Historisch Archief 1877-1940
No. 2589
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19
wikkeling te doen komen, wel zou moéten
onderdrukken.
Nathan Hamburger gaf Orlink een
vast maandgeld, men huurde voor hem
eene loge in het stadsmuzeum en hier
mede was het vergulde tijdperk in zijn
leven aangebroken. In zijn atelier
spande Orlink een geweldig doek, dat
de oppervlakte van een der grootste
wanden bijna geheel besloeg, en waarop
hij zich voornam thans eindelijk zijn
meesterwerk De Danseressen" te zullen
schilderen. De eerste dagen veroor
loofde Orlink zijne jonge leerlinge in
een hoekje tegenover het nieuw ont
worpen schilderij plaats te nemen en
daar alvast wat te knutselen met
haar houtskool",,zooals hij het noemde,
zonder verder naar haar om te zien of
zich met haar werk te bemoeien. Doch
spoedig reeds verklaarde hij, dat hare
aanwezigheid hem hinderde en afleidde
van zijn eigen werk, en daar het kind
zich weinig op haar gemak gevoelde
in tegenwoordigheid van dien man,
die bijna voortdurend opgewonden het
vertrek op-en-neêr liep. daarbij mom
pelende en zelfs luidop pratende in de
woede over zijn e'gen onmacht en zijne
vertwijfeling, werd overeengekomen, dat
zij in het vervolg in een der benedenzalen
van het muzeum, waarzichgipsafgietsels
bev.ooden en bijna nimmer bezoekers
kwamen, alleen zou werken. In den
beginne stemde dit den ouden Matthijs,
den daar dienstdoenden oppasser zeer
misnoegd, die reden meende te hebben
te moeten vermoeden, dat het jonge
meisje hier alleen kon zijn gekomen om
kattekwaad uit te voeren en liep hij
geruimen tijd met het voornemen rond
hiertegen protest aan te teekenen bij
zijne direktie, zonder dit echter ten
uitvoer te kunnen brengen, daar de
oude man en het jonge meisje eindelijk
eene daarna niet meer verbreekbare
vriendschap met elkander sloten. Den
geheelen dag zat zij er muisjesstil te
werken, en wanneer de oude man om
een hoek kwam spieden, daar hij deze
stilte onmogelijk vertrouwen kon en zij
beslist het een of ander" tegen hem
in den zin moest hebben, dan zag hij
niet anders dan een zwart omlokt
hoofdje, dat ijverig over haar papier ge
bogen zat, waarop de warrige, donkere
krullen neervielen. De oude man mom
pelde iets binnensmonds, streek eens
met de hand langs zijn grauwen
snorbaard, en sloop vervolgens met onhoor
bare schreden langs het eenzaam wer
kende meisje heen, van onder zijne
dichte wenkbrauwen met nog altoos
achterdocht igen blik wantrouwend naar
haar uitziende.
- Dag Matthijs, groette zij, terwijl
hij langs kwam en zag met van
werkkoörts glanzende oogen naar hem op.
Dag jongejuffrouw, mompelde hij
gereserveerd en ging voorbij, doch
durfde niet meer om te zien of zij
achter zijn rug soms een langen neus
trok.
Doch eindelijk was hun vriendschap
voor goed gesloten. Het hoogtepunt
van den dag was het voor de kleine
Esther wanneer zij met den ouden
man samen in het kleine hokje, dat hij
zijn kantoortje" noemde, kon gaan
koffiedrinken. Zij at er het liefst mede
van zijne dikke, grove boterhammen
met boterhammenworst, waarover de
oude man zich eindelijk al evenmin ver
wonderde als over de uiterst eenvoudige
kjeeding van het dochtertje van een
der rijkste lieden der stad. Het kind
leefde in deze wonderlijke eenzaamheid
even zoet- en stiltevreden als eene
vreemdkleurige bloem midden in een
moeras. Alleen 's morgens verscheen er
een vreemdsoortig mensch ten tooneele,
wiens komst nimmer naliet haar te ver
schrikken, zoodat haar hart hevig
bonsde, en zij nauwelijks een antwoord
geven kon. Het was een der vrienden
van Orlink, die iederen morgen opnieuw
het' werk beoordeelen kwam, dat bij
den vorigen dag al dan niet gevorderd
was. Daarna gaven zij zich beiden
hartstochtelijk over aan hunne gemeen
schappelijke teleurstellingen. Deze trou
we bezoeker was een man van reeds
middelbaren leeftijd, die eenmaal in
zijne jeugd een boek geschreven had,
dat bij een toen nog eveneens jong,
pasbeginnend en onervaren uitgever was
verschenen, en zoo onmeêdoogend scherp
door de kritiek algemeen veroordeeld
was geworden, zonder dat iemand er ook
Teekening voor ,.de Groene -Amsterdammer door J. G. Sinia
WILDE VIJGENBOOM
DOOK J. C. 5INIA
f~^\OCE NSCHIJNLUK geeft dit plaatje een stukje, rimboe ' wildernis maar
in werkelijkheid is het c/e afbeelding van een heus. die stond en
waarschijntijk nog s/aat in een dichtbegroeid hoekje van het Walerlooplein te
Weltevreden, niet ver van onze toenmalige woning in het officierskampement.
Nu houd ik veel van hoornen en vooral de tropische met hunne zoo vaak
reusachtige afmetingen en grillige vormen van slam en wortels maakten op mij
steeds een machtigen indruk. Ik heb indertijd den ook niet de verleiding
kunnen weerstaan dezen reus op hei papier vast te leggen en bied zijn
afbeelding nu hierbij aan met het figuurtje van een In/ander, die in de schaduw
van zijn machtigen kruin een rustig zitje gevonden heeft, om eenig denkbeeld
te geven van zijne afmetingen.
slechts een enkel goed woord aan liad
kunnen of willen wijden, dat niemand
meer daarna, en zeker niet de jonge
uitgever zelve, het nogmaals tot eene
nieuwe uitgave had gewaagd.
Wanneer de kleine Esther 's morgens
met haar werk begonnen was, en de
oude oppasser gewooniijk juist op dat
oogenblik afwezig bleek, dan scheen
vaak plotseling als eene spookverschij
ning de miskende schrijver met zijn
langen, vaal verkleurden en verregenden
mantel in zijne groote, breede,
uitgeloopen en geheel versleten, altoos, zelfs
in den zomer bij het mooiste weer,
bemodderde schoenen, zijn bleekc, in
gevallen en ongeschoren gezicht, met
de grauwe, wijdopen, haar als ontzet
aanstarende oogen en den grooten,
slappen en verschoten hoed op
het ongekamde, als kleurloos ver
weerde haar, voor haar op te rijzen,
als een vratig dreigend roofdier sperde
hij zijne kaken open, zoodat alle zijne
vuile en carieus verbrokkelde tanden
en kiezen zichtbaar werden, en brulde
met zijne schorre, als door zijne klachten
versleten stem:
Waar is Adriaan?
Doch hij wist het evengoed als zij,
dat Oilink op dat uur meestal nog niet
verschenen was, hij talmde en treuzelde
rond als een onrustige hond tot hij
eindelijk achter haar ging staan, en over
haren schouder met een misnoegden
trek om zijn mond naar haar werk turend,
haar vol verbeten woede toesnauwde:
Weet jij wel, dat meisjes zooals jij,
zijn ongeluk voor een kunstenaar
beteekenen? Ook ik heb eenmaal zoo een
meisje als jij gekend ! Hm, dat is nu al
weer lang, ja lang geleden.... Een
kunstenaar moet onafhankelijk zijn om
te kunnen leven en werken. Jelui met
je geld denkt zeker, dat je hem zijn
talent af zoudt kunnen troggelen?
Laat Orlink toch werken, werken, en
stoor hem niet langer!
In dien tijd was Orlink gewoonlijk
door eene achterdeur in het muzeum
gekomen en had zich, zonder naar
zijne leerlinge om te zien of haar zelfs
te groeten, onmiddellijk naar zijn atelier
begeven. Zijn bezoeker rende hem dan
als een bezetene achterna. Wanneer
Orlink ooit werkelijk eenig werk zou
hebben kunnen ondernemen, dan werd
hem dit in ieder geval door dezen de
eerste margenuren van den dag ver
hinderd. De beide vrienden jammerden
samen urenlang over de teleurstellingen,
die het leven hun op zulk eene onver
diende wijze bracht, scholden op de
nieuwe en de oude kunst op even on
barmhartige wijze, schimpten op hen,
die meer geluk bleken te hebben dan zij,
en op de oneerlijke kritici, van wie geen
enkele werkelijk betrouwbaar bleek.
Dat zij zelfs geen werk meer leverden,
en niemand ooit een woord over hen
schreef, zoodat zij eigenlijk weinig reden
hadden zich te beklagen over de kritici,
daaraan dachten zij zelfs in hunne ver
stoordheid en ergernis niet. De schrijver
bekeek langen, tijd met gespannen aan
dacht en al dan niet gehuichelde waar
deering het nog altoos onvoltooide werk
van den schilder, De Danseressen",
beklaagde hem, dat zijne ,,lessen"
hem verhinderen moesten ooit werkelijk
zichzelven" te worden, streek met
de koude regelmaat der ondankbaarheid
zijn deel telkenmale op wanneer Orlink
zijn maandgeld ontvangen had, daar
hij toch ook moest leven", en scheen er
zelfs niet aan te denken, dat zijne twijfel
achtige raadgevingen een mensch gelijk
Orlink er zelfs nog eens toe zouden
kunnen brengen in zijne ijdelheid zijne
lessen" voor het vervolg af te zeggen,
zoodat ook deze laatste bron voor
henbeiden op zou kunnen houden te vloeien.
Somtijds kwamen er werkelijke kunste
naars in Orlink's loge, die deze er ont
boden had, in de hoop eindelijk ook eens
uit den mond van anderen eenigen
lof over zijn werk te kunnen hooren.
Hij zorgde er dan altoos voor, dat op
zulke oogenblikken ook de kleine Esther
in zijn atelier aanwezig was, daar hij
tegenover zijne, bezoekers niet alleen
indruk wilde maken door leerlingen te
hebben van de eerste, althans rijkste
families" der stad, doch tevens wenschte,
dat ook zij den lof van anderen over
het werk van den leermeester hooren zou.
Hunne opmerkingen stelden echter altoos
weer opnieuw Orlink teleur, en wanneer
zij waren heengegaan en hij, schuim
bekkend van woede als den waanzin ten
prooi gevallen alleen achterbeef met
zijne leerlinge en soms óók met den
schrijver, dan ging hij in zijne vertwijfe
ling zich te buiten aan klachten over de
onkunde en onbetrouwbaarheid der
menschen, die in hunne kleinzielige
ijverzucht de beteekenis van zijn genie
niet erkennen wilden, en schold hen
allen uit voor stumperds en
brekebeenen, die zelve nergens toe in staat
bleken l Op het laatst scheen hij hunne
woorden en den werkelijken zin daarvan
zelfs voor eenigen tijd geheel te vergeten,
ging geheel op in zijne eigen woorden,
waarmede hij zichzelven en zijn talent
verheerlijkte, tot hij eindelijk ademloos
met wantrouwige blikken om zich heen
keek als om te zien of ook geheimzinnige,
verborgen luisteraars zijne woorden
vernemen konden, de kleine Esther tot
zich riep, en vragend fluisterde:
Wat zeiden zij ook weer?
Argeloos-, en zonder de^bedoéling den
ander te krenken, herhaalde zij zacht
de woorden der bezoekers. Eerst thans
scheen de werkelijke zin daarvan en
hunne beteekenis tot Orlink door te
dringen. Hij zond zijne leerlinge met
eene norsche hoofdbeweging weg en bleef
eenzaam met zijne wanhoop en ver
twijfeling achter. «
Maar zie je dan niet wat mijn
schilderij voorstelt? Dat zijn danseres
sen ! Of heb je nog nooit danseressen
gezien en weet je niet wat zij zijn?
vroeg hij op een keer.
Zeker, ik heb wel eens danseressen
gezien, haastte zij zich hem te ant
woorden, met een steelschen blik naar
het model, een klein, armoedig gekleed,
ongewasschen meisje, dat zonder op de
beide anderen te letten, naar buiten
staarde met den afwezigen, schuchter
vragenden blik van een kind, dat van
geheel andere dingen droomt, dan die
het in de werkelijkheid van het leven
gedwongen is te leeren kennen, doch
zij zagen er geheel Anders uit, besloot
zij toen fluisterend haren zin.
Ach, maar daar begrijp jij ook
niets van, je bent ook nog niet zoo ver !
snauwde hij haar onwillig af. Dit zijn
natuurlijk geheel andere danseressen,
zooals ik hen zie, in mijne fantazie, of
begrijp je dat soms niet?
Doch zij snelde verward heen, vree
zend voor zijne woede, die zij reeds drei
gen zag.
(Wordt vervolgd.)
CADILLAC
De schitterende constructie en afwer
king der nieuwe CADILLAC V 65
bewijzen, dat Cadillac haar leidende
positie op zeldzame wijze weet te
handhaven.
K, LANDEWEER - UTRECHT.