De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 15 januari pagina 13

15 januari 1927 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

No. 2589 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 Teekening voor ,,de Groene Amsterdammer" door B. van Vlijmen DIRK SCHAPER bracht de muziek van Chopin, bij de Chopinherdenking ten gehoore MUZIEK IN DE HOOFDSTAD DOOR CONSTANT VAN WESSEM Jfaliaansche Opera: ,,Un hallo in maschera u RANZ Werfel heeft in zijn prachtigen roman ?*? Verdi" beschreven hoe Verdi in zijn hart Wagner gehaat heeft en toch voortdurend naar hem toe getrokken werd, hoe Wagner, dien hij niet kende, zijn gedachten geen vrijheid liet en deze concurrent" zijn roem was gekruist zonder dien te dooden, maar ook zonder tot nieuwe daden op te wekken. Het jonge Italiëloopt naar Wagner; de Duitsche meester is in Venetiëen Verdi is verlamd, verlamd in het geloof aan zijn nationaal werk. Is dit de muziek der toekomst, zoo beslist Verdi, dan is mijn eigen tijd voorbij. Hij probeert een paar maten te schrijven, maar in zijn ouden stijl wil hem niets meer gelukken. Hij kan de bloeiende melodie vanweleernietmeervinden. ,,Aida" heeft het laatste wa.t hij vermocht afgesloten. Hij zal de meester van Rigoletto", Traviata", Trovatore" blijven tegenover Wagner, die zijn muziek min acht zooals hij van zijn kant diens muziek haat, doch er niet aan ontkomen kan haar te hooren, haar te kennen. In zijn binnenste strijden toenadering en afkeer hun feilen strijd. Totdat, op een avond, de Duitsche meester op de Piazza zijn luidruchtig gesprek onderbroken heeft om te luisteren toen men de Marsch uit Aida" speelde. Verdi is ontroerd. Nu wil hij .Wagner gaan opzoeken, par inter pares zich veelend. Hij komt den volgenden middag aan het Palazzo Vendramin, waar Wagner woont rde Meester is een uur geleden gestorven aan hartverlamming. Men kan het aldus zien: Het is een noodlot voor Verdi's muziek geweest, dat Wagner's muziek juist in den bloeitijd van zijn scheppen opkwam. Het heeft zijn eigen spontaniteit verlamd. Verdi, die de componist is van het on problematisch gezang, den overvloed der melodie zonder bekommerdheid over muziek-dramatische vorrn-problemen, modulatie, structuur, contrapunt, DIT MERK IS EEN WAARBORG VOOR ONOVERTROFFEN REPRODUCTIE EN ONGEËVENAARDE AFWERKING. N.V. DUTCH GRAMOPHONE COMPANY. AMSTERD. VEERKADE 22A OEN HAAO. enz., werd door Wagner's muziek tot een gevaarlijken zelfinkeer gebracht, waarin hij werkeloos, machteloos en ongelukkig werd. Wat den Duitscher gelukte, kon den Italiaan nooit.gelukken, omdat Noorden en Zuiden tegenover elkaar staan, muzikaal gesproken, als contrapuntiek tegenover melodiek. Maar toen Verdi het jonge Italiëzijn oude muzikale, geloof zag verlaten, toen hij de besten der jongere componisten rond Wagner zag samenloopen, kwam ook over hem den twijfel en hij heeft niet meer mogen beleven, dat het Duitsche hart gelijk heeft wanneer het zijn eigen aanleg getrouw blijft en moduleert", maar het Italiaansche hart ook, wanneer het op eigen gaven vertrouwt en niet modu leert" Grétry zeide reeds: De neiging der noorde lijke volken om te moduleeren komt uit de armoede hunner melodie en dat wij thans deze halfslachtige scheppingen van Sgambati, Bossi en Sinigaglia, pro ducten van een verraad aan het eigen Italiaansche hart wegwerpen voor het Requiem en de onvervalschte opera's van Verdi vóór dat deze dat noodlottige verbreede" genre ging schrijven, waaraan de muziek-geschiedenis Falstaff" en,,Othello" dankt, maar waarbij wij de spontane opera, Verdi's kracht, verloren