ,het beste niet goed genoeg kon zijn, werd beslecht? , . Bij den zesden mijlpaal wordt de wereld, en zelfs de tooneelwereld, alreeds wat overzichtelijk, en zien wij, terugblikkend, dat het altijd meer de tijden, dan , ?? de, menschep waren, die beslisten over het wel en wee der .kunst. En dan valt ook niet te ontkennen, dat de onze extra ongunstig waren voor een ieder, die boven d > middelmaat uitstak, voor den zeldzamen kunstenaar dieniet mee marchandeet de, voor den verdiepten en be zonken geest.... En dat er in dit roerig tijdperk, met.de broederschap voor alle ongelijken, en de on tijdige geboorte van het jongere geslacht, niet veel redelijks gedijen kon, ook al waren de omstandig. heden", of wat men daarvoor houdt, jegens een enke len wegbereider welwillender geweest.... ,PR Behalve een schouwburg naar den eisch destijds, en , de noodige geschoolde talenten, heeft Rovaards, dunkt mij, bovenal de nationale Dichter van zijn tijd ont, broken. De Tooneelvereeniging had Heyermans, zoo als Heyermans de Tooneelvereeniging had; zij steun den, elkaar in een bepaalde richting, die zich aldus kon vestigen, en vele jaren handhaven. Royaards die daarna kwam gelijk in Duitschland Reinhardt kwam na Otto Brahm behoefde daarom nog niet verlegen te staan. Hij had, meester op vele stijlen, maar te grijpen uit de wereldliteratuur, en dit kon , den man van eruditie en universeelen aanleg aan vankelijk niet anders dan welgevallig zijn. Wij wonnen er het theater als theater bij, dat wil zeggen: als verbeeldings-rijk met onbegrensde mogelijkheden, binnen de perken der stijlvolle gebondenheid. Dit laatste Vwas het voornaamste; slechts bleek ook in deze, zooals pezegd, de tijd niet rijp om er de waarde van in te eieti. ._ i ) Aan den anderen kant bleef hier echter een natio nalistisch gevoel, dat een belangrijk element in de tooneel-evolutie kan zijn, onbevredigd; een gemis, waaronder de verstandhouding leed, en waardoor den machtigen regisseur bleef onthouden.wat hem niet alleen toekwam, maar wat voor de geheele zaak van het tooneel onmisbaar was: moreele steun. Want de groote dramadichters, terwille van wier meester werken hij, met al zijn krachten en altijd te geringe middelen, zich' afsloofde, waren vreemdelingen of lagen in hun graven. Zij konden hem den wederdienst waarvan onze roem en ons welslagen helaas af hankelijk zijn niet bewijzen, noch door dankbaar applaus, noch door zich naast hem op de bres te stellen. En de kleine dramaturgen, die zich om'Shakespeare en Strindberg ernstig"te" kort gedaan voelden, wisten, van hun standpunt terecht, al niet beter te doen dan de vesting te beschieten met alle denkbare en ondenkbare leuzen van den dag. Terwijl de kri tiek, die feitelijk maar n doel en n taak heeft: de verschillende rangen, waarop de kunstenaars produceeren, zuiver en scherp te stellen voor de argelooze oogen van het publiek, en elke praestatie te beschouwen op haar eigen plan, juist in dit opzicht in Nederland dien naasten plicht verzuimd heeft, alle verschijnselen over n kam schoor, steunde en ver wierp naar het parool van groep en strooming. En ten slotte was ook ons publiek, bij het publiek van andere landen vergeleken, op dit gebied beduidend ten achter, slecht onderlegd, onzelfstandig, voor alles te vinden, en voor niets.... Zoo groeide het tooneel in Nederland, afgezien van de materiëele moeilijkheden, die feitelijk nooit den doorslag geven, op natuurlijke en onvermijdelijke wijze tot een boom-zoo-vol-geladen met wilde loten, waaraan wij slechts nu en dan een vruchtje rijpen zien. Zoo ging de volle, levende theaterkunst, waar van thans nog de namen het stralend beeld oproepen, weer verloren, en daarmede ook het stijlbesef", zonder hetwelk geen tooneelkunst ??van treurspel tot klucht te scheppen is. Zoo verkreeg de smaak van het publiek" het hoogste recht, waarvoor de meeste tooneelspelers zich bogen, en geraakten zoetjes aan de besten van de baan. En zoo is het ook te begrijpen en te aanvaarden, dat de machtigste tooneelleider, dien ons land bezit, op het hoogtepunt van den mannelijken leeftijd, vrijwillig zijn levenswerk af brak, en een van de weinige Nederlandsche karakter spelers, die met de grooten uit het buitenland inén adem kan worden genoemd, thans als losse kracht" bij deze en gene zijn brood verdient. De latere ge schiedschrijver, die deze retraite, uit idealisme en zelfbehoud, uit eerbied voor het oude, waartegen onze tijd zich keerde, uit bezorgdheid om het nieuwe, dat zonder piëteit voor het verleden geen bodem vindt, te boek wil stellen, zal daarbij dan nog als curiositeit mogen aanteekenen, dat het de tot dusver eenige, waarlijk moderne" tooneeldaad is geweest: de opvoering van Biichner's Danton's dood", waar van voor alle jonge tooneelschrijvers, -spelers, -archi tecten en -electriciens, mits büvoldoende aandacht, een insniratie van belang had kunnen uitgaan die de streep trok onder onze bloeiendste tooneelperiode. 1 Ik begin te betwijfelen, of ook ik bij deze kleine recapitulatie wel in den stijl" ben in den stijl van den verjaarswensch maar ik troost me met de overtuiging, dat wie de ernst van het vak lief is, op dit oogenblik den waren jubeltoon bezwaarlijk treft. Dit zijn dan nu de jaren van afwachting. Op den bouw van een nieuwen schouwburg, die ,naar wij hopen, de'materiëele ongemakken zal verlichten, en op de bezinning en concentratie, welke het overige zullen moeten doen. Waar zooveel sociale idealen uiteen vallen, daar is misschien de dag niet ver meer, waarop het wachten nog rnaar alleen op den kunste naar kan zijn, die, geluk de oude profeten en poëten, weer de wet voorschrijft. En wat kunnen wij den zestigjarige dan beter toewenschen dan gezondheid, en nog maar een beetje van zijn vermaard geduld tot op dien dag? Dan het behoud van de tooneelzon in eigen hart, het geloof in de feestelijke bestemming des tooneels, als in de fortuin van den, trots alle wisselvalligheden, brillanten, en in zijn blijmoedig vertrouwen haast vromen Mercadet. Hel * Nieuwe Nederlandsen Tooneel: 1 'De Krijtkring, door Klabund LTET wil nog niet best met de legenden Klabund, * ? pseudoniem van den jongen Mtinchener Alfred Henschke, die voor zijn aardig boekje Heiligenlegenden", uit dezelfde bronnen putte als zijn Fransche broeder Henri Ghéon, is een fijner styüst in zijn gevoeligste gedichtjes hooren we een verren naklank van Heine hij heeft ook wat meer theaterbloed en theatertechniek, doch voor beiden kan het eindoordeel toch niet anders luiden dan: maakwerk. Een in dit geval nog wel handig spel met oud-Chineesche motieven en wijsheden: Laotse's leer van den alles-omvattenden cirkel, werd hier tot een, ons op het zwarte bord voorgeteekenden krijtkring, die in elk bedrijf voor de symbolische oplossing zorgde, en meteen de tooneelknoopen doorhakte, daar, waar de intrigue onmachtig bleek. En zulk een overdaad van versleten beelden en bloemfestoenen, dat we ? hoe Chineesch deze bloemensnraak ook mocht heeten verlangden naar den adem van den visionnair scheppenden- en vooral schiftenden dichter, om er den wind eens door te blazen. Er bestaat nauwelijks een moeilijker taak dan het schijnbaar zoo dankbare dramatizeeren van een geheel of gedeeltelijk overge leverde stof; de primitieve vorm teekent zich duidelijk af en lijkt ruimte te bieden voor een ieders fantasie. Maar men moet er toch al haast Shakespeare voor zijn aan wiens Winteravondsprookje" deze~" Krijtkring" meermalen herinnert om het in dienvormtot leven te brengen, tot een ander, zoo al niet een hooger leven, dan het verhaal, in enkele eenvoudige woorden verteld, alreeds bezat. De Krijtkring" geeft den edelen levensgang van een meisje Tsjang-Haitang, in wie de algemeene Oostersche trekken van dulden, berusten en aan vaarden,, zoo hoog ontwikkeld zijn, dat zij op haar wijze een heilige mag heeten, en datgene, wat Martin Buber, de Duitsche verzamelaar van vele Chineesche vertellingen, noemt: Die Magie des Selbstverstandlichen", als het ware van haar uitstraalt. Ten einde haar familie te ondersteunen wordt zij dansmeisje in een theehuis?? thé-complet en laat zij zich verkoopen aan een ouden Mandarijn, niettegenstaande deze uitzuiger den zelfmoord haars vaders op zijn geweten heeft. Zij bekeert hem, louter door haar reine aanwezigheid, tot een beter mensch de de monen laten zich in China betrekkelijk gemakkelijk weer uitdrijven schenkt hem een zoon, die welis waar, en naar later blijkt, de zijne niet is, maar hem daarom niet minder vadervreugde verschaft, en doorstaat, na den giftmoord op dezen ouden heer, alle folteringen der ijverzuchtige eerste gemalin en wettige weduwe, die haar, de tweede vrouw, van den moord beschuldigt en het kind opeischt als een late vrucht van haar eigen schoot. Dit alles laat zich bekonkelen in het sprookjesland van China; een sprookjes-rechtbank acht de feiten bewezen, TschangHaitang wordt in het blok gesloten en aan haar vlecht een reclame voor de bobbed-hair-kopjes door een prachtig sneeuwlandschap gesleurd. En zij zou aan de doodstraf niet ontkomen zijn, had niet het Recht van oudsher moeten zegevieren in het verdicht verhaal. In de gedaante van den jongen troonopvolger, die in de ongelukkige het eenmaal aangebeden theemeisje herkent, en in haar zoon zelfs den zijnen haar ge schonken in den droom.... vind? j we het eeuwig ideaal dezer gerechtigheid ten troon geheven, en OD dien troon zien we weldra ook de lieve Haitang plaats nemen, als Keizerin over het Hemelsche Rijk. Eind goed, al goed. Om die droomsfeer, waarin, zooals vooral bij dit slot blijkt, alles mogelijk is, moet het sprookje ge schreven zijn, en daarvan is, helaas, in de vertooning zoo weinig terecht gekomen, dat het moeilijk valt zelfs bij herlezing van het, in elk geval poëtisch be doeld werkje, te beslissen in hoever de stemming van uitteraard vlakke, maar juist daarom wel eens welda dige gemoedelijkheid, met deze gegevens te wekken zou ziin. Uit de zonderlinge aanteekeningen, die wij in het programma vinden afgedrukt, is mij ditmaal het strev n van den regisseur, Louis Saalborn, zelfs niet duidelijk geworden. Es galt Charaktere zu schaffen".. lezen we daar o.a. .terwijl voor mij het kenmerkende van deze Chineezen en de geheele goedmoedige sfeer nu juist in de gezellige karakterloosheid van de menschen schuilt, die zich zoo maar laten leven op de oude, vaste formulen van hun rechtvaardige" leer, oo hun eeuwig verliefde verlangens, en met hun leuke lijzenbolletips knikken, als bloemkelken op hun dunnen steel. Mii dunkt, er was hier te veel werk gemaakt van alle uiterlijke zaken te onzer oriënteering, het was alles te duidelijk, te naturalistisch-Chineesch. Niet meer, en niet minder betrouwbaar dan Turandot" of De gele mantel", liet men bij dit laatste meer aan de verbeelding over, werkte met fijnere suggesties. En ten slotte moet dan het creatieve talent der spelers het doen. Dat een Elisabeth Bergner, in een door Reinhardt geschaoen kader, Der Kreidekreis" tot een bekoorlijk succes bracht, is begrijpelijk. Intusschen waren we benieuwd hoe hier een jonge actrice, die haar lieflijk voorkomen meebrengt, van de dank bare kans, haar geboden, gebruik zou maken. Dat is tot onzen spijt niet meegevallen. Waar de bezieling ontbreekt, daar ontbreken ook de duizenderlei scha keeringen, die het hart vindt, die zich uiten in het spontaan gebaar, en die de stem moduleeren. Bij een episodisch optreden Iaat zich ontroering" na maken, in een groote rol niet. Plastisch was het figuurtje zuiver, gevoelig soms, maar niet doorleefd. Behalve Saalborn, een niet zeer voornamen, maar aartsvaderiijken, en genoegelijk onwezelijken Mandarijn, en de beide vermakelijke, en tevens fijne koelies van Sam de Vries en Cruys Voorbergh. welken laatsten wij in een volgend bedrijf als een dichter" van brooze en geheimzinnige distinctie terugzagen, waren het allen nogal export-Chineezen, naar houding en into natie weinig in overeenstemming met het fijne mate riaal, dat aan hun kleeding, in fraaie borduurselranden, was ten toon gesoreid. In het bijzonder Kreeft, als de onnerrechter Tsju-Tsju, die zoo ongenaakbaar deftig zich voelt, dat hij begint met zijn hoogen af schuw over het publiek die miserabele creaturen" uit te snreken, leverde in den, door hem betrachten operette-stijl, een groot gevaar op, voor het deel der vertooning, dat het hoogtepunt had kunnen zijn. Niettegenstaande den humor, die in dit plechtig op treden gelegen is, moeten wij den ernst van dit ge rechtelijk onderzoek terdege gevoelen, en in de tragiek van Haitang's'lot kunnen gelooven. Want het geloof is de basis van het sprookje, het geloof der kinderen: dat het heusch" gebeurt.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl