Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR^NEDERLAND
No. 2590
UTRECHTSCHESTRAAT BIJ DE KEIZERSGRACHT, DE PLAATS WAAR HET
REGULIERSKLOOSTER HEEFT GESTAAN
AMSTERDAMSCHE B IJ ZONDERHEDEN
DOOR PROF. DR. H.*BRUGMANS
XLI. De Regulieren
A AN de Regulieren wordt men te Amsterdam nog
**? dagelijks herinnerd. Wij hebben nog steeds een
Regullersbreestraat en een Reguliersdwarsstraat en
zelfs een Korte Reguliersdwarsstraat. Wij hebben
onze terecht befaamde Reguliersgracht, wier
stadsschoon nu reeds vele jaren geleden werd gered door de
krachtige samenwerking van allen wie het oude Am
sterdam lief is. Er is ook nog een Regulierssteeg, maar
deze is, wat den naam althans betreft, van jongen
datum: deze steeg heette tot 1909 Watersteeg, maar
werd toen ter onderscheiding van de Watersteeg aan
het Rokin van haar ouden naam ontdaan en Reguliers
steeg genoemd. En Amsterdam had in vroeger eeuwen
aan het einde van de Kalverstraat zijn Regulierspoort,
waarvan nog een toren, de Munttoren, bestaat. Toen
in 1593 de stad aan deze zijde werd uitgelegd, werd
een nieuwe poort gebouwd aan het einde der tegen
woordige Reguliersbreestraat; ook deze poort werd
weer Regulierspoort genoemd. Toen ook deze poort
door hernieuwden uitleg in het midden der zeventien
de eeuw binnen de bebouwing kwam te liggen, werd
zij niet afgebroken, maar tot een waag verbouwd. En
wederom heette deze waag de Regulierswaag en het
plein, waarop zij was komen te staan, kreeg den naam
van Reguliersplein of Reguliersmarkt; het werd later
de Botermarkt en heet thans het Rembrandtplein.
Herinnering aan de Regulieren is er te Amsterdam
dus genoeg. Wat waren evenwel de Regulieren en waar
aan danken zij hun bekendheid in dit gedeelte van
Amsterdam? Wat men kortelijk Regulieren noemde,
zijn eigenlijk Reguliere Kanunniken van de orde van
St. Augustinus, Augustijner monniken dus. Hun
klooster in of, naar de topographie van die dagen, bij
Amsterdam lag ongeveer op de plek waar tegenwoor
dig de Utrechtsche straat de Keizersgracht snijdt, dus
niet ver van de straten en grachten, die nu nog naar
de Regulieren zijn genoemd. Over de stichting en de
geschiedenis van het klooster zijn wij toevallig zeer
muis
HEERENGRACHT 5OO
AMSTERDAM
j^EUBE
TAP'JTEH
IDÖNEMJ
goed ingelicht. Het Amsterdamsche stadsarchief is
in het gelukkige bezit van het cartularium van het
Regulierenklooster, het boek, waarin de privilegiën,
vrijheden en gunstbewijzen, die de geestelijke en de
wereldlijke overheid aan dit convent hebben verleend;
daaruit kunnen ook de bezittingen van het klooster
worden opgemaakt.
Daardoor kunnen wij zelfs de voorgeschiedenis van
de stichting van het klooster nagaan. In 1391 schrijft
Paus Bonifacius IX in een bul aan den abt van
Egmond, dat twee priesters in het bisdom Utrecht,
Gijsbert Don en Dirk Sloger, in heiligen ijver en uit
begeerte om de aardsche goederen met de hemelsche
en de vergankelijke met de eeuwige door een gelukkige
ruiling te verwisselen", voornemens waren ergens in
het bisdom Utrecht op een geschikte plaats een kloos
ter der orde van St. Augustinus te stichten en daar
voor de middelen beschikbaar te stellen. Het convent
zou worden bewoond door een prior en twaalf
kanuniken. Aan den abt van Egmond wordt dan op
gedragen de voorbereidende maatregelen te treffen.
De abt heeft natuurlijk aan het pauselijk bevel ge
hoor gegeven. De stichtingsbrief, die van 24 Juli 1394
is gedateerd, is een notarieele acte, waarin als schen
kers voorkomen de bovengenoemde Qijsbert Don,
in wiens huis aan de Kerksteeg thans de Kerk
straat de oorkonde werdo pgemaakt, verder Pieter
Nicolaesz. van Uitgeest en Jan Dirksz., beide pries
ters, eindelijk Jan Sching, een leek; van Dirk Sloger
hooren wij niet meer; hij zal sedert 1391 zijn gestor
ven. Uit het stuk blijkt, dat het te stichten klooster
zal worden gebouwd nabij Amsterdam in de parochie
van Nieuweramstel. De noodige toestemming van de
wereldlijke en geestelijke overheid werd spoedig ver
kregen. Den 21 Januari 1395 gaf hertog Albrecht
vergunning tot de stichting van het klooster, dat hij
bij voorbaat onder zijn hooge bescherming nam. Ge
lijke toestemming werd eenige dagen daarna, den
8 Februari, van den bisschop van Utrecht, Frederik
van Blankenheim, verkregen.
Zoo was dan het klooster der Regulieren bij Amster
dam gesticht.
Als de eigenlijke stichter moet stellig de meerge
noemde Gijsbert Don worden beschouwd. Hij was
in het Amsterdam van zijn dagen een man van
beteekenis op geestelijk en kerkelijk gebied. Zijn naam
wordt genoemd in verband met de stichting ook van
andere kloosters, die der Oude Nonnen, van St.
Katharina en van St. Geertruid. Hij is overste van
het klooster der Oude Nonnen geweest van 1400 tot
1414 en wordt geroemd als herbergzaam voor vreem
delingen, mild voor de armen, een trooster der be
droefden en een beschermer der godvreezenden. Het
verwondert ons niet te vernemen, dat hij een leerling
was van den beroemden Geert Grote, den stichter
van de Broederschap des Gemeenen Levens en van
het klooster Windesheim. Gijsbert Don was dus
een aanhanger der moderne devotie, die door ver
standelijke ontwikkeling zedelijke verbetering en daar
door godsdienstige verheffing en verdieping tevens
wilde tot stand brengen. De moderne devotie was
ruim verbreid te Amsterdam; aan haar danken wij de
stichting van ta! van kloosters in het laatst der
veer? tiende en de eerste helft der vijftiende eeuw. Tot die
conventen behoorde ook het Regulierenklooster. Het
KONINKLIJKE BAZAR
82, ZEESTRAAT DEN HAAG
EEN WANDELING DOOR DEN KON. BAZAR
GELIJKT OP HET DOORBLADEREN V. E.
EN"
RELD VAN KUNST ENJKUNSTNIJVERHEID"
behoorde tot dezelfde orde als Windesheim; het kar».
ons dus niet verwonderen, wanneer wij hooren, dat.
dit Amsterdamsche klooster bij brief van den bisschop^
van Utrecht van St. NicoIaasavondHOO werd gebracht
onder het kapittel van Windesheim. ?!«?*?»
|K Wij kunnen niet stilstaan bij de vele voorrechten,.
die aan het Regulierenklooster door geestelijke en,
wereldlijke vorsten zijn verleend. De opvolgende gra
ven van Holland en bisschoppen van Utrecht hebbea
het klooster hun bescherming verzekerd en zijn voor
rechten vermeerderd. Ook van de Pausen genoot het
privilegiën en evenzoo van Keizer Karel V. Tijdens.
de regeering van dezen vorst overkwam het
kloosterhet groote onheil, dat het nooit meer is te boven ge
komen; het brandde in 1532 tot den grond toe af.
? Het groot-memoriaal der stad geeft daarvan het vol
gende verhaal: In den jare 1532 op Alreheyligen
avont onder de Vespere is verbrant geweest dat
Reguliers-klooster, gelegen neftens de poerte, genaemd;
de Reguliers-poerte, duer geleyd vuer ofte brandt
soesommige meenen, ende sijn de Reguliers
getransporteert tot Heyloo omtrent Alcmaer anno XXXIII in
den somer, overmits dese stede nyet gedoegen
wilde't verbrande cloester wederomme opgetimmert te
worden".
Volgens dit bericht was er dus sprake van kwaad
willigheid bij den brand van het klooster. Hoe dat
zij, het klooster is niet weer opgebouwd en de monni
ken verhuisden met hun prior naar het Regulieren
klooster te Heiloo. Wij hebben twee acten, van 1534
en 1535, waarbij de vereeniging der beide kloosters.
werd voltrokken. Blijkens die stukken zijn de Amster
damsche Regulieren in het bezit van het klooster te
Heiloo, maar bleef de abt daar in functie. Het
Hei' loosche convent was jonger dan het Amsterdamsche?
het dateerde van 1420 en was gewijd aan St.
Willebrord, wiens vereering ter plaatse zeer bekend was.
Men herinnert zich de Willebrordsput. Tot 1438 volg
den de monniken den derden regel van St. Franciscus,
daarna dien van St. Augustinus. Het was een aan
zienlijk gesticht, waarvaji de kerk niet minder dam
acht altaren bezat
De Amsterdamsche kloosterbroeders zijn tot 1571
in Heiloo gebleven. In dat jaar werd het klooster ge
ncorporeerd bij den nieuw opgerichten bisschops
zetel te Haarlem. Toen schijnt het gesticht ook reedu
in verval te zijn geweest. Wij vernemen althans, dat:
de kloostergebouwen toen zijn afgebroken; de laatste
kanunniken, zes in getal, kregen een functie in het
bisschoppelijk kapittel te Haarlem; de laatste
Heiloosche prior werd de eerste proost van het
Haarlemsche kapittel.
Intusschen lag het kloostererf bij Amsterdam sedert
den brand van 1532 woest en ledig. Het kwam natuur
lijk in het bezit van het Heiloosche convent. De prior
verhuurde het aan den befaamden schout van Amster
dam, Willem Dircksz. Bardes, die van het terrein een,
soort buitentuin maakte, die hij twintig jaren lang in,
gebruik heeft gehouden. Toen de huurtijd in 1564=
voorbij was, besloot het klooster het terrein te
verkoopen. De kooper werd het bovengenoemde kathe
draal-kapittel van Haarlem. Dit kapittel gaf nu de
hofstede met boomgaard en annexen in eeuwigen
erfpacht aan den bovengenoernden proost.
Toen kwam de groote opstand en de groote oorlog.
Amsterdam sloot zich voorloopig niet bij den op
stand aan, maar werd juist daardoor van alle zijdea
bedreigd. Daarom besloot de stadsregeering
allehinderlijke bouwsels bij de poorten en muren der stad
te verwijderen. In spijt van het protest van den proost
ging men tot den afbraak over: wat er nog van de
kloostergebouwen overeind stond, werd gesloopt; de
boomen van den hof werden omgehouwen. Voorloopig
bleef nu de Reguliershof, zooals men het terrein
wasgaan noemen, onbebouwd liggen. Maar na 1578, toen
het gevaar voor Amsterdam was geweken, werd de
hof weer betimmerd en beplant: het werd blijkbaar
een lusttuin met een herberg voor den dorstigen en
hongerigen mensch. In de zeventiende eeuw is hier
eenigen tijd de hortus of artsenij-tuin, zooals men toen
zeide, geweest; ook werden hier lessen in de botanie
gegeven. Ook dat alles verdween, toen in 1663 dt
Keizersgracht werd doorgetrokken; toen zijn nog de
fundamenten van klooster en kapel teruggevonden.
Thans is van dat alles niets meer over dan de naam.
Maar juist daardoor zullen de Amsterdamsche Regu
lieren in onze herinnering blijven voortleven.
JOS. HARTOG
Hoofdsteeê17 Nobelstraat 28
Rotterdam Utrecht.
VERREKIJKER speciale aanbieding fl.3.2:»
bij vooruitbetaling.