hebben. Maar men kan het vraagstuk ook anders beschou wen. Was Verdi niet feitelijk uitgesproken na zijn groote succes-opera's, en bewijst Aida" op zich zelf niet alreeds de gevaarlijke kentering, die zijn twijfel daarna graag op rekening van Wagner's muziek wou gaan schuiven? Tusschen 1871 (Aida) en 1887 (Othello) schreef Verdi geen opera meer. Maar na La Traviata" (1853) de derde der groote succes-opera's Rigoletto" en Travatore", die Verdi samen in drie jaar tijds schreef (de laatste tijdens de repetities van Trovatore", zoo zegt men) volgt een periode van slechts zwakke herhalingen. Bijna alle opera's vielen". Alleen n uit deze periode, die van 1858?1871 duur de, kon nogmaals een succes verwerven, dat herinner de aan de glans-periode der vroegere meesterwerken. Dat was Un ballo in maschera", dat in 1858 werd gecomponeerd, doch eerst in 1859 te Rome opgevoerd. Maar dit werk had alleen nog maar de muzikaliteit, de melodieusheid, den muzikalen stroom der vroegere werken, niet hun spanning, hun melodische roes, hun glanzende hoogtepunten. De eerste twee bedrijven houden ons muzikaal weinig in spanning, alleen in het derde bedrijf leeft de Verdi van vroeger nog even geheel op, komt de stijging waarop wij van het begin af aan wachtten. Met deze gewaarwording der muziek mee ontwik kelde zich ook de opvoering, die de Italiaansche Opera Zondagavond in Gebouw Carrévan dit tegenwoordig weinig gehoorde werk van Verdi gaf. De Italiaansche Opera, die thans onder leiding van Mevrouw de Hondt staat, streeft naar volmaking der uitvoering en beseft, dat onze tijd het niet meer doen wil met alleen sterren, zonder een behoorlijk uitspan sel waarin zij schitteren kunnen. Men heeft de koren verzorgd, men heeft ook de monteering meer verzorgd (hoewel nog steeds niet voldoende). Doch waarom werkt men met een veel te klein orkest? (De lofwaar dige uitzondering, dat het verst ekt werd zooals bij Iris" van Mascagni niet te na gesproken). Waarom verkoopt men het publiek nog altijd a / 0.50 tekstboekjes, die alles tarten wat men innerlijke en uiterlijke verzorging noemt? Dat herinnert aan de Schmiere-"periode van de opera, toen de voorstelling zelf op zulk een tekstboekje geleek. De intrige van Un ballo" is met de gewone zorge loosheid gevonden als waarmede men den geheelen opera-tekst vervaardigde. Riccardo, gouverneur van Boston wordt verliefd op de vrouw van zijn secretaris. Deze secretaris Renato, is zijn vriend en zal hem vol gens een voorspelling met eigen hand moeten dooden. De ontdekking van de ontrouw van Amalia, Renato's vrouw, speelt zich af in de buurt van Napels (volgens het tekstboekje bij Boston gelegen, doch volgens den Schoolmeester, met een variant, een eiland, dat je bij Boston niet vinden zou''). In de tweede helft van het laatste bedrijf vindt dan het gemaskerd bal plaats, waarnaar de geheele opera haar attractie-titel heeft, en Riccardo wordt doorstoken. Stervend zingt hij, zooals gebruikelijk, zijn levendigste aria. Het schijnt dat Verdi eerst in dit melodramatischbewogen laatste bedrijf het vuur der inspiratie in zijn muziek weet te ontsteken. Opeens vangt een andere gelatenheid aan: de atmosfeer wordt electrisch. Eerst heeft Renato een lange aria gezongen, die de oude virtuose glans weer heeft (deze aria, gezongen door den bariton Giorgi moest herhaald worden), een feestmuziek vangt aan, een groote stijging en een religieus ge stemde ontknooping brengt het slot. Hier in dit laatste bedrijf kwamen de Italianen ook het meest op dreef, greep de gezongen dramatiek de uitvoerders tot een groote eenheid samen en de opera, die aanvankelijk dreigde niet te zullen bevredigen, liet ons toch enthou siast naar huis gaan. De vertolkers der hoofdrollen (Bellussi als Riccardo, Giorgi als Renato, Mme Benedetti als Amalia, Signora Lauri als Oscar) waren allen meer of minder uitstekend. (Mme Benedetti het minst) en 'het orkest speelde onder den dirigent Ferrari, de te zwakke bezetting ten spijt, zeer geacheveerd. De hernieuwde kennismaking met deze opera van Verdi heeft ons zeer geïnteresseerd en ongetwijfeld veel plezier gedaan. Trouwens, iedere noviteit in een te vaak gezongen repertoire zal ons plezier doen. De Italiaansche opera brenge ons nog spoedig ook haar andere toezeggingen uit vóórdat haar seizoen sluit. Teekening voor ,,de Groene Amsterdammer door B. van Vlijmen ? v IS. QJJERIDO hield bij de Chopin-herdenking een rede over Chopin SCHILDERKUNST DOOR A. PLASSCHAERT T oor o p en Mussolini Toorop heeft laatst een portretje geteekend van een dansmeester die, nadat hij geposeerd had, het gesprek, dat Toorop met hem gevoerd had, openbaar de, gesierd met eenige bizonderheden, die niet voor den takt van dezen jongeling getuigden. In dat ge sprek had Toorop ook gesproken over een drie-luik, en op n der deelen van dat drieluik zou Mussolini (allicht wat geïnterpreteerd !) als hoofdfiguur komen. Toen heeft zich iemand onvriendelijk, tegelijk senti menteel, geuit over het booze voornemen van den schilder, en hij heeft meewarig gedaan, als was wat Toorop zich voornam een vergissing ten opzichte van wat hij, Toorop vroeger deed, en was als een einde. De schrijver van dit meewarig artikel heeft slechts n vergissing begaan; hij heeft zijn opinie over Musso lini ons verhaald, en die behoefde ons niet onbekend te zijn, maar hij heeft vergeten te begrijpen wat Toorop wellicht gesymboliseerd zag in dien Mussolini, en daar komt het, artistiek-gespraken en artistiek-gedacht, alleen op aan. Wat Toorop ziet in Mussolini (wij behoeven het daarom nog geen van allen met hem ns te zijn !) is beslissend. Het is beslissend voor de teekening, voor de waarde der teekening. De teekening toch zal een symbool zijn van die meening; en waarom zou Toorop, de snelle, toch diepe waarnemer van menschen, iets oppervlakkigs geven in zijn symboliseering van den Italiaanschen dictator? Hij, Toorop, ziet in Mussolini levendig wel, levend, zeker en toch meeslepend een symbool van de kracht van den man, van den leider en hersteller van een volk tot macht. En al ware dit inzicht politiek aantastbaar (waarom zou het dat niet zijn?), dat geeft hier niets; in een figuur besloten en orde-brengende kracht te willen uitdruk ken en uit te drukken, beteekent waarden te symboliseeren, die menschlijk-eeuwig zijn, en steeds een eerbied zullen wekken bij hen, voor wie de daad een kristallisatie is uit innerlijken overvloed, voor wie het ordebrengen iets beteekent en het brengen tot macht! Is politiek daarvan niet ook een verschillend-geschakeerd verlangen; verschillend-geschakeerd naar mate van welke partij de politicus lid is, of voorstan der? Maar daar gaat het nu niet om ! Het ging mij alleen daarom, om duidelijk te maken, dat het de vraag is welke eeuwige, menschelijke waarden een kunstenaar ziet in een bepaalde persoon; daarmee, met dat inzicht, maakt hij zijn blijvend kunstwerk. Dat hebben wij ons ook hier af te vragen; dat geeft een blijvend oordeel, een degelijke conclusie; zelfs als die getrokken moet worden, of bepaald, uit een gesprek van Toorop met een Haagsch dansmeestertje.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